ECLI:NL:RBAMS:2024:7089

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
13-164614-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot opgeëiste persoon uit Polen

Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen is uitgevaardigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een individueel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon, die in Polen gedetineerd zou worden, en heeft een termijn van 30 dagen gesteld om te onderzoeken of er wijzigingen in de omstandigheden kunnen optreden die dit gevaar kunnen wegnemen. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is momenteel gedetineerd. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 23 juli 2024 geoordeeld dat er een algemeen reëel gevaar is van schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon verlengd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, tenzij er binnen de gestelde termijn van 30 dagen nieuwe informatie wordt ontvangen die de situatie kan veranderen. De rechtbank heeft ook de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 19 december 2024 of uiterlijk 10 dagen daarna, afhankelijk van de ontvangen informatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-164614-24
Datum uitspraak: 20 november 2024
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 17 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2011 door
the Regional Court in Warsaw, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 9 juli 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 juli 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. van der Vlies, advocaat in Purmerend en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 23 juli 2024
De rechtbank heeft bij uitspraak van 23 juli 2024 [3] het onderzoek heropend en geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remandregime in Polen terechtkomen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd, om de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag te laten beantwoorden
of, indachtig de omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor het
remand
regime is aangenomen, dit gevaar - al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de
opgeëiste persoon kan worden weggenomen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de in de tussenuitspraak genoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en
derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met
30 dagen. Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond
van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Raadkamer 4 september 2024
De raadkamer heeft op 4 september 2024 de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met 30 dagen. Ook heeft de raadkamer de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen en het schorsingsverzoek afgewezen.
Raadkamer 4 oktober 2024
De raadkamer heeft op 4 oktober 2024 de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met 30 dagen. Ook heeft de raadkamer de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen en het schorsingsverzoek afgewezen.
Zitting 6 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voortgezet op de zitting van 6 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. van der Vlies, advocaat in Purmerend en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en
derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met
30 dagen. Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond
van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 23 juli 2024 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid, het gelijkstellingsverweer en over artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
3.1.
Gelijkstellingsverweer
De raadsvrouw heeft ten behoeve van een beroep op gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander de rechtbank aanvullende stukken doen toekomen en op de zitting van 6 november 2024 wederom een beroep op gelijkstelling gedaan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de nieuw overgelegde stukken dat ook deze geen objectieve gegevens bevatten ter onderbouwing van de rechtmatigheid van het verblijf; stukken zoals (bijvoorbeeld) belastingaanslagen ontbreken nog steeds. De rechtbank is daarom (opnieuw) van oordeel dat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft. Het beroep op artikel 6 OLW slaagt dus niet.

4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 6 van de tussenuitspraak van 23 juli 2024. De rechtbank heeft in die tussenuitspraak overwogen dat sprake is van een algemeen gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. De overwegingen uit voornoemde uitspraken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Deze vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
In het kader van dit nadere onderzoek heeft de rechtbank bij tussenuitspraak van 23 juli 2024 de volgende nadere vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten:
“1) De rechtbank begrijpt uit het CPT-rapport dat voorlopig gehechten minimaal 3 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel ter beschikking hebben. Kan, tegen de achtergrond van het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punten 75-76), voor de opgeëiste persoon worden gegarandeerd dat hij minimaal 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zal krijgen in het Huis van Bewaring waar hij terecht komt? Of zal hij slechts tussen de 3 en 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel krijgen?
2) Kan de opgeëiste persoon deelnemen aan activiteiten in het betreffende Huis van Bewaring?
3) Indien hij ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?
4) Geldt voor de opgeëiste persoon dat hij, indien hij contact met de buitenwereld wil hebben door gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek, voorafgaand aan ieder bezoek of telefoongebruik altijd toestemming zal moeten vragen?
5) Zo ja, hoe lang duurt de procedure (inclusief het rechtsmiddel) om toestemming te krijgen voor het gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek?”
Op 17 oktober 2024 hebben de Poolse autoriteiten deze vragen voor zover relevant als volgt beantwoord:
“ (…)
Pursuant to the Regulation No 34/2023 of the Head of the Prison Services in Warsaw of 14th September, 2023 regarding detailed zoning of putting under arrest of persons convicted and punished at custodies and prisons regarding their participation in the procedural actions, a man arrested and remaining in temporary custody at the disposal of District Prosecutor’s Office Warszawa-Wola in Warsaw shall be remanded in Custody Warszawa-Służewiec. It means that assuming that [opgeëiste persoon] is surrendered to the Polish party, it is highly probable that he will be put under arrest in the aforementioned penitentiary unit.
(…)
According to information of the Head of the Custody Warszawa-Służewiec, while remanding in custody, persons jailed can participate in cultural and educational activities organised in the ward they have been accommodated in. There are organised some competitions and common activities according to the schedule of the activities prepared by a particular ward. The persons jailed can use the common-room of the ward, inter alia, they can play table-tennis, use gymnastic equipment and recreation appliances. The jailed can use the common, club space minimum twice a week for an hour according to the schedule. When the common-room is free and the jailed asks to use the premises beyond the schedule, he is also allowed to stay there. There is a library and radio broadcasting there. Books are delivered to the residential cells according to the made requests. The persons jailed are allowed to have some press subscription out of their own financial means and they receive also, as far as possible, the press purchased by the penitentiary unit.
In the central common-room of pavilion A, there are organised special interests groups
according to the weekly plan of the cultural and educational classes and sports classes.
Moreover, there are also organized general development activities in the central common-
room, where the sport appliances and equipment are available such as gymnastic
mattresses, table-tennis , foosball table, elliptical trainer and exercise bike. Pursuant to Art.
221 section 1 point 5 of Execution Criminal Code, a person remanding in temporary custody
can also be granted a statutory bonus such as a permit to participate more frequently in the
cultural and educational classes of gymnastics and sports.
It shall be, therefore, considered that the persons remanding in temporary Custody
Warszawa-Służewiec can participate by themselves in the club activities and use the available
sport equipment there and in the religious services as well. Attending the club classes lasts
for about an hour on average, twice a week. Additionally, the jailed person is entitled to, at
least, one hour walking time, thus finally it gives about 2,5 hour of staying beyond the
residential cell, excluding any other activities organised beyond the residential cell such as
participation in visits, phone- calls carried out by a self-collecting telephone, participation in
the procedural actions, educational meetings and psychological conversations, medical
treatment, etc. depending on the individual case of the person jailed.
(…)
The person remanding in temporary custody is allowed to use a self-collecting telephone to
contact his/her counsel of defence and his/her family and other next of kin, pursuant to Art.
217c of Execution Criminal Code. It means that the person jailed can use at least once a
week, in the stated time according to the rules and regulations valid in the custody, the self-
collecting telephone to contact his counsel of defence, legal representative being the
attorney or legal advisor and his representative not being an attorney and/or attorney or
legal advisor who has been accepted by the Chairman of the European Court of Human
Rights Chamber to represent a person remanding in temporary custody at this Court.
In particularly specific and justified cases, especially when the direct contact is not possible or
clearly difficult or if it results from a sudden life condition, the person jailed can also use, in
the stated time according to the rules and regulations valid in the custody, the self-collecting
telephone to contact other person than the one specified above. Conducting of such
conversation needs a permit, each time, of the authority that the jailed person remains in
disposition of issued as a regulation unless the authority that the jailed person remains in
disposition of decides otherwise.
According to the internal rules and regulations valid in the Custody Warszawa-Służewiec, the
person jailed can use at least twice a week, from Monday to Sunday 08:00-18:00, excluding
meals time and setting duties by the ward officer, the self-collecting telephone to contact
the family and other next of kin after being granted the permit to do so by the authority
which decides about the usage of the self-collecting telephone with the stated person at the
own cost or interlocutor’s cost. The detailed conditions of use are specified in the schedules
available in the residential wards.
Regarding visits to see the jailed person it shall be mentioned that pursuant to Art. 217 § 1
Execution Criminal Code a person remanding in temporary custody can obtain the visit after
issuing a consent regulation in that subject by the authority he/she remains in disposition of.
When the jailed person remains to the disposition of a few authorities, the visit consent must be issued by each of them unless stipulated otherwise by these authorities. The jailed person is allowed to have at least one visit a month with his/her next of kin, with the restriction that such a visit could not lead to impairing the criminal proceedings.
(…)
At the same time, we inform that the time of the procedure of obtaining the consent for
telephone use and regulation for jail-visit has not been decided in the valid legal provisions.
In practice, such requests are recognised by Prosecutors of District Prosecutor’s Office
Warszawa-Wola in Warsaw with no delay after being received. It means that ,most often, the person jailed receives the consent for particular actions a few days after submitting his/her request.
(…)
Regarding the living conditions of the residential multi-person cells in the Custody Warszawa- Służewiec it shall be said that the residential area for one jailed is from 3m² to 4m² a person. The usage area of a residential cell that is considered while deciding about its purpose and its capacity means the area without blank doors, heater recesses and the area of sanitary appliances corners.”
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan het EAB geen gevolg moet worden gegeven en de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat overlevering van de opgeëiste persoon tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal leiden. Concrete garanties dat de opgeëiste persoon meer dan één uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen zijn namelijk niet gegeven. Hoewel in het antwoord van de Poolse autoriteiten melding wordt gemaakt van tweeënhalf uur buiten de cel, is onduidelijk of dit per dag of per week is en ook uit de overige beschrijving valt geen herleiding naar deze tweeënhalf uur te maken. Bovendien is deelname aan activiteiten buiten de cel niet gegarandeerd, maar afhankelijk gemaakt van het gedrag van medegedetineerden, waarvan vervolgens ook onduidelijk is hoeveel uur deze activiteiten betreffen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de aanvullende informatie geen gevaar op een schending van artikel 4 van het Handvest meer bestaat. De opgeëiste persoon wordt namelijk 3 tot 4 m2 persoonlijke ruimte op cel geboden, waarbij de officier van justitie er verder vanuit gaat dat de tweeënhalf uur buiten de cel die worden genoemd per dag zijn. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – onder verwijzing naar de eerdergenoemde tussenuitspraak – van oordeel dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen, welk gevaar ook concreet de opgeëiste persoon raakt. De aanvullende informatie van 17 oktober 2024 van de Poolse autoriteiten neemt het gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon namelijk niet weg. Voor de opgeëiste persoon is immers niet meer dan 3 m2 persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel gegarandeerd, terwijl geen duidelijke garanties zijn verstrekt ten aanzien van het aantal uren dat de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan verblijven. Hoewel uit de aanvullende informatie blijkt dat er verschillende activiteiten zijn waaraan de opgeëiste persoon kan deelnemen, is deelname afhankelijk van verschillende factoren en derhalve geen garantie. Daarbij komt dat voor sommige van de activiteiten staat vermeld dat aan de activiteiten twee keer per week voor één uur kan worden deelgenomen. Voor andere vermelde activiteiten is helemaal niet vermeld hoe vaak en hoelang daaraan kan worden deelgenomen. Op grond van het antwoord van de Poolse autoriteiten kan de rechtbank dan ook niet herleiden of de tweeënhalf uur in de zinsnede “
additionally, the jailed person is entitled to, at least, one hour walking time, thus finally it gives about 2,5 hour of staying beyond theresidential cell”per dag of per week is. Daarbij is door toevoeging van het woord ‘
about’zelfs het aantal van tweeënhalf uur geen garantie maar kennelijk slechts een schatting.
Nu op grond van de verstrekte informatie enkel kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in ieder geval iedere dag één uur per dag buiten zijn cel mag wandelen en verder onduidelijk is hoeveel tijd hij daarnaast dagelijks buiten zijn cel kan verblijven, is de rechtbank van oordeel dat het aangenomen algemene gevaar in de concrete situatie van de opgeëiste persoon niet is weggenomen. Het kernpunt bij de vaststelling van het ‘algemene gevaar’ dat slechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopige gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren op zijn cel doorbrengt, is gelet op voornoemde immers ook aan de orde in de detentiesituatie van de opgeëiste persoon in de
Remand Prisonin
Warszawa-Służewiec.
Nu door de aanvullende informatie het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen, stelt de rechtbank vast dat er voor de opgeëiste persoon een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat.
Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering aan, omdat er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd – kan worden uitgesloten.
Hoewel het in deze fase normaliter niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), acht de rechtbank het niet ondenkbaar dat informatie met betrekking tot de hierboven in de vragen van de rechtbank genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren. Op de volgende zitting zal de rechtbank onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden optreedt.
De rechtbank stelt hierbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn van 30 dagen waarbinnen dergelijke informatie dient te worden ontvangen.
De voortzetting van de zaak zal worden ingepland op het einde van deze termijn (op 19 december 2024) of uiterlijk 10 dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of een wijziging in de omstandigheden binnen de termijn van 30 dagen is opgetreden.
Op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW, verlengt de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Wanneer binnen de hierboven gestelde redelijke termijn van 30 dagen geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, zal aan de overlevering ingevolge het thans geldende artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven en zal de officier van justitie niet ontvankelijk worden verklaard.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw moet worden ingepland op een zitting op
19 december 2024 of uiterlijk 10 dagen daarna.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.L. op 't Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en Ç.H. Dede, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.