ECLI:NL:RBAMS:2024:7084

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
13-271803-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Hongarije

Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het Gerechtshof van Debrecen op 21 juni 2021, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Hongarije is geboren in 1985 en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 6 november 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, en een tolk in de Hongaarse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in hoger beroep is gegaan, maar dat dit proces in zijn afwezigheid is afgedaan. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon geen gebruik heeft kunnen maken van zijn verdedigingsrechten. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zijn adreswijzigingen niet door te geven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot het arrest heeft geleid, er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon is vastgesteld. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd voor de feiten die in het EAB zijn omschreven, waaronder deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-271803-24
Datum uitspraak: 20 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 5 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 juni 2021 door het Gerechtshof van Debrecen Team Penitentiaire zaken, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een vonnis met nummer 58.B.1406/2017/192 van 17 juni 2020 van het Kantongerecht van Debrecen, dat met het arrest met nummer 2.Bf.221/2020/50 van het Gerechtshof van Debrecen op 19 mei 2021 kracht van gewijsde heeft verkregen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaren en twee maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon geen gebruik van zijn verdedigingsrechten heeft kunnen maken. De opgeëiste persoon heeft hoger beroep ingesteld met zijn toegevoegde raadsman, waarbij hij heeft aangegeven aanwezig te willen zijn bij het proces. De procedure in hoger beroep is desondanks in afwezigheid van de opgeëiste persoon afgedaan. Uit de stukken blijkt niet dat de opgeëiste persoon, die Hongarije op dat moment al had verlaten, is opgeroepen op zijn verblijfsadres. Daarbij komt dat aan de opgeëiste persoon geen uitdrukkelijke instructie is gegeven om adreswijzigingen door te geven. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouw verwezen naar een nog ongepubliceerde tussenuitspraak van deze rechtbank van 31 oktober 2024 in een andere overleveringsprocedure, waarin is besloten tot heropening van de zaak, zodat aanvullende vragen konden worden gesteld over de gang van zaken met betrekking tot de betekening van de dagvaarding. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om de Hongaarse autoriteiten aanvullende vragen te stellen over de reden dat de zaak in afwezigheid van de opgeëiste persoon is afgedaan.
3.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW van toepassing is, maar dat de rechtbank kan afzien van weigering van de overlevering. Uit de stukken blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon wist van de procedure in hoger beroep en van de instructie om adreswijzigingen door te geven die voor de gehele procedure geldt, waaraan hij heeft nagelaten te voldoen. De opgeëiste persoon heeft daarom onzorgvuldig gehandeld met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor de Hongaarse autoriteiten.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit onderdeel d) van het EAB, in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van 7 oktober 2024 en 22 oktober 2024, blijkt het volgende. De opgeëiste persoon is aanwezig geweest bij de procedure in eerste aanleg en heeft samen met zijn toegevoegde raadsman hoger beroep ingesteld. Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft de opgeëiste persoon op 5 februari 2018 een adres doorgeven. Tijdens zijn politieverhoor als verdachte op 18 augustus 2014 is de opgeëiste persoon gewezen op de instructie om adreswijzigingen door te geven, voor ontvangst waarvan hij heeft getekend. Deze adresinstructie bestond eruit dat de opgeëiste persoon bij wijziging van zijn verblijfsadres dit binnen drie werkdagen moest doorgeven aan de relevante autoriteiten en dat deze adresinstructie geldt voor de gehele strafrechtelijke procedure inclusief hoger beroep.
Anders dan in de zaak waarnaar door de raadsvrouw is verwezen is getracht de oproep voor de zitting in hoger beroep op meerdere adressen aan de opgeëiste persoon te betekenen. Zo is voorafgaand aan de eerste zitting in hoger beroep op 7 december 2020 geprobeerd de opgeëiste persoon te dagvaarden op het adres zoals opgenomen in het vonnis in eerste aanleg. De akte van uitreiking is aan het gerechtshof geretourneerd met de mededeling
‘moved’.Vervolgens zijn de adresgegevens van de opgeëiste persoon in het register opgevraagd. Daaruit bleek dat van de opgeëiste persoon zowel een inschrijfadres als een verblijfsadres in [plaatsnaam] , Hongarije bekend was. De Hongaarse politie heeft beide adressen bezocht en gevraagd naar de opgeëiste persoon, maar hem daar niet aangetroffen. Ook is een derde adres in [plaatsnaam] , Hongarije – welke door de opgeëiste persoon bij zijn verhoor als verdachte is opgegeven – gecontroleerd door de politie, waar hij ook niet is aangetroffen.
Verder heeft de opgeëiste persoon op 27 augustus 2024 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij wist dat een procedure in gang was, dat hij wachtte op een zitting in die procedure, maar dat het erg lang duurde en dat hij op een gegeven moment Hongarije heeft verlaten.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep. Het had op zijn weg gelegen om contact te onderhouden met zijn advocaat of de Hongaarse autoriteiten over de datum van de zitting in hoger beroep. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Daarbij komt dat de opgeëiste persoon blijkens de informatiestaat van de Strafrechtketendatabank betreffende de opgeëiste persoon van
26 augustus 2024 zelfs ten tijde van de zitting in deze zaak nog staat ingeschreven op het derde, hierboven genoemde Hongaarse adres waar de autoriteiten hebben geprobeerd de dagvaarding in de hoger beroepsprocedure aan hem te betekenen. Daarom levert het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.
Concluderend staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
  • deelneming aan een criminele organisatie;
  • illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
  • illegale handel in wapens, munitie en explosieven.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Gerechtshof van Debrecen Team Penitentiaire zaken (Hongarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.L. op 't Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en Ç.H. Dede, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (