ECLI:NL:RBAMS:2024:7076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
13-259024-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel uit Tsjechië

Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Tsjechische autoriteiten was uitgevaardigd op 27 mei 2024. De zaak is eerder aangehouden om gelijktijdig uitspraak te kunnen doen in een andere zaak van dezelfde opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat deze de Tsjechische nationaliteit heeft. Tijdens de zittingen op 2 oktober en 6 november 2024 zijn de procesgang en de ontvankelijkheid van de officier van justitie besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat volgens artikel 29, tweede lid, OLW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de nodige wettelijke bepalingen in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-259024-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 20 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 16 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 mei 2024 door
the District Court in Ústí nad Labem, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Tsjechië) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 2 oktober 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak 16 oktober 2024
De rechtbank heeft bij uitspraak van 16 oktober 2024 het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, om het antwoord van de Tsjechische autoriteiten af te wachten op de vraag die is gesteld in de zaak van de opgeëiste persoon (13-259212-24) die gelijktijdig met dit EAB is behandeld en wat mogelijk gevolgen kan hebben voor de behandeling van deze zaak, zodat gelijktijdig uitspraak in beide zaken kan worden gedaan. Dezelfde dag heeft de rechtbank besloten de schorsing van de gevangenhouding op te heffen.
Zitting 6 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voortgezet op de zitting van 6 november 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [3] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [4]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 16 oktober 2024 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de (dubbele) strafbaarheid en de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. Het onderzoek is bij tussenuitspraak enkel aangehouden om de zaak gelijktijdig te kunnen afdoen met de zaak van de opgeëiste persoon met parketnummer 13-59212-24.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de vraag opgeworpen in hoeverre de officier van justitie nog ontvankelijk is in de vordering. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2024 blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon niet meer verblijft op het adres waar hij volgens zijn schorsingsvoorwaarden moet verblijven en dat hij met heel zijn hebben en houwen is vertrokken.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering, omdat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon niet meer in Nederland verblijft.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Ústí nad Labem, Tsjechië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.L. op 't Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en Ç.H. Dede, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22 OLW.
4.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.