ECLI:NL:RBAMS:2024:7073

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
AMS 24/3529
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Dienst Toeslagen inzake Catshuisregeling en kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van den Ende, en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. M. Burghout en mr. D. Uç. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Dienst Toeslagen van 1 september 2022, waarin werd medegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor een vergoeding op grond van de Catshuisregeling. Het bezwaar werd op 18 juni 2024 niet-ontvankelijk verklaard, waarna eiseres beroep instelde. De Dienst Toeslagen trok het eerdere besluit in en nam op 5 september 2024 een herziene beslissing, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk was, omdat eiseres geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling daarvan. Het beroep tegen het herziene besluit werd inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet als gedupeerde ouder kon worden aangemerkt en dus geen recht had op de compensatie van € 30.000,- die de Catshuisregeling biedt. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen de lichte toets correct had uitgevoerd en dat er geen sprake was van institutionele vooringenomenheid of bijzondere hardheid in het geval van eiseres.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht had op een schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.312,50 en het griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/3529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Burghout en mr. D. Uç).

Inleiding

1. Met een besluit van 1 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van de Catshuisregeling.
2. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met een besluit van 18 juni 2024 (het bestreden besluit 1) op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift toegestuurd.
4. Op 5 september 2024 heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit 2). Verweerder heeft het bestreden besluit 1 ingetrokken en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
5. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben beide gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.

Wat aan deze procedure voorafging

Het beroep tegen het bestreden besluit 1
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder hangende het beroep een herziene beslissing op het bezwaar heeft genomen. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft het beroep van eiseres mede betrekking op deze herziene beslissing op bezwaar.
7. Nu verweerder met de herziene beslissing op bezwaar het bestreden besluit 1 heeft ingetrokken, heeft eiseres geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 1. De rechtbank zal daarom het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hieronder het beroep tegen het bestreden besluit 2 inhoudelijk beoordelen.
Het beroep tegen het bestreden besluit 2
Waar gaat deze zaak over?
8. Eiseres heeft zich gemeld bij verweerder voor een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag om te zien of zij in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van de Catshuisregeling.
9. Met het primaire besluit heeft verweerder de zogenoemde ‘eerste of lichte toets’ uitgevoerd. Eiseres is in die lichte toets door verweerder vooralsnog niet aangemerkt als gedupeerde ouder en aan haar is dan ook geen forfaitaire compensatie van € 30.000,- (de Catshuisregeling) toegekend. [1]
10. Na de lichte toets is een ‘definitieve of integrale toets’ gevolgd. Deze heeft plaatsgevonden in een besluit van 20 oktober 2023 voor eiseres. Zij heeft geen recht op een vergoeding op grond van de Catshuisregeling. Verweerder volgt hiermee het advies van de Commissie van Wijzen op. Er bestaat volgens verweerder geen recht op forfaitaire compensatie op grond van de lichte dan wel de integrale toets, nu in het geval van eiseres niet is gebleken dat sprake is van institutionele vooringenomenheid of bijzondere hardheid. De wijzigingen in haar kinderopvangtoeslag zijn namelijk enkel het gevolg van wijzigingen in het toetsingsinkomen van eiseres of wijzigingen in het aantal afgenomen opvanguren en zijn derhalve verklaarbaar.
11. Met het bestreden besluit 2 is verweerder daarom bij het primaire besluit gebleven.
Standpunt eiseres
12. Eiseres vindt dat zij wel gedupeerde is van de toeslagenaffaire en dat zij recht heeft op een vergoeding op grond van de Catshuisregeling. Zij stelt zich op het standpunt dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft genomen en onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarnaast voert eiseres aan dat zij nog steeds niet haar (volledige) ouderdossier heeft gekregen. In het verlengde daarvan zou zij graag het resultaat willen zien van een zoekvraag in het WDE-systeem met haar BSN-nummer.

Beoordeling door de rechtbank

13. De rechtbank beoordeelt of verweerder eiseres terecht geen compensatie van
€ 30.000,- heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
14. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
15. Ouders die gedupeerd zijn in het kader van door hen aangevraagde kinderopvangtoeslag hebben recht op herstel. Daarvoor bestaan verschillende regelingen. De Catshuisregeling is gemaakt om gedupeerde ouders sneller en ruimer te compenseren. In de zogeheten lichte of eerste toets wordt beoordeeld of degene die zich heeft aangemeld recht heeft op herstel. Hierbij wordt gekeken of recht bestaat op een compensatie van
€ 30.000,-. Hiervoor moet sprake zijn van institutionele vooringenomenheid of bijzondere hardheid. Op de zitting heeft verweerder verder toegelicht op welke wijze zij de zogeheten lichte of eerste toets heeft uitgevoerd. De lichte toets behelst een data-analyse en indien nodig daarna een handmatige lichte toets.
16. Bij de integrale beoordeling wordt uiteindelijk definitief beoordeeld of een ouder in aanmerking komt voor een (hogere) compensatie of tegemoetkoming. In het kader van de integrale beoordeling heeft verweerder vastgesteld dat eiseres niet aangemerkt kan worden als een aanvrager van kinderopvangtoeslag die schade heeft geleden (een gedupeerde ouder), zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Zij komt daarom ook niet in aanmerking voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht. Omdat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de uitkomst van de integrale beoordeling, volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiseres dus ook niet in aanmerking kan komen voor een vergoeding op grond van de lichte toets.

Ouderdossier

17. Deze procedure gaat over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit 2. Het verzoek om verstrekking van het ouderdossier maakt geen deel uit van dit besluit zodat de rechtbank alleen al om die reden niet over dit verzoek kan beslissen.
17. Verweerder heeft het bezwaardossier aan eiseres doen toekomen. Verweerder moet op grond van de Awb alle op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen. [2] Het ouderdossier, zoals verweerder in het verweerschrift en op de zitting heeft toegelicht, omvat veel meer. Zo bestaat dit dossier uit alle stukken die verweerder op basis van het BSN-nummer van eiseres in alle systemen tegenkomt. Eiseres heeft dit niet bestreden. Voor het oordeel dat verweerder het ouderdossier had moeten verstrekken is daarom geen grond.
Overschrijding redelijke termijn
19. Eiseres heeft aanspraak gemaakt op een schadevergoeding vanwege schending van de redelijke termijn. [3] Eiseres heeft op 7 november 2022 een bezwaarschrift ingediend, dat op 9 november 2024 is ontvangen. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar, had in deze procedure dus uiterlijk op 9 november 2024 uitspraak moeten worden gedaan. De rechtbank doet uitspraak op 20 november 2024. Dit levert een termijnoverschrijding op van bijna twee weken. Uitgaande van een schadebedrag van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, zal de rechtbank aan eiseres een schadevergoeding van € 500,- toekennen.
20. De bezwaarfase heeft vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift meer dan een half jaar geduurd, namelijk zo’n 1,5 jaar. De beroepsfase heeft vanaf de ontvangst van het beroepschrift ongeveer zes maanden geduurd. De termijnoverschrijding wordt daarom toegerekend aan de bezwaarfase. Hieruit volgt dat verweerder € 500,- dient te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat dit besluit niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
22. Verweerder moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden, omdat er een herziene beslissing op bezwaar is genomen. Zij krijgt om deze reden ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
23. De kosten voor het verzoek om schadevergoeding stelt de rechtbank vast op
€ 437,50,- (1 punt voor het indienen van het verzoek en wegingsfactor 0,5). Verweerder moet deze proceskosten betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50,-;
  • veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 500,-.;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.7, eerste lid, Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2.Artikel 8:42, eerste lid Awb.
3.Artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).