ECLI:NL:RBAMS:2024:7071

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/13/727926 FA RK 23/188
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder in een gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 november 2024 een beschikking gegeven over de gezamenlijke gezagsuitoefening van twee minderjarige kinderen door hun ouders. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.L. Spekschoor, verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.D. van Doorn, het gezamenlijk gezag in stand wilde houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de kinderen, vooral op het gebied van medische zorg. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te behouden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet in het belang van de kinderen was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Daarom heeft de rechtbank besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder het eenhoofdig gezag toe te kennen, zodat zij tijdig de juiste zorg voor de kinderen kan regelen. De rechtbank heeft ook de zorg- en omgangsregeling en de vakantieregeling vastgesteld, waarbij de kinderen bij beide ouders verblijven volgens een gestructureerd schema. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/727926 / FA RK 23/188
Beschikking van 18 november 2024 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.L. Spekschoor te Amsterdam,
tegen
[vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.D. van Doorn te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige kinderen van partijen,
hierna te noemen de bijzondere curator.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 6 maart 2024 van deze rechtbank:
- is de Raad is verzocht advies uit te brengen omtrent de in deze beschikking geformuleerde vragen, te weten:
1. Welke gezagsvoorziening is het meest in het belang van de minderjarigen (eenhoofdig gezag bij een van beide ouders of gezagsbeëindiging)?
2. Welke hoofdverblijfplaats is in het belang van de kinderen en om welke reden?
3. Welke zorg/omgangsregeling is in het belang van de kinderen?
4. Zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
5. Is er aanleiding voor een kinderbeschermingsmaatregel?
- is de moeder vervangende toestemming verleend voor het door de kinderarts in het belang van [minderjarige 1] geachte diagnostisch (vervolg) onderzoek;
- is bepaald dat beide ouders bij ouders bij belangrijke besprekingen over de kinderen aanwezig mogen zijn, maar dat bij periodieke behandelingen alleen de ouder aanwezig is, die op dat moment volgens de reguliere zorgregeling de zorg heeft over het betreffende kind;
- en is een regeling vastgesteld t.a.v. de mei- en zomervakantie 2024;
- de overige verzoeken zijn aangehouden, in afwachting van de uitkomst van het raadsonderzoek.
1.2.
Hierna is bij de rechtbank binnengekomen:
  • een F9 formulier van de moeder van 13 juni 2024 met een aanvullend verzoek en bijlagen;
  • het rapport van de Raad van 16 oktober 2024;
  • het F9 formulier van de moeder van 17 oktober 2024 met bijlagen. Hiertegen is door de vader bezwaar gemaakt, in die zin dat dit in een te laat stadium is ingediend.
Aangezien de inhoud van deze (recente) stukken relevant is voor de behandeling van de procedure zal de rechtbank deze stukken meenemen bij de beoordeling. Nu de vader tijdens de mondelinge behandeling op deze stukken heeft kunnen reageren, is de rechtbank van oordeel dat hierdoor de goede procesorde niet geschaad is.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024. Ter zitting zijn verschenen:
  • partijen, bijgestaan door hun advocaten;
  • de bijzondere curator en
  • namens de Raad, [naam] .
De bijzondere curator is, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling beiden pleitaantekeningen overgelegd.
1.4.
De datum van de beschikking is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

De Raad
2.1.
Uit het raadsrapport blijkt dat beide ouders het beste willen voor hun kinderen. Het lukt de ouders echter niet om samen beslissingen te nemen voor de kinderen. Dit staat met name op de voorgrond waar het gaat om de (para)medische zorg voor [minderjarige 1] , maar speelt ook bij algemene zaken zoals de aanmelding voor de tandarts en school. Er is een groot contrast tussen de moeder en specialisten enerzijds en de vader anderzijds. Het is tot op zekere hoogte prima als ouders in de opvoeding verschillen, tot het de gezondheid van de kinderen raakt. Als specialisten zich ergens over uitspreken en aangeven wat nodig is, dan zou het niet meer moeten gaan om visieverschil van ouders, maar moet deskundig advies gevolgd worden. Het lijkt erop dat vader steeds vaker deskundig advies negeert en in toenemende mate ondermijnend handelt.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] zitten klem tussen ouders en zij ervaren loyaliteitsproblemen.
T.a.v. het gezag en de hoofdverblijfplaats
De Raad wil het gezamenlijk gezag graag behouden. Het gezag bij één van de ouders acht de Raad niet wenselijk omdat de kinderen recht hebben op besluiten van beide ouders wanneer beide ouders bekwaam zijn. De Raad verwacht dat hulpverlening kan plaatsvinden in een vrijwillig kader. De Raad acht hulpverlening via Altra Ouderschap Blijft passend om ouders te helpen de samenwerking te verbeteren en een ouderschapsplan op te stellen. Bij voortduring van het gezamenlijk gezag is voorts passend dat ieder van partijen een kind bij zich inschrijft. De Raad stelt voor om [minderjarige 1] bij de moeder in te schrijven en [minderjarige 2] bij de vader. Een ondertoezichtstelling (OTS) acht de Raad niet nodig. Bij [minderjarige 2] is geen sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling. De Raad ziet bij [minderjarige 1] wel een mogelijk ernstige ontwikkelingsbedreiging omdat zij nu mogelijk niet de hulp krijgt die zij nodig heeft. De Raad gaat er echter vanuit dat ouders vrijwillig zullen meewerken aan hulpverlening.
T.a.v. de zorgregeling:
De Raad stelt een kleine aanpassing voor de zorgregeling voor, namelijk dat de kinderen in de week voorafgaand aan het weekend van vader, tot en met woensdagochtend bij moeder blijven en op woensdagochtend door haar naar school gebracht worden. De kinderen worden dan die woensdag door vader uit school gehaald. Zo is de aaneengesloten periode bij vader iets korter, hetgeen in het belang van de kinderen wordt geacht.
T.a.v. de vakantieregeling:
De Raad stelt voor:
De herfstvakantie (1w): wisselend per jaar. Het ene jaar moeder / het andere jaar vader.
De kerstvakantie (2w): wisselend per jaar 1e week moeder, 2e week vader en een jaar later andersom.
De voorjaarsvakantie (1w): vader / moeder wisselend per jaar (de andere ouder bij wie de kinderen in de herfstvakantie waren).
De meivakantie (2w): afwisselend per jaar 1e week vader, 2e week moeder en het volgende jaar andersom.
De zomervakantie (6w): afwisselend 1e helft moeder, 2e helft vader, het volgende jaar andersom.
Ten aanzien van de vakanties geldt dat de ouder waar de kinderen (het eerst) gaan verblijven, de kinderen ophaalt uit school voor de vakantie.
2.2.
Tijdens de zitting heeft de Raad het rapport aangevuld. De Raad heeft laten weten uit principiële overwegingen het standpunt te hebben ingenomen dat het gezamenlijk gezag in stand zou moeten blijven. Partijen zouden samen de beslissingen voor de kinderen moeten kunnen nemen, het lukt ze alleen niet. De Raad wil daarin geen keuze maken voor een van de ouders. De Raad heeft, nu ouders hulpverlening niet zien zitten, een ondertoezichtstelling van de kinderen overwogen, maar acht dat niet passend bij de situatie. Het probleem van de gezagsgeschillen wordt daarmee niet opgelost, aldus de Raad. Dan zou de gezinsmanager steeds vervangende toestemming moeten vragen.
De Raad heeft als laatste oplossing geadviseerd om de bijzonder curator als parental coördinator op te laten treden om zo de beslissingen voor de kinderen te nemen waar partijen samen niet uitkomen.
Als dat ook geen oplossing is, dan is de Raad van mening dat de rechtbank maar de knoop moet doorhakken wie het eenhoofdig gezag krijgt omdat de huidige situatie niet langer kan voortduren.
De gewijzigde verzoeken van partijen
2.3.
Naar aanleiding van het Raadsadvies hebben partijen hun verzoeken gewijzigd en aangevuld.
Deze luiden thans als volgt:
2.4.
De moeder verzoekt:
haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten;
de zorgregeling te wijzigen conform het advies van de Raad;
de vakantieregeling vast te stellen conform de beslissing van deze rechtbank van 6 mei 2024, waarbij de kerstvakantie qua verdeling gelijk is aan de meivakantie en tijdens vakanties van één week de reguliere regeling doorloopt;
een proceskostenregeling vast te stellen;
de verzoeken van vader af te wijzen.
2.5.
De vader verzoekt:
1. primair het gezamenlijk gezag in stand te laten en te bepalen dat ieder van partijen een kind bij zich inschrijft, waarbij de bijzondere curator wordt aangesteld als parental coordinator,
en subsidiair hem met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten;
2. de huidige zorgregeling in stand te laten;
3. de vakantieregeling vast te stellen conform het advies van de Raad;
4. de verzoeken van de moeder af te wijzen.
De standpunten van partijen
2.6.
De moeder onderbouwt haar verzoeken als volgt. Zij is van oordeel dat een gezagswijziging voor de beide kinderen noodzakelijk is. [minderjarige 1] wacht al ruim 2,5 jaar op de noodzakelijke zorg en ondanks alle inspanningen van de moeder, de rechtbank en de specialisten is er nog geen passende behandeling gestart door de weigerachtige houding van de vader. [minderjarige 1] heeft inmiddels een grote achterstand. Uit het Raadsrapport blijkt dat deze zorg voor [minderjarige 1] nodig is. Ook nadat de rechtbank vervangende toestemming heeft verleend voor medische behandelingen, zijn deze niet van de grond gekomen, omdat de vader afspraken blijft afzeggen. De moeder verwijst naar de door haar op 17 oktober 2024 ingediende stukken waaruit dit blijkt. En ook voor [minderjarige 2] is een gezagswijziging noodzakelijk omdat hij last heeft van de obstructie door de vader. Dit was onder meer duidelijk merkbaar bij zijn onderwijsbehoeften.
De moeder is van oordeel dat het gezamenlijk gezag moet worden beëindigd nu dit niet langer in het belang van de kinderen is. Zij dreigen klem en verloren te raken. De moeder biedt de stabiliteit die de kinderen nodig hebben en volgt de adviezen van de artsen wel op, zodat het eenhoofdig gezag aan haar dient te worden toegekend. Verdere hulpverlening of een parental coördinator is wat moeder betreft geen optie meer gezien de geschiedenis tussen partijen en alles dat reeds is geprobeerd. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat [minderjarige 1] met verdere hulpverlening of een parental coördinator wel tijdig de juiste zorg krijgt.
De moeder acht de wijziging van de zorgregeling zoals de Raad voorstelt in het belang van de kinderen en wenst de vakantieregeling vastgesteld te zien conform de beslissing van deze rechtbank van 6 mei 2024 met de aanvulling dat tijdens de vakanties van één week de reguliere regeling doorloopt.
2.7.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten een parental coördinator wel een goed idee te vinden. Partijen liggen wel uiteen wat betreft medische zorg, maar niet zo ver als de moeder doet voorkomen. De vader legt uit dat hij niet altijd goed wordt geïnformeerd door de moeder, waardoor hij meer informatie wenst voordat hij zijn toestemming verleent aan een medische behandeling. Ook wordt hij door de moeder niet altijd betrokken bij behandelingen voor de kinderen, waardoor deze worden gepland op dagen dat vader verhinderd is; daardoor dient hij de behandeldagen te verzetten. Met hulp van een parental coördinator kan het gezamenlijk gezag wat de vader betreft primair in stand blijven en kan ieder van partijen een kind bij zich inschrijven, hetgeen passend is bij deze situatie, te weten gezamenlijk gezag en gedeelde zorg (co-ouderschap).
Als een parental coördinator geen optie meer is, dan wenst de vader het eenhoofdig gezag uit te oefenen. De vader is van oordeel dat de moeder de kinderen, met name [minderjarige 1] , te veel belast met onnodige medische behandelingen. Hij wil dat de kinderen kind kunnen zijn en niet belast worden met irreële angsten van de ouders. De vader is in staat om rust en duidelijkheid voor de kinderen te creëren.
De vader is van oordeel dat de huidige zorgverdeling in stand moet worden gelaten en ziet geen redenen voor een wijziging zoals de Raad voorstelt, dit zou een vermindering van zijn tijd met de kinderen inhouden, hetgeen niet in hun belang is. Wat betreft de vakantieregeling kan de vader instemmen met het voorstel van de Raad.
De rechtbank
Gezag
2.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n juncto artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen, het gezamenlijk gezag beëindigen (onder andere) als na de aantekening van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt, indien a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.9.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat beide ouders gezag hebben over hun kinderen.
Echter, zoals de rechtbank reeds bij beschikking van 6 mei 2024 heeft overwogen, is gezamenlijk gezag in dit geval niet langer houdbaar. De rechtbank ziet twee ouders die het beste met hun kinderen voor hebben, ieder op hun eigen manier en vanuit hun eigen opvattingen. Echter, het lukt de ouders niet om elkaar hierin te vinden om zo samen beslissingen te nemen voor hun kinderen. De ouders hebben een principieel andere opvatting over de behandeling en het inzetten van hulp voor hun kinderen. Dit speelt met name op het gebied van de medische beslissingen ten aanzien van [minderjarige 1] , maar speelt ook bij andere beslissingen zoals de aanmelding voor de tandarts en de schoolkeuze.
Beide partijen hebben laten weten dat hulpverlening een gepasseerd station is gelet op alles wat al is geprobeerd. De door de Raad voorgestelde parental coördinator is ook geen optie, alleen al doordat de moeder hieraan niet haar medewerking wenst te verlenen. De rechtbank betwijfelt zelf ook of parental coördination een oplossing biedt. De bijzonder curator heeft al tevergeefs geprobeerd te bemiddelen tussen de ouders en het is zeer de vraag of een parental coordinator bereid is om op medisch gebied ouders bindende adviezen te geven. Vervolgens is het ook nog maar de vraag of de ouders bereid zijn om deze adviezen op te volgen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen hun ouders en dat niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt.
2.10.
Dit brengt mee dat de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders zal beëindigen en een keuze zal moeten maken wie van de ouders de gezagsbeslissingen voor de beide kinderen mag nemen. Dat is een lastige keuze nu beide ouders hierin een te respecteren standpunt hebben en zij, zoals gezegd, beiden het beste voor hebben met de kinderen.
2.11.
De rechtbank bepaalt dat de moeder het eenhoofdig gezag toegekend krijgt. Doorslaggevend daarvoor is dat de rechtbank het in het belang van [minderjarige 1] acht dat zij tijdig de juiste zorg krijgt en dat adviezen van medisch specialisten worden opgevolgd. De rechtbank acht de moeder daartoe beter in staat dan de vader. Uit de stukken en het onderzoek van de Raad blijkt immers dat de vader adviezen van (medisch) specialisten regelmatig in twijfel trekt. Voorbeelden hiervan zijn de doorverwijzing naar de kindercardioloog, het uitproberen van medicatie in verband met de al langere tijd bestaande concentratieproblemen bij [minderjarige 1] en het advies van de fysiotherapeute voor het voortzetten van de fysiotherapie in verband met de mindere score op statisch evenwicht. De rechtbank acht het net als de vader belangrijk dat [minderjarige 1] ook gewoon kind mag zijn en dat zij niet te veel belast wordt met onderzoeken en behandelingen. Uit informatie van de huisarts blijkt echter dat de moeder niet bovenmatig vaak in de praktijk komt met [minderjarige 1] en de kinderarts maakt zich er meer zorgen over dat [minderjarige 1] niet de benodigde hulp en onderzoeken krijgt wanneer zij dat nodig heeft dan dat zij te veel zorg krijgt. Ook de Raad acht de meeste door de moeder gewenste onderzoeken en behandelingen in het belang van [minderjarige 1] .
De rechtbank geeft de moeder wel mee dat de (medische) hulpverlening voor [minderjarige 1] gedoseerd moet worden ingezet, zodat zij niet alles in één keer moet ondergaan en dus ook tijd heeft om kind te zijn. Daarnaast wijst de rechtbank de moeder erop, dat zij vader telkens tijdig moet informeren en consulteren betreffende de belangrijke beslissingen ten aanzien van de kinderen (artikel 1:377c BW).
Zorg/omgangsregeling
2.12.
De zorgregeling is bij beschikking van deze rechtbank van 22 september 2021 vastgesteld, te weten dat:
  • de kinderen vanaf dinsdag na school tot vrijdag naar school bij de vader verblijven;
  • de moeder vrijdag na school de kinderen ophaalt en ze bij haar tot dinsdag naar school verblijven;
  • één keer in de drie weken de kinderen ook van vrijdag tot en met zondag 13.00 uur bij de vader verblijven.
2.13.
De Raad heeft een “kleine aanpassing” geadviseerd namelijk dat de kinderen de week voorafgaand aan het weekend van de vader tot en met woensdagochtend bij de moeder verblijven en woensdagochtend door haar naar school worden gebracht. De kinderen vinden de periode bij de vader dan namelijk wat lang en missen de moeder, aldus de Raad. De moeder heeft verzocht om dit advies over te nemen en de zorgregeling op dit punt aan te passen. De vader verzet zich daartegen omdat dit tot een vermindering van zijn tijd met de kinderen leidt.
2.14.
De rechtbank overweegt als volgt. De wijziging naar eenhoofdig gezag voor de moeder is een ingrijpende beslissing voor de vader. De rechtbank acht het voor de ouders en kinderen van belang dat er verder geen “ingrijpende” wijzigingen plaatsvinden tenzij deze echt noodzakelijk zijn. De ouders en de kinderen hebben nu vooral baat bij rust en stabiliteit. De rechtbank begrijpt dat de geadviseerde aanpassing voor de vader als “ingrijpend” aanvoelt en bij hem tot onrust leidt. De rechtbank acht het niet noodzakelijk de zorgregeling zoals die nu is te wijzigen en zal dit daarom ook niet doen. De kinderen zijn gewend aan de huidige zorgregeling en de ouders hebben het werktechnisch goed geregeld. De rechtbank verwacht ook dat de kinderen met het ouder worden minder moeite zullen hebben met de verblijfsperiode van vijf aaneengesloten dagen eens per drie weken bij de vader. Het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling overeenkomstig het advies van de Raad wordt dan ook afgewezen.
Vakantieregeling
2.15.
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 mei 2024 een regeling vastgesteld voor de meivakantie en zomervakantie 2024. Beide ouders willen graag dat de rechtbank een definitieve vakantieregeling vast stelt en zijn het erover eens dat de vakanties 50/50 verdeeld moeten worden. Over de uitwerking verschillen ze echter van mening. De rechtbank gaat daarom over tot het vaststellen van een vakantieregeling die zij in het belang van de kinderen acht. De rechtbank acht het bij het vaststellen van deze regeling van belang dat er duidelijke wisselmomenten zijn zodat daarover geen nader overleg tussen de ouders hoeft plaats te vinden met eventuele onrust tot gevolg. De rechtbank hanteert bij de vakantieregeling verder als uitgangspunten dat de ouders en de kinderen om het jaar kerst en oud&nieuw met elkaar moeten kunnen vieren, dat er niet te veel afwijkingen moeten zijn van de reguliere regeling en dat beide ouders in de zomervakantie voor een langere periode met de kinderen op vakantie moeten kunnen.
De regeling zal luiden zoals hierna in het dictum vermeld.
Tot slot
2.16.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij het in het belang van de kinderen acht dat zij – als zij daar behoefte aan hebben – iedere dag een keer mogen bellen met de andere ouder. De kinderen geven namelijk aan dat zij de ene ouder missen als zij bij de andere ouder zijn. Ook zouden de kinderen zich vrij moeten voelen om over alles in beide huizen te kunnen praten, ook over wat zij bij de andere ouder hebben gedaan. De ouders dienen zich ervoor in te zetten daarop positief en in ieder geval neutraal te reageren. Als een van beide ouders daar moeite mee heeft, dan doet deze ouder er goed aan om voor zichzelf daar hulp voor te zoeken. De vader zal, en dat is begrijpelijk, moeite gaan hebben met de gezagsbeslissingen die de moeder ten aanzien van de kinderen gaat nemen. Hij mag de kinderen daar echter niet mee belasten. Voorkomen moet worden dat de kinderen verder opgroeien in totale gespletenheid vanwege de verschillende denkbeelden van hun ouders. Dat is schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben nog heel wat jaren voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te zorgen. Zij kunnen het tij nu nog keren en ervoor zorgen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] later op een positievere manier terug kijken op hun jeugd en de relatie tussen hun ouders.
Proceskosten
2.17.
De rechtbank zal, zoals gebruikelijk in dit soort zaken, de proceskosten tussen partijen compenseren.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en belast de moeder voortaan met de uitoefening van het gezag over de minderjarige kinderen van partijen:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2014;
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2015;
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
3.2.
draagt de griffier op een aantekening van deze gezagsbeslissing te laten opnemen in het gezagsregister;
3.3.
bepaalt als vakantieregeling dat voornoemde kinderen bij partijen zullen verblijven:
Herfstvakantie en voorjaarsvakantie
De reguliere regeling loopt door waarbij de kinderen tijdens de vakantie om dinsdag 17.00 uur van de vader naar de moeder gaan en de kinderen, als het daarop volgende weekend het weekend van de moeder is, op vrijdag 13.00 uur naar de moeder gaan;
Kerstvakantie
De kinderen verblijven in de even jaren de eerste week bij de vader waarbij de vader de kinderen bij zich heeft van vrijdag uit school tot zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de kerstvakantie en de moeder de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de kerstvakantie tot zaterdag 13.00 uur van het laatste weekend van de kerstvakantie, waarna de reguliere zorgregeling verder loopt;
De kinderen verblijven in de oneven jaren de eerste week bij de moeder waarbij de moeder de kinderen bij zich heeft van vrijdag uit school tot zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de kerstvakantie en de vader de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de kerstvakantie tot zaterdag 13.00 uur van het laatste weekend van de kerstvakantie, waarna de reguliere zorgregeling verder loopt.
Meivakantie
De kinderen verblijven in de even jaren de eerste week bij de moeder waarbij de moeder de kinderen bij zich heeft van vrijdag uit school tot zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de meivakantie en de vader de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 uur tot zaterdag 13.00 uur van het laatste weekend van de meivakantie, waarna de reguliere zorgregeling verder loopt;
De kinderen verblijven in de oneven jaren de eerste week bij de vader waarbij de vader de kinderen bij zich heeft van vrijdag uit school tot zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de meivakantie en de moeder de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 uur van het tweede weekend van de meivakantie tot zaterdag 13.00 uur van het laatste weekend van de meivakantie, waarna de reguliere zorgregeling verder loopt.
Zomervakantie
De kinderen verblijven in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder waarbij de moeder de kinderen bij zich heeft van vrijdag uit school tot zaterdag 13.00 uur aan het einde van week 3 en de vader de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 uur aan het einde van week 3 tot zaterdag 13.00 uur aan het einde van week 6, waarna de kinderen van zaterdag 13.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de moeder zijn, waarna de reguliere zorgregeling verder loopt;
De kinderen verblijven in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader waarbij de moeder de kinderen nog even bij zich heeft van vrijdag uit school tot vrijdag 19.30 uur, waarna de vader de kinderen bij zich heeft van vrijdag 19.30 uur tot zaterdag 13.00 uur aan het einde van week 3 en de moeder de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 aan het einde van week 3 tot zaterdag 13.00 uur aan het einde van week 6, waarna de vader de kinderen bij zich heeft van zaterdag 13.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarna de reguliere zorgregeling verder loopt.
3.4.
ontslaat [belanghebbende] van haar verplichtingen als bijzondere curator voor voornoemde minderjarige kinderen;
3.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. C.C.M. Oude Hengel, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.W.K. Bosman, griffier, op 18 november 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).