ECLI:NL:RBAMS:2024:7070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/13/740743 / HA ZA 23-935
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na cryptofraude en zorgplicht van een Litouwse bank

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, slachtoffer van cryptofraude, en de Litouwse bank Paytend Europe UAB. De eiser, die in cryptovaluta wilde handelen, heeft in totaal € 315.000 overgemaakt naar een bankrekening bij Paytend, maar heeft geen geld ontvangen en stelt dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door UK ZDD als klant te accepteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat Paytend UK ZDD niet als klant had mogen aannemen of haar KYC (Know Your Customer) niet op orde had. De bank heeft de overschrijvingen opgemerkt en onderzocht, en de AML-analist heeft de overschrijvingen vrijgegeven na het stellen van vragen aan UK ZDD. De rechtbank concludeert dat Paytend niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens de eiser en wijst de vordering tot schadevergoeding af. Daarnaast wordt eiser veroordeeld in de proceskosten van € 9.773,00. De rechtbank heeft de bevoegdheid vastgesteld op basis van de plaats waar de schade zich heeft voorgedaan, namelijk Nederland, en het toepasselijke recht is Nederlands recht, omdat de eiser vermogensschade heeft geleden in Nederland. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van banken jegens derden en de noodzaak voor banken om verdachte transacties te onderzoeken, maar ook dat niet elke vorm van fraude door banken kan worden voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/740743 / HA ZA 23-935
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.A. Hupkes,
tegen
PAYTEND EUROPE UAB,
te Vilnius (Litouwen),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Paytend,
advocaat: mr. M. Koelemeijer.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] beoogde te handelen in cryptovalua en werd slachtoffer van fraude. Hij heeft onder meer geld overgemaakt naar een bankrekening bij een Litouwse bank. [eiser] verwijt de Litouwse bank dat zij haar zorgplicht jegens hem heeft geschonden en vordert dat zij het geld dat hij naar de bankrekening heeft overgemaakt aan hem vergoed. De rechtbank komt niet tot schending van de zorgplicht en wijst de vordering af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 31 januari 2024 waarin het verzoek van [eiser] tot splitsing van de zaak en verwijzing naar een andere rechtbank is afgewezen,
  • het tussenvonnis van 22 mei 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
2.2.
Daarna is vonnis bepaald.

3.Wat vooraf ging aan deze procedure

3.1.
[eiser] is slachtoffer geworden van internetfraude. Hij is online benaderd door ene [naam] . Zij heeft hem aangespoord om in cryptovaluta te gaan handelen. [eiser] heeft belegd via de website van Vorex/Sophie Capital en heeft tussen 15 juli 2022 en 8 augustus 2022 elf keer bedragen overgemaakt van in totaal € 315.000. Dat geld betaalde hij door een rekening te openen bij [internetsite] en daarmee crypto currency over te boeken aan Vorex/Sophie Capital.
3.2.
In oktober 2022 liet de website van Vorex/Sophie Capital zien dat de beleggingen een waarde van bijna € 1 miljoen hadden. [eiser] wilde daarvan een bedrag van € 500.000 opnemen. Hij kreeg de melding dat hij eerst twintig procent belasting moest betalen over dat bedrag. Daarom heeft [eiser] op 10 oktober 2022 € 25.000 en op 17 oktober 2022 € 85.000 overgemaakt naar een bankrekening op naam van UK ZDD Groep Ltd. Deze bankrekening werd gehouden bij de Litouwse bank Paytend.
3.3.
[eiser] heeft geen geld ontvangen en het tegoed dat op de website stond vermeld is inmiddels verdwenen. [eiser] stelt dat naast [internetsite] , ook Paytend aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, omdat zij UK ZDD als klant heeft aangenomen en heeft gefaciliteerd dat hij geld kon overmaken naar haar bankrekening. Daarom moet Paytend € 110.000 (€ 25.000 + € 85.000) aan [eiser] vergoeden.

4.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
4.1.
Aangezien [eiser] een Nederlands staatsburger is, Paytend een Litouwse bank en [eiser] procedeert op grond van onrechtmatige daad, heeft deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank moet daarom eerst ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen en welk recht van toepassing is.
4.2.
Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis is de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd. Dat zou Litouwen zijn. Maar Brussel I-bis kent voor een aantal categorieën alternatieve bevoegdheidsgronden. Volgens artikel 7 lid 2 is bij onrechtmatige daad ook bevoegd het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Omdat [eiser] vermogensschade heeft geleden in Nederland (zie hieronder), is deze rechtbank bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
4.3.
De Nederlandse rechter – of andere Europese rechter – moet het toepasselijk recht vaststellen op grond van de Rome II verordening. [1] Rome II heeft namelijk op grond van artikel 3 een universeel karakter. Artikel 4 lid 1 bepaalt dat het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land is waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. [eiser] heeft als gevolg van de fraude vermogensschade geleden in Nederland. Immers, hij heeft geld van zijn Nederlandse bankrekening overgemaakt naar een Litouwse bankrekening. Door de fraude is dit geld verdwenen. Hierdoor heeft [eiser] schade geleden, bestaande uit een vermindering van zijn Nederlandse banksaldo met € 110.000. Dit betekent dat het Nederlandse recht van toepassing is op het geschil tussen partijen.
4.4.
[eiser] verwijt Paytend dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem omdat zij niet heeft voldaan aan haar zorgplicht. Omdat deze zaak beoordeelt moet worden met toepassing van Nederlands recht zijn de Nederlandse vereisten van onrechtmatige daad en de zorgplicht van toepassing. Paytend heeft echter terecht opgemerkt dat de zorgplicht ingevuld moeten worden met de Litouwse normen die voor Paytend gelden als Litouwse bank. [eiser] heeft dit niet weersproken. Paytend heeft niet nader toegelicht om welke Litouwse normen het gaat. Nu het financieel toezichtrecht afkomstig is van Europese wetgeving die geïmplementeerd moet worden door de lidstaten, gaat de rechtbank er vanuit dat de Litouwse normen voor de zorgplicht overeenkomen met de Nederlandse normen. Daarom neemt de rechtbank bij de invulling van de zorgplicht de Nederlandse normen als uitgangspunt.
Het toetsingskader
4.5.
In deze zaak is Paytend de betaaldienstverlener van de vermeende fraudeur en niet van [eiser] . Daarom moet [eiser] ten opzichte van Paytend worden gekwalificeerd als derde. Centraal staat de vraag of Paytend haar zorgplicht jegens derden heeft geschonden en daarmee onrechtmachtig heeft gehandeld jegens [eiser] . Voordat deze vraag wordt beantwoordt zet de rechtbank eerst het toetsingskader uiteen.
4.6.
Sinds 1998 is vaste rechtspraak van de Hoge Raad [2] dat de maatschappelijke functie van banken ook een bijzondere zorgplicht meebrengt ten opzichte van derden, met wier belangen banken rekening moeten houden op grond van wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van deze zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad voegde daar in 2015 in het Van den Berg-arrest [3] aan toe dat banken een centrale rol spelen in het betalings- en effectenverkeer en de dienstverlening terzake, op die gebieden bij uitstek deskundig zijn en beschikken over informatie die anderen missen. Die rol rechtvaardigt dat hun zorgplicht mede strekt ter bescherming tegen lichtvaardigheid en gebrek aan kunde, en rechtvaardigt dat hun zorgplicht niet is beperkt tot zorg jegens personen die als klant in een contractuele relatie tot de bank staan. Deze rol houdt geen algemene wettelijke taak in tot bestrijding van alle vormen van fraude.
4.7.
Een bank moet wel voorkomen dat haar diensten worden misbruikt voor witwassen of terrorismefinanciering. De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht banken tot een post-event transactiemonitoringssysteem om deze vormen van financieel-economische criminaliteit te detecteren. Wanneer de bank wetenschap heeft van of serieuze aanwijzingen heeft voor onregelmatigheden op de bankrekening van een cliënt, brengt de bijzondere zorgplicht mee dat de bank tot onderzoek overgaat en adequate maatregelen treft.
Heeft Paytend haar zorgplicht geschonden?4.8. Het beroep van [eiser] op schending van de zorgplicht slaagt niet. De rechtbank licht dat hieronder toe.
4.9.
Volgens [eiser] had Paytend UK ZDD als klant had moeten weigeren, althans moeten indelen in het hoogste risicoprofiel, omdat dit bedrijf een lege huls is, zij geen website heeft, geen activiteiten verricht en staat ingeschreven op een adres waar 2.309 andere bedrijven staan ingeschreven.
4.10.
De rechtbank constateert dat er geen aanwijzingen zijn dat Paytend UK ZDD niet als klant had mogen aannemen of haar KYC niet op orde had. Paytend heeft onderzoek gedaan naar UK ZDD alvorens haar als klant aan te nemen. Zo heeft zij diverse documenten geraadpleegd, te weten: een verificatie van informatie, een verificatierapport, een
register of directors, het aandelencertificaat van UK ZDD, het
risk centrevan de Down Jones en een BPG-verklaring. Deze documenten vormden voor Paytend geen aanleiding om UK ZDD als klant te weigeren. De omstandigheden dat een onderneming niet over kapitaal beschikt, gevestigd is op een postbusadres en ten tijde van het verzoek om klant te worden geen activiteiten verricht, leiden er – afzonderlijk maar ook in samenhang bezien - niet toe dat Paytend UK ZDD niet als klant had mogen aannemen of haar transacties aan een scherper toezicht had moeten onderwerpen.
4.11.
Verder betoogt [eiser] dat Paytend al voor zijn eerste overschrijving naar UK ZDD subjectieve wetenschap moet hebben gehad dat de rekening van UK ZDD werd gebruikt voor fraudeleuze transacties met andere slachtoffers. Hij stelt dat Paytend uit de mutaties op de rekening van UK ZDD had moeten afleiden of zij vanwege verdachte transacties de dienstverlening aan UK ZDD had moeten staken. Onjuist is dat Paytend al voor de eerste overschrijving door [eiser] alle transacties van UK ZDD had moeten controleren. De Wft heeft namelijk niet als doel om (individuele) fraude te ontdekken die via een bankrekening plaatsvindt. De Wft verplicht een bank dan ook niet om met dat doel per klant of bankrekening afwijkende en ongebruikelijke transactiepatronen te signaleren. Van Paytend mag worden verwacht dat zij tot onderzoek overgaat als zij op de hoogte is van ongebruikelijk betalingsverkeer. Bepalend hiervoor is datgene waar de bank zich daadwerkelijk van bewust was.
4.12.
Paytend was zich bewust van beide overschrijvingen door [eiser] naar UK ZDD. Beide overschrijvingen zijn tijdens de
transaction monitoring procedurevan Paytend als ‘high risk’ bestempeld vanwege de hoogte van de bedragen en omdat ze door een natuurlijk persoon en binnen veertien dagen na elkaar zijn verricht. Overeenkomstig haar eigen regels heeft Paytend de overschrijvingen steeds in de wacht gezet, terwijl een Anti Money Laundry-analist ze onderzocht. De AML-analist heeft vragen gesteld aan UK ZDD over de reden van de overschrijvingen. Paytend ervaarde UK ZDD als responsief. De eerste overschrijving van € 25.000 lag voor Paytend in lijn met de activiteiten van UK ZDD. De tweede overschrijving lag een stuk hoger: € 85.000. Daarom heeft Paytend UK ZDD verzocht om nadere documentatie. UK ZDD verklaarde dat het om de verkoop van computerartikelen ging en heeft een contract voor de verkoop van computerartikelen verstuurd aan Paytend. Deze informatie is door de AML-analist als voldoende plausibel bevonden omdat zij overeenkwam met de activiteiten die UK ZDD verrichtte. Volgens het verificatierapport is de bedrijfsactiviteit van UK ZDD
computer related services. Ook kwam deze informatie overeen met andere transacties op de bankrekening van UK ZDD. Dit heeft ertoe geleid dat de AML-analist beide overschrijvingen heeft vrijgegeven. Dit oordeel van Paytend is, na een marginale toetsing door de rechtbank, niet onbegrijpelijk. Dit betekent dat Paytend voldaan heeft aan haar zorgplicht jegens [eiser] als derde en daarmee niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Verzoek artikel 843a Rv
4.13.
Als zijn vordering deels of geheel wordt afgewezen, vordert [eiser] dat Paytend wordt veroordeelt tot het verstrekken aan hem van de transactieoverzichten van alle rekeningen die UK ZDD bij Paytend aanhoudt of heeft aangehouden in de periode 1 oktober t/m 31 oktober 2022. Volgens [eiser] wordt hij zo in staat gesteld om rechtsvorderingen in te stellen tegen de personen die de ontnomen gelden hebben ontvangen. Hoewel begrijpelijk is dat [eiser] de ontvanger van zijn geld wenst op te sporen, wordt deze vordering afgewezen. Niet is voldaan aan de voorwaarde uit artikel 843a Rv dat de verzochte bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift vordert partij is. [eiser] vordert namelijk
de transactieoverzichten van alle rekeningen die UK ZDD aanhoudt of aan heeft gehouden. Aldus verzoekt [eiser] ook om de transactieoverzichten waarbij hij niet als partij betrokken is en daarvoor biedt artikel 843a Rv geen grond.
Slotsom en proceskosten
4.14.
De vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.15.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De proceskosten van Paytend worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.773,00
4.16.
De nakosten worden ambtshalve begroot op de wijze als hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 9.773,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. S.P.F. Sneeboer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen.
2.HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2536, rov. 3.6.2.
3.HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399, rov. 4.3.