ECLI:NL:RBAMS:2024:705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
C/13/741677 / KG ZA 23-966
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over herstelwerkzaamheden aan schoorsteen en hemelwaterafvoer na verbouwing

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen die naast elkaar wonen. De eisers, eigenaren van een woning, hebben een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, die hun woning hebben verbouwd. De eisers stellen dat de verbouwing van de gedaagden schade heeft veroorzaakt aan hun woning, met name aan de schoorsteen en de hemelwaterafvoer. De eisers hebben eerder een bodemprocedure aangespannen, waarin de rechtbank de gedaagden heeft veroordeeld tot herstelwerkzaamheden. De gedaagden hebben echter niet voldaan aan deze veroordeling, wat heeft geleid tot dit kort geding.

Tijdens de zitting op 22 november 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De eisers hebben hun vorderingen uiteengezet, terwijl de gedaagden verweer hebben gevoerd en een tegenvordering hebben ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de uitvoering van het bodemvonnis, dat de gedaagden verplichtte om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis de schade te herstellen.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 8 februari 2024 geoordeeld dat de gedaagden de werkzaamheden moeten laten uitvoeren door de eerder ingeschakelde dakdekker, met wie de eisers een offerte hebben. De kosten voor de werkzaamheden worden door de gedaagden tot een bepaald bedrag vergoed, terwijl de eisers de kosten die daarboven uitkomen, voor hun rekening moeten nemen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/741677 / KG ZA 23-966 MDvH/MB
Vonnis in kort geding van 8 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie bij dagvaarding van 15 november 2023 en akte wijziging van eis,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. F.A.J.H. de Lugt te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.H.E. den Brabander te Naaldwijk.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 22 november 2023 heeft [eisers] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte wijziging eis toegelicht. [gedaagden] heeft aan de hand van een vooraf ingezonden conclusie van antwoord verweer gevoerd en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. [eisers] heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend en [eisers] daarnaast een pleitnota.
Ter zitting waren eiser sub 1 en gedaagde sub 1 aanwezig, en hun raadslieden.
Na de mondelinge behandeling is de zaak diverse malen pro forma aangehouden, voor het laatst tot 19 januari 2024, om partijen de gelegenheid te bieden om hun geschil in der minne op te lossen. Bij e-mail van 17 januari 2024 heeft [eisers] via hun advocaat meegedeeld dat dit niet is gelukt en vonnis gevraagd.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eisers] is eigenaar/bewoner van de woning aan de [adres 1] en [gedaagden] van de naastgelegen woning op [adres 2] .
2.2.
[gedaagden] is medio 2018 begonnen met een verbouwing van zijn woning. Deze verbouwing bestond uit het plaatsen van een dakopbouw en het realiseren van een uitbouw op de begane grond en later ook van de eerste en tweede verdieping van de woning.
2.3.
Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over de uitvoering van de verbouwing, waarbij volgens [eisers] schade is ontstaan aan het dak/de schoorsteen van zijn woning. [eisers] heeft in dit verband onder meer het volgende gevorderd in een door hem bij deze rechtbank aangespannen bodemprocedure:
“(…) dat [gedaagden] , wordt veroordeeld tot het deugdelijk doen (laten) herstellen
van de aansluiting van de hemelwaterafvoer conform de volgende aanbevelingen van VEBIDAK (hierna: “aanbeveling 1”):Aanbeveling 1: Een nieuwe hemelwaterdoorvoer aanbrengen en verwerken volgens principe detail HWA 04 M. (…)”
en
“van de afdichting van de schoorsteen en het opgaande werk toebehorend aan de woning van [eisers] conform de volgende aanbevelingen van VEBIDAK (hierna: “aanbeveling 3, 4 en 5”):
Aanbeveling 3: Bij het metselwerk een waterdichte aansluiting maken volgens
principedetail OS 02 M.
Aanbeveling 4: De inwendige hoek bij de schoorsteen/opgaand werk waterdicht
inwerken volgens principedetail OS 01 M.
Aanbeveling 5: Het aanbrengen van loodslabben tot 50 mm in het metselwerk en
afvoegen met voegspecie.”
2.4.
In een tussenvonnis van 21 september 2022 in de onder 2.3 genoemde procedure staat, onder meer het volgende:

2.De feiten

(…)

2.1
Op 29 april 2021 heeft de dakdekker van [eisers] dakdekkersbedrijf B. Brommer B.V. (hierna Brommer) aan [eisers] de volgende e-mail gestuurd
(…)
1. Het lood in de schoorstenen bij nr. [adres 3] en [adres 2] is niet aangebracht volgens de richtlijnen, hier moet spouwlood aangebracht worden.
2. De aansluiting met de zalingen achter de schoorstenen zijn niet afgedicht.
3. De aansluiting met de hemelwaterafvoer nr. [adres 2] moet nog definitief gemaakt worden.
4. Het op aangeven van de aannemer nr. [adres 2] gemaakte sparing in het plafond t.b.v. de te plaatsen HWA moet hersteld worden door de aannemer. (…)
Op 30 april 2020[bedoeld zal zijn 2021, vzr.]
heeft Brommer een aanvulling gestuurd op de eerdere e-mail:
“Er moeten loodloketten aangebracht worden in de schoorstenen en delen schoorstenen moeten opnieuw gevoegd worden. Tevens als opgegeven zal de bovenzijde van de schoorstenen bekeken moeten worden of deze herstel moet worden. (…)”
(…)
4. De beoordeling
(…)
4.26.
Omdat niet geheel duidelijk is of de garantie ook vervalt wanneer herstel wordt uitgevoerd aan de schoorsteen en de hemelwaterafvoer, kan de rechtbank niet vaststellen dat Brommer ook deze werkzaamheden moet uitvoeren. De rechtbank vindt het voorstel van [gedaagden] echter redelijk en praktisch en zal hier dan ook in meegaan. Dat betekent dat [gedaagden] wordt veroordeeld om wanneer [eisers] dit verzoekt voor het herstel
Brommer in te schakelen met de voorwaarde dat als het meer kost dan [gedaagden] aan een andere door hem in te schakelen aannemer zou hebben moeten betalen, [eisers] dit meerdere betaalt. Aldus zal bepaald worden bij de toewijzing van de vorderingen onder III en IV.
2.5.
Bij eindvonnis van 29 maart 2023 (het bodemvonnis) heeft de rechtbank onder meer het volgende beslist:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] – hoofdelijk – om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot herstel van de hemelwaterafvoer, conform aanbeveling 1 van het rapport van Vebidak en de aanwijzingen van Brommer van 30 april 2021, tot een maximum van € 600,00, uit te voeren door Brommer, onder de voorwaarden zoals opgenomen in overweging 4.26 van het tussenvonnis,
3.2.
veroordeelt [gedaagden] – hoofdelijk – om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot herstel van de schoorsteen, conform aanbeveling 3, 4 en 5 van het rapport van Vebidak en de aanwijzingen van Brommer van 30 april 2021, uit te voeren door Brommer, onder de voorwaarden zoals opgenomen in overweging 4.26 van het tussenvonnis.
2.6.
Op 30 mei 2023 heeft Brommer op verzoek een offerte uitgebracht voor herstel van de schoorstenen en de hemelwaterafvoeren, naar aanleiding van de bouwwerkzaamheden verricht door de buren (aan beide zijden) van [eisers] In deze offerte staat onder meer het volgende:

(…)
• Aan beide zijdes van de woning zijn dak opbouwen geplaatst, de aansluitingen zijn niet uitgevoerd volgens de richtlijnen.
• De schoorstenen (huis nr. [nummers] ) zijn door derden verlengd, hierbij is geen spouwlood
aangebracht maar lood/ loodvervanger ingeslepen. Tevens ligt de afdekplaat op de schoorsteen los, dit zal lekkages gaan veroorzaken.
• Het lood in de opgaande gevels (huis nr. [nummers] )is gedeeltelijk ingeslepen en gedeeltelijk niet aangebracht.
• De hemelwaterafvoer in de goot aan de voorzijde van de woning aansluitend aan
huis nr. [adres 2] is niet afdoende en netjes afgewerkt, dit zou destijds afgewerkt worden door de betreffende eigenaar.
□ ADVIES.
Wij adviseren om de schoorstenen te laten afbreken en opnieuw op te laten bouwen volgens de voorschriften, inclusief spouwlood.
► De aansluitingen met de gevels spouwlood aan te laten brengen.
► Wij adviseren om de aansluitingen met de daken te laten herstellen en waterdicht af te werken.
► Hierbij volgens afspraak de prijsopgave volgens d onderstaande specificaties.
(…)”.
De totale kosten voor het herstel van de schoorstenen en hemelwater afvoeren bedragen volgens deze offerte (afgezien van enige verrekenposten die hier buiten beschouwing worden gelaten) € 18.590,00, te weten € 12.785,00 voor de schoorstenen, € 4.760,00 voor spouwlood gevels, € 425,00 voor het herstellen van de hemelwaterafvoer voor [adres 2] (van [gedaagden] ) en € 620,00 voor afwerking onder lood (voor beide woningen).
2.7.
In een e-mail van 5 oktober 2023 heeft [naam 1] van Installatiebedrijf J.C. Kersbergen B.V. aan (de advocaat van) [gedaagden] een prijsopgave gedaan van € 1.500,00 voor de volgende werkzaamheden:
- het leveren en aanbrengen van een nieuwe uitloop
- lood aanbrengen in de muur
- lood schoorsteen
- schoorsteen impregneren
- stroken leveren en aanbrengen.
Volgens een e-mail van 10 oktober 2023 van [naam 1] aan [gedaagden] zouden de te verrichten werkzaamheden volgens planning een dag in beslag nemen.
2.8.
In een e-mail van 6 oktober 2023 heeft [eisers] als reactie op de prijsopgave aan [naam 1] bericht:

Hierin mis ik de met jullie medewerkers besproken prijs voor het opnieuw opmetselen van de schoorsteen.”
Waarna [naam 1] op 9 oktober 2023 aan [eisers] meedeelde:
“Wij brengen wel lood aan in de schoorstenen maar doen geen schoorstenen opmetselen”.
2.9.
In een e-mail van 16 november 2023 heeft [naam 2] (van Brommer) naar aanleiding van het verzoek van [eisers] om de offerte van Kersbergen te bekijken en te verklaren dat die “
dus niet voldoet aan de aanwijzingen in de mail van 30 april 2022[bedoeld zal zijn 2021, vzr.]”, het volgende meegedeeld:

Zoals vermeld in ons inspectie verslag is in de door derden opgemetselde schoorstenen (nr. [nummers] ) geen benodigd spouwlood aangebracht, en zijn de schoorstenen niet volgens de richtlijnen opgebouwd als bestaand, dit zal lekkage gaan veroorzaken. zie inspectieverslag offerte. Het lood in de gevels is ingeslepen en gedeeltelijk geen lood aanwezig (nr. [nummers] ), waardoor er op termijn kans is op lekkage achter het ingeslepen lood door zal veroorzaken, zie inspectie verslag/offerte.
De hemelwaterafvoer is door derden niet netjes in- en afgewerkt door derden, dit zal op termijn lekkage gaan veroorzaken. Door alleen nieuw lood in te slijpen zal de kans op lekkage niet verminderen, de oorzaak zal hier blijven bestaand.
Impregneren van metselwerk is een noodoplossing, dit zal iedere 3 a' 5 jaar opnieuw uitgevoerd moeten worden, mede omdat het impregneer vloeistof op termijn door de regen weg spoelt uit het metselwerk.
Wij adviseren om de werkzaamheden te laten uitvoeren volgens inspectie en offerte om lekkages van nu en in de toekomst te voorkomen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vordert, samengevat, na wijziging van eis:
I. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om binnen 48 uur na de datum, dan wel betekening van het te wijzen vonnis, per e-mail een offerte aan [eisers] te verstrekken waarin de in het eindvonnis onder 3.1 en 3.2. van het dictum genoteerde (herstel)werkzaamheden zijn opgenomen,
II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om de in de offerte genoemde onder I. opgenomen (herstel)werkzaamheden binnen dertig (30) dagen na de datum, dan wel betekening, van het te wijzen vonnis, uit te laten voeren in een ten minste vijf (5) dagen voorafgaand in overleg met [eisers] te bepalen periode,
III. [eisers] ex artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te machtigen om, indien [gedaagden] de werkzaamheden uit hoofde van het eindvonnis niet binnen de onder I. en II. opgenomen termijnen heeft laten uitvoeren, althans (tijdig) aan de hoofdelijke veroordeling onder I. en II. heeft voldaan, de werkzaamheden uit hoofde van het eindvonnis door een derde te laten uitvoeren voor rekening van [gedaagden] ;
IV. Voor het geval [eisers] gebruik maken van de onder III. bedoelde machtiging [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om de facturen van de onder III. bedoelde derden te voldoen binnen de daarvoor geldende betalingstermijn(en), en die bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van het verstrijken van de daarvoor geldende betalingstermijnen;
subsidiair:
V. een zodanige beslissing ter beëindiging van het geschil te nemen als de voorzieningenrechter geraden acht;
zowel primair als subsidiair:
VI. [gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag ad € 1.086,00 ter zake van kosten voor buitengerechtelijke rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding;
dit alles met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en, voor wat betreft I. en II. onder verbeurte van dwangsommen.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vordert samengevat:
I. [eisers] , onder verbeurte van dwangsommen, te veroordelen om binnen
14 dagen na de vonnisdatum per e-mail mee te delen of zij van de mogelijkheid tot inschakeling van Brommer door [gedaagden] onder de voorwaarden als opgenomen onder rechtsoverweging 4.26 (van het tussenvonnis) gebruik wensen te maken, waarbij [eisers] het meerdere van de kosten voor inschakeling van Brommer ten opzichte van de prijsopgave van Kersbergen (€ 1.500,00) zullen voldoen en [eisers] te veroordelen om [gedaagden] bij gebreke van (tijdige) gebruikmaking van die mogelijkheid toe te staan om binnen de periode van 6 december 2023 tot en met 29 februari 2024, gedurende drie dagen, gebruik te (laten) maken van het perceel van [eisers] , waaronder in het bijzonder het dak en de voortuin van [eisers] , ten behoeve van de door [gedaagden] te (laten) verrichten van dakwerkzaamheden, zoals gedefinieerd in de dagvaarding,
II. [eisers] te veroordelen tot betaling aan [gedaagden] van een bedrag aan
buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.086,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

5.De beoordeling

5.1.
Na de mondelinge behandeling van deze zaak op 22 november 2023 hebben partijen geprobeerd een oplossing te bereiken, maar dat is helaas mislukt. De voorzieningenrechter zal daarom nu een beslissing nemen.
5.2.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen over en weer, zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
5.3.
Partijen liggen al jarenlang met elkaar in de clinch, nadat [gedaagden] zijn woning had uitgebouwd, waarmee in 2018 al is begonnen. Partijen hebben al een aantal procedures tegen elkaar gevoerd, die tot verschillende vonnissen hebben geleid. Dit kort geding gaat over de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis van
29 maart 2023.
5.4.
Kennelijk is er ook nog een kwestie met de buren op nummer [adres 3] , die ook, net als [gedaagden] , een dakopbouw hebben gerealiseerd. De woning van [eisers] heeft geen opbouw en ligt tussen de op- en uitgebouwde woningen in. Het is dan ook begrijpelijk dat [eisers] niet blij was met de verbouwingwerkzaamheden, die hem natuurlijk het nodige ongemak hebben bezorgd. Dat hoort een beetje bij verbouwingen. Uiteraard moet de schade die door een verbouwing is veroorzaakt worden hersteld. Van alle buren mag in dit verband een redelijke opstelling en begrip voor elkaar worden verwacht. [1]
5.5.
Het geschil waar dit kort geding over gaat – en waartoe het is beperkt – is het herstel van het dak en de schoorsteen. Beide partijen willen dat dat op de kortst mogelijke termijn plaatsvindt. Zij hebben dan ook allebei een spoedeisend belang dat voor behandeling van hun vorderingen in kort geding is vereist.
5.6.
Uitgangspunt is dat het – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – bodemvonnis moet worden uitgevoerd. De kortgedingrechter moet zich richten naar dat vonnis. Weliswaar is tegen het bodemvonnis hoger beroep ingesteld, maar partijen zijn het erover eens dat dat niet gaat over de veroordelingen in 3.1 en 3.2 van dat vonnis. Ook partijen vinden dat het bodemvonnis moet worden uitgevoerd. Zij zijn het er alleen niet over eens wat dat precies betekent en zijn niet in staat om er in onderling overleg een redelijke uitleg aan te geven.
5.7.
In het bodemvonnis is het volgende beslist:
1. dat [gedaagden] de hemelwaterafvoer moet herstellen, conform aanbeveling 1 van het rapport van Vebidak, tot een maximum van € 600,00, uit te voeren door Brommer,
2. de schoorsteen moet herstellen, conform aanbeveling 3, 4 en 5 van het rapport van Vebidak uit te voeren door Brommer;
in beide gevallen: “
conform de aanwijzingen van Brommer van 30 april 2021 en onder de voorwaarden zoals opgenomen in overweging 4.26 van het tussenvonnis”.
In die voorwaarden staat dat als de door Brommer uit te voeren werkzaamheden duurder uitvallen dan wanneer deze zouden worden verricht door een door [gedaagden] ingeschakeld dakbedrijf, dat [eisers] dan de meerkosten zou moeten betalen, wanneer [eisers] wil dat Brommer het werk verricht.
5.8.
Het punt waarover partijen van mening verschillen is hoever de veroordeling strekt waar het gaat om “de aanwijzingen van Brommer van 30 april 2021”. Volgens [eisers] moet dat letterlijk worden opgevat en betekent het dat loodloketten moeten worden aangebracht en delen van de schoorsteen opnieuw moeten worden gevoegd. Dat staat immers met zoveel woorden in de aanwijzing van Brommer van 30 april 2021 en de rechter heeft dat niet voor niets in het bodemvonnis opgenomen. [gedaagden] daarentegen stelt zich op het standpunt dat de veroordelingen waaraan hij moet voldoen, moeten worden bezien in de
contextvan het bodemvonnis. Het gaat daarin om
herstelvan schade. Als de aanwijzingen van Brommer letterlijk worden opgevolgd, wordt de schoorsteen volgens [gedaagden] beter dan oorspronkelijk het geval was. Als [gedaagden] de daarvoor te verrichten werkzaamheden zou moeten betalen, is dat in strijd met de strekking van het vonnis en met rechtsoverweging 4.26. Voor beide standpunten valt iets te zeggen.
5.9.
Voor het te verrichten werk liggen er inmiddels twee offertes: één van Kersbergen, aangevraagd door [gedaagden] , waarin staat dat de werkzaamheden in een dag kunnen worden uitgevoerd, voor een bedrag van € 1.500,00 en één van Brommer, aangevraagd door [eisers] , voor een bedrag van rond de € 9.000,00, wanneer het herstel aan de schoorsteen op nummer [adres 3] – dat in dit kort geding niet aan de orde is – buiten beschouwing wordt gelaten. Volgens [eisers] voldoet de offerte van Kersbergen niet aan het bodemvonnis, omdat het daarin zou gaan om tijdelijk lapwerk, volgens [gedaagden] aan de andere kant is de offerte van Brommer zo uitgebreid, dat de daarin voorgestelde werkzaamheden veel meer omvatten dan herstel.
5.10.
De opmerkingen van beide partijen naar aanleiding van de over en weer in het geding gebrachte offertes kunnen niet op voorhand als onzinnig terzijde worden geschoven. Aan de andere kant zijn de stellingen van geen van beide partijen zo overtuigend dat die in dit kort geding kunnen worden gehonoreerd. Eigenlijk zou daaraan een deskundige te pas moeten komen, maar daarvoor is het kort geding niet bedoeld, en de bedragen die met het herstel zijn gemoeid maken het inschakelen van (nog) een deskundige ook wat buitenproportioneel.
5.11.
Ook is niemand erbij gebaat als er nu weer opnieuw offertes moeten worden aangevraagd en het werk wederom vertraging oploopt. Verder ligt het in de rede dat Brommer de werkzaamheden uitvoert, aangezien die het dak kent, en dan in elk geval ook de garantie van toepassing blijft. Tegen de achtergrond van dit alles ligt, zoals de voorzieningenrechter ter zitting al heeft gesuggereerd, de volgende oplossing voor de hand: Brommer voert de werkzaamheden uit en partijen dragen gezamenlijk, ieder voor de helft, het verschil tussen de offerte van Kersbergen, die inderdaad niet op alle fronten aan het bodemvonnis lijkt te voldoen, en die van Brommer, die verder lijkt te gaan dan enkel het verrichten van herstelwerkzaamheden. Kortom, het werk moet worden uitgevoerd door Brommer, waarbij [eisers] de kosten die een bedrag van € 5.250,00 [2] te boven gaan, voor zijn rekening zal moeten nemen en [gedaagden] dus € 5.250,00 betaalt. Dienovereenkomstig zal worden beslist.
5.12.
Nu beide partijen deels in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt en zullen de vorderingen over en weer tot voldoening van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
machtigt [eisers] om de werkzaamheden uit hoofde van het bodemvonnis te laten verrichten door Brommer, overeenkomstig de hiervoor onder 2.6 vermelde offerte, waarbij [gedaagden] de kosten daarvan tot een bedrag van
€ 5.250,00 (te weten de helft van het meerdere boven € 1.500,00 met een maximum van € 5.250,00) voor zijn rekening zal moeten nemen,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eisers] te voldoen de facturen van Brommer, binnen 14 dagen na vertoon (toezending/verstrekking van een afschrift) daarvan door [eisers] aan [gedaagden] , voor de onder 6.1 genoemde werkzaamheden, tot een totaalbedrag van € 5.250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als niet tijdig wordt betaald,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
6.5.
weigert de gevraagde voorzieningen;
in conventie en in reconventie
6.6.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024. [3]

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof Amsterdam, 27 januari 2015, ECLI:NL:GAHMS:2015:94 (De eigenaren van de naburige erven zijn op elkaar aangewezen. Dat brengt met zich dat de beide eigenaren op zorgvuldige wijze met de belangen van elkaar moeten omgaan en gebonden zijn aan de eisen van redelijkheid en billijkheid.) en Gerechtshof Amsterdam 10 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1854
2.€ 1.500,00 plus de helft van € 7.500,00
3.type: MB