3.3.Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring aanwezig hebben softdrugs
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het aanwezig hebben van 101,7 kilogram hasjiesj en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet is nodig dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Er hoeft ook geen sprake te zijn van enige formele beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de drugs. Daarnaast moeten de drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevinden. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren.
Op 5 mei 2023 hebben verbalisanten de woning waar medeverdachte [medeverdachte] verbleef doorzocht. De verbalisanten die ter plaatse kwamen werden door verdachte aangesproken. Verdachte verklaarde een vriend te zijn van de hoofdbewoner die op dat moment in Marokko verbleef. Verdachte gaf aan de sleutel van de woning op te gaan halen op een locatie die op tien minuten rijafstand gelegen was, maar binnen vijf minuten was hij al terug, waardoor bij de politie het vermoeden ontstond dat verdachte al in het bezit was van de sleutel. Binnen in de woning roken de verbalisanten direct een hevige henneplucht. Vervolgens hebben zij in de woning 289 blokken hasjiesj aangetroffen in bigshoppers.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij de woning aan verdachte beschikbaar heeft gesteld als opslagplaats voor de hasjiesj.
In de telefoon van verdachte zijn Snapchat-gesprekken gevonden met medeverdachte [medeverdachte] . In het gesprek staat dat de politie er is en dat alles naar beneden moet worden gegooid. [medeverdachte] , als getuige ter terechtzitting gehoord in de zaak van verdachte, heeft verklaard dat hij dit gesprek heeft gevoerd met verdachte en dat het gesprek ging over het weggooien van de hasjiesj. De verdediging heeft betwist dat verdachte degene was die op dat moment op het account van ‘ [naam 1] ’ en [naam 2] ’ aan het chatten was. Omdat verdachte het Snapchat-account deelde met de broer van [medeverdachte] , gaat hij ervan uit dat het dan de broer van [medeverdachte] moet zijn geweest die toen met [medeverdachte] heeft gechat. De rechtbank schuift deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde en stelt vast dat verdachte de berichtenwisseling heeft gevoerd. De berichten zijn gevonden in de telefoon die bij verdachte in beslag is genomen tijdens de aanhouding. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die berichtenwisseling met verdachte voerde. Verdachte is gezien door de politie terwijl hij berichten via zijn telefoon verstuurde. Daarnaast baseert de rechtbank dit oordeel op de inhoud van de berichten, in het bijzonder het bericht “Ik kom nu”, dat is gestuurd rond de tijd dat verbalisanten zagen dat verdachte naar de woning kwam.
Een aantal blokken hasjiesj is onderzocht op dactyloscopische sporen. Daarop zijn vier dactyloscopische sporen aangetroffen. Alle vier de sporen behoren toe aan verdachte.
Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de aanwezigheid van de hasjiesj in de woning waar medeverdachte [medeverdachte] verbleef. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte in bezit is geweest van de sleutel van de woning en dat deze woning aan hem door medeverdachte [medeverdachte] beschikbaar is gesteld voor het opslaan van de drugs. De rol van verdachte wordt bevestigd door de aangetroffen chatgesprekken. De rechtbank vindt dan ook dat verdachte wetenschap van de drugs had en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden.
De aangetroffen blokken zijn vervolgens gewogen en leveren een totaal brutogewicht op van 101,7 kilogram. De rechtbank acht dan ook het aanwezig hebben van deze hoeveelheid wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overige ten laste gelegde handelingen. Verdachte wordt van deze handelingen vrijgesproken.
De rechtbank acht het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Uit de Snapchat-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking op het aanwezig hebben van de verdovende middelen.
Het verweer tot bewijsuitsluiting slaagt niet
De rechtbank verwerpt het rechtmatigheidsverweer en overweegt het volgende.
Uit de processen-verbaal van bevindingen opgenomen in het dossier en in het bijzonder pagina’s 4 en 5 van het procesdossier, blijkt het volgende ten aanzien van de volgorde van de gebeurtenissen die hebben geleid tot de doorzoeking van de auto van verdachte.
Verdachte komt ter plaatse bij verbalisanten die buiten een woning staan. Verdachte gedroeg zich zenuwachtig en verklaarde dat hij een sleutel ging ophalen op een locatie die op tien minuten rijafstand vanaf de woning was gelegen, maar hij was binnen vijf minuten terug met een sleutel. Vervolgens treden de verbalisanten met toestemming van verdachte de woning binnen en treffen zij daar een grote hoeveelheid hasjiesj aan. Verbalisanten houden verdachte aan als verdachte van de handel in softdrugs. Aangezien verdachte naar de woning was gekomen in een auto, besloten de verbalisanten om de auto te doorzoeken op grond van de Opiumwet. In het voertuig wordt een geldbedrag van € 5.000,- aangetroffen.
De rechtbank constateert dat de het voertuig is doorzocht op grond van het ontstane redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit op grond van de Opiumwet en omdat verdachte zich met deze auto verplaatste. De rechtbank concludeert dan ook dat de doorzoeking van de auto op grond van de Opiumwet rechtmatig is geweest.
Vrijspraak witwassen
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen en spreekt hem daarvan vrij. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van witwassen zal allereerst moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
In de auto waarin verdachte reed is een grote stapel met biljetten van 20 euro gevonden met een elastiekje eromheen. Later bleek dit een bedrag van € 5.000,- te zijn.
Gelet op de hoogte, de vindplaats van het contante geldbedrag, dat het in veel biljetten met een elastiekje eromheen is aangetroffen, alsmede het aantreffen van de drugs in de woning waar verdachte was, is er zonder meer sprake van een witwasvermoeden. Van verdachte mag onder de gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag het nog resterende deel van voornamelijk de opbrengst van de door hem verkochte auto is en dat het geld afkomstig is van inkomsten uit zijn uitzendbureau. Verdachte heeft daarbij de naam van de koper van de auto gegeven, het adres van de koper en een brief waaruit blijkt dat de auto op de naam van verdachte stond tot 7 februari 2023.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven waaruit blijkt dat het geld niet van misdrijf afkomstig is.
Het openbaar ministerie heeft geen nader onderzoek verricht naar de verklaring van verdachte.
Gezien de verklaring van verdachte ten aanzien van een alternatieve herkomst van het geld, welke verklaring verdachte al in een vroeg stadium van het onderzoek heeft afgelegd, had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om nader onderzoek te doen naar feiten en omstandigheden die de legale herkomst van het geld met een voldoende mate van zekerheid zouden kunnen uitsluiten. Nu dergelijk onderzoek achterwege is gebleven, zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het geld – onmiddellijk of middellijk – uit misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.