Halverwege het tweede schooljaar werden de eerste signalen voor motivatieproblemen bij [jongmeerderjarige] opgepikt en daarna vanaf het derde schooljaar werd dit steeds duidelijker merkbaar. Direct vanaf het begin heeft de school de vinger aan de pols gehouden. De mentor was steeds direct betrokken en heeft vaak overleg gevoerd met de ouders, andere docenten en het samenwerkingsverband. Ook is de casus van [jongmeerderjarige] besproken in het samenwerkingsverband en, nadat de ouders hiervoor toestemming hadden gegeven, in het ZAT.
De school heeft al snel, in het tweede trimester van het derde leerjaar, voorgesteld om [jongmeerderjarige] extra hulp te bieden en heeft de ouders en [jongmeerderjarige] verwezen naar Wegwijs voor huiswerkbegeleiding. De begeleiding van Wegwijs is later aangevuld met coaching, maar daarbij is de school niet zelf betrokken geweest. De ouders stellen dat de hulp van Wegwijs niet aan de school is toe te rekenen en dat zij hier bovendien zelf voor hebben betaald. Dat klopt en is ook gebruikelijk, omdat het een extra voorziening is die de school in dit geval zelf niet heeft omdat zij zelf geen schoolpsycholoog in huis heeft. Ook de aangeboden één-op-één-begeleiding door Wegwijs is geen voorziening die de school moet faciliteren. Eén-op-één begeleiding is immers niet het type begeleiding dat van een reguliere school in redelijkheid kan worden verwacht.
Daarnaast heeft de school al in een vroeg stadium voorgesteld om een IQ-test bij [jongmeerderjarige] te (laten) doen, om vast te stellen of daarin een oorzaak van de problemen kon worden gevonden. Dit hebben de ouders ook opgevolgd en [jongmeerderjarige] is in de zomer van 2019 hiervoor getest.
Ook heeft de school aan het einde van de eerste keer 3 havo/vwo al duidelijk perspectief geboden. Uit de notitie van het gesprek van 1 juli 2019 blijkt dat de school de ouders toen al heeft gemeld dat zij op verschillende manieren had geprobeerd [jongmeerderjarige] te helpen maar dat geen enkele aanpak leek te werken. Ook heeft de zorgcoördinator andere scholen met een ander type onderwijs voorgesteld. De ouders hebben dit ter kennisgeving aangenomen en ervoor gekozen om [jongmeerderjarige] 3 havo/vwo nog een keer te laten doen. (zie 2.12).
Aan het begin van het vierde leerjaar zijn de testresultaten van de IQ-test (telefonisch, waarover later meer) met de school gedeeld. Op basis daarvan kon weliswaar niet direct een eenduidig plan voor [jongmeerderjarige] worden opgesteld, maar er zijn wel opnieuw meerdere dingen geprobeerd. Het docententeam is geïnstrueerd hoe ze met [jongmeerderjarige] moesten omgaan (zie 2.16). Na de overstap naar 3 mavo is het docententeam opnieuw geadviseerd over de handelwijze (zie 2.36).
Halverwege het vierde leerjaar heeft de school opnieuw een andere school geadviseerd (de [naam instelling] ) en deze keer gingen ouders en [jongmeerderjarige] daarmee akkoord. Helaas kwam die overstap niet tot stand, waarna de school heeft aangedrongen op doorstromen naar 3 of 4 mavo. In die periode heeft de school, anders dan ouders veronderstellen, erop gewezen dat [jongmeerderjarige] mogelijk meer specialistisch hulp nodig had die de school niet in huis had (e-mail van de schoolarts van 23 januari 2020, 2.34).
Dat is ook relevant in dit kader omdat niet duidelijk was wat er precies met [jongmeerderjarige] aan de hand was. Daarom was het lastig voor de school om hier een duidelijk plan voor op te stellen. Wel heeft de school (schoolarts) meerdere keren aangekaart dat zij meende dat er mogelijk meer nodig was dan alleen aangepast werken voor [jongmeerderjarige] , zoals psychische hulp. Dit is ook benoemd richting de ouders.