Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
erop lijkt” dat het tarief hoger is dan het tarief dat Buma/Stemra hanteert voor andere vergelijkbare SVOD-diensten in Nederland en omdat het tarief hoger is dan de tarieven die Disney voor de dienst Disney+ in het buitenland betaalt, maar heeft dat tegenover de gemotiveerde betwisting door Buma/Stemra niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Daar komt bij dat Buma/Stemra ter zitting heeft toegelicht dat het tarief dat aan een SVOD-aanbieder in rekening wordt gebracht mede afhankelijk is van diverse omstandigheden die per aanbieder kunnen verschillen, bijvoorbeeld welk revenumodel er door de SVOD-aanbieder wordt toegepaste en in welke mate muziek dat behoort tot het repertoire van Buma/Stemra, wordt gebruikt. Daarom zijn de SVOD-aanbieders slecht zijn te vergelijken. Hieruit volgt dat zelfs als uit de overeenkomsten zou blijken dat Buma/Stemra bij Disney een hoger tarief in rekening brengt dan bij een andere SVOD-aanbieder, hetgeen niet vaststaat, die enkele omstandigheid niet betekent dat het door Buma/Stemra ten opzichte van Disney gehanteerde tarief is gebaseerd op niet objectieve of discriminerende criteria.
3.De beslissing
mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.C. van Harmelen op 2 mei 2024. [1]