ECLI:NL:RBAMS:2024:6988

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
11204096 CV EXPL 24-8538
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over de oneerlijkheid van bedingen in algemene voorwaarden van Q-Park

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2024 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. Q-Park heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die volgens Q-Park een (parkeer)overeenkomst heeft geschonden door 'treintje te rijden' en daardoor schade heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13/EG.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de artikelen in de algemene voorwaarden, die betrekking hebben op de schadevergoeding en het tarief voor een verloren parkeerbewijs, mogelijk oneerlijk zijn. Dit is gebaseerd op de mogelijkheid van dubbele vergoedingen en de onduidelijkheid in de formuleringen van de voorwaarden. De rechter heeft Q-Park de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de geconstateerde oneerlijkheid van de bedingen en de gevolgen daarvan. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij Q-Park verplicht is om een akte met toelichting en eventuele onderbouwing aan de gedaagde partij te sturen.

De beslissing van de kantonrechter is voorlopig en verdere beslissingen worden aangehouden in afwachting van de reactie van Q-Park. De zaak zal op 3 december 2024 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11204096 CV EXPL 24-8538
vonnis van: 5 november 2024
fno.: 506
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht
eisende partij
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 1 juli 2024, met producties, heeft Q-Park een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij.
1.2.
Gedaagde partij heeft geen uitstel verzocht en evenmin geantwoord, zodat tegen gedaagde partij verstek is verleend. Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2.Gronden van de beslissing

2.1.
Q-Park vordert dat gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40,50 aan tarief verloren kaart, € 373,81 aan schadevergoeding en € 62,15 aan buitengerechtelijke kosten, alles te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van gedaagde partij in de proceskosten. Volgens Q-Park is tussen partijen een (parkeer)overeenkomst tot stand gekomen. Met het voertuig waarvan het kenteken op naam van gedaagde partij staat, is treintje gereden en daarmee is in strijd gehandeld met de overeenkomst en de algemene voorwaarden. Gedaagde partij is op grond daarvan de gevorderde schadevergoeding en het tarief verloren kaart verschuldigd, aldus steeds Q-Park.
2.2.
De overeenkomst waarop Q-Park zich beroept, is gesloten met een consument. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of Q-Park de informatieplichten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft nageleefd en of de bedingen in de gesloten overeenkomst oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/ EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
2.3.
De overeenkomst is tot stand is gekomen binnen de verkoopruimte. Q-Park heeft voldoende onderbouwd gesteld dat zij voldaan heeft aan de informatieplichten die zij heeft op grond van artikel 6:230l BW.
2.4.
De kantonrechter moet ook uit eigen beweging (onder meer) beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn. Bij die beoordeling gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen afspraken zouden hebben gemaakt in de overeenkomst en in de algemene voorwaarden.
2.5.
In het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2023 (ECLI:EU:C:2023:578, overweging 67) is (opnieuw) duidelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst.
2.6.
In artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de in deze zaak overgelegde versie van de algemene voorwaarden (2.2024) zijn bepalingen opgenomen over door de Klant (verder ook: de consument) te vergoeden schade:

5.Gebruikersvoorschriften(..)

Gebruik parkeerbewijs
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Verlies parkeerbewijs5.6 In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
Treintje rijden
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.

7.Aansprakelijkheid

(…)
7.5
De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties.

8.Niet-nakoming

8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-Park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen en de Klant de toegang tot de Parkeerfaciliteit te weigeren. De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven, onverminderd de gehoudenheid van beide partijen tot nakoming van die verplichtingen die tot aan de beëindiging van de overeenkomst voor ieder van hen zouden zijn ontstaan of zullen ontstaan.
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen Q-Park en zakelijke klanten bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van €250. In afwijking van vorenstaande geldt tussen Q-Park en de consument (een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) de wettelijke regeling van art. 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.
8.3
Q-Park is gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan, tenzij zulks in deze Voorwaarden en/of wettelijk is uitgesloten.
2.7.
In artikel 5.5 gaat het over bedragen en schade die moeten worden vergoed als een consument de parkeerfaciliteit verlaat zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs en artikel 5.6 ziet op bedragen die een consument moet vergoeden bij verlies of ontbreken van een parkeerbewijs. In artikel 5.7 gaat het over bedragen en schade die een consument moet vergoeden als treintje is gereden. Artikel 7 ziet op aansprakelijkheid van de consument in het algemeen en artikel 8 heeft betrekking op het niet nakomen van de overeenkomst of de algemene voorwaarden door de consument en de gevolgen daarvan.
2.8.
Q-Park stelt in de dagvaarding dat zij schade lijdt wanneer parkeerders treintje rijden, onder andere vanwege omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, gedane en toekomstige investeringen en het inschakelen van derden. In veel gevallen is ook schade toegebracht aan de slagboom.
2.9.
De artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 hebben allemaal betrekking op (vergoeding van) schade die ontstaat door het niet nakomen van de overeenkomst en zijn zodanig ruim geformuleerd, dat Q-Park in het geval van treintje rijden op alle vijf bedingen een beroep zou kunnen doen. Q-Park doet dit ook: in de dagvaarding stelt zij dat de consument gehandeld heeft in strijd met artikel 5.5 en/of 5.7 en dat de consument op grond van de artikelen 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 de schadevergoeding en het tarief verloren kaart verschuldigd is.
2.10.
Daar komt bij dat de artikelen elk afzonderlijk dubbele vergoedingen bevatten. Artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 bepalen namelijk dat het tarief verloren kaart onverlet laat het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief verloren kaart. Deze formulering laat de mogelijkheid open dat Q-Park het daadwerkelijke parkeertarief vordert naast het tarief verloren kaart.
2.11.
Artikelen 5.5 en 5.7 bepalen verder dat een consument een vast bedrag aan aanvullende schadevergoeding verschuldigd is en dat Q-Park daarnaast en daarenboven het recht heeft overige daadwerkelijk geleden schade te vorderen. In artikelen 7.5 en 8.1 staat vervolgens dat een consument aansprakelijk is voor alle schade die Q-Park lijdt aan apparatuur of installaties, of ten gevolge van niet-nakoming.
2.12.
Op grond van de bedingen in de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 kan Q-Park dan ook het tarief verloren kaart, het werkelijke parkeergeld, de aanvullende schadevergoeding én alle daadwerkelijk geleden (gevolg)schade vorderen. Het cumulatieve effect van de bedingen elk afzonderlijk en in combinatie met elkaar is daarmee dat Q-Park de consument met een schadevergoeding zou kunnen confronteren die de daadwerkelijk geleden schade (ver) overstijgt.
2.13.
Daarnaast is Q-Park ingevolge artikel 8.3 te allen tijde gerechtigd het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de consument niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan, tenzij dit in de voorwaarden is uitgesloten.
2.13.
Gelet op de toets die onder 2.3. is aangehaald, bezien in het licht van het arrest van 13 juli 2023 – waarin uitdrukkelijk is bepaald dat rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen en dat het van belang is om te verifiëren of de handelaar (in dit geval Q-Park) dubbel beloond dreigt te worden – is de kantonrechter van oordeel dat de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 op zichzelf staand, en in combinatie met de artikelen 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 vermoedelijk oneerlijk zijn.
2.14.
Op zich is het voorbehouden van de mogelijkheid tot het vorderen van het tarief verloren kaart en een gefixeerde schadevergoeding niet oneerlijk, zoals ook eerder geoordeeld is in de rechtspraak. De mogelijkheid om naast deze bedragen nog andere schadevergoeding bij de klant in rekening te brengen maakt deze bedingen ieder afzonderlijk én in onderlinge samenhang oneerlijk.
2.15.
Het nieuw toegevoegde artikel 5.8 neemt de oneerlijkheid niet weg, omdat hierdoor niet wordt uitgesloten dat Q-Park nog steeds tegelijkertijd een beroep kan doen op de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7. Los daarvan zijn deze bedingen, als gezegd, op zichzelf staand oneerlijk nu daarin de mogelijkheid zit van een dubbele vergoeding. Bovendien worden de algemene voorwaarden op deze manier onleesbaar en voor de gemiddelde consument onbegrijpelijk door eerst diverse bedingen op te nemen en deze daarna voor bepaalde gevallen uit te sluiten. Daadwerkelijke consumentenbescherming brengt met zich dat de mogelijkheid van dubbele beloning uitgesloten dient te zijn. Q-Park zal daarom de tekst en indeling van de betreffende bedingen – die overigens voor een groot deel niet in algemene voorwaarden hoeven te worden opgenomen omdat Q-Park een beroep kan doen op de wet – zo moeten aanpassen, dat het vorderen van dubbele vergoedingen in elk artikel afzonderlijk niet langer mogelijk is en dat ook de bedingen in onderlinge samenhang niet de mogelijkheid van dubbele beloning bieden. Bovendien moet voor de consument transparant zijn welke bedingen in welk geval van toepassing zijn.
2.16.
Verder is de schadevergoeding waarop Q-Park aanspraak maakt in artikel 5.5 en 5.7 inclusief btw en daarmee vermoedelijk oneerlijk. Schade die geen verband houdt met enige dienst die onder bezwarende titel is verricht is immers niet aan belastingafdracht onderworpen. Btw als schadepost opvoeren is dan ook een onevenredig hoge schadevergoeding (zie het arrest van het Hof van Justitie van 18 juli 2007, ECLI:EU:C:2007:440).
2.17.
Hoewel Q-Park het artikel over de buitengerechtelijke kosten (artikel 8.2) heeft aangepast, is ook deze nieuwe bepaling niet eerlijk. Op grond van dit artikel kan Q-Park immers bij het uitbrengen van een sommatie (of ingebrekestelling of exploot) alle in dat verband gemaakte kosten bij de consument in rekening brengen. Weliswaar staat in de laatste volzin dat ‘in afwijking van vorenstaande’ voor de consument de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldt, maar zoals het beding nu is geredigeerd lijkt dat te slaan op de situaties waarin incassomaatregelen door de gerechtsdeurwaarder worden genomen en blijft hiermee de mogelijkheid open voor Q-Park om eigen kosten in rekening te brengen bij de consument. In ieder geval maakt de redactie van het beding, de verwijzing naar ‘vorenstaande’, onvoldoende duidelijk dat van alle kosten die Q-Park mogelijk maakt, aan een consument alleen de wettelijke buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht. Daarnaast geldt dat het beding Q-Park de vrijheid geeft om in het geval van een gerechtelijke procedure alle kosten (“de kosten van rechtsbijstand in rechte”) bij de consument neer te leggen. Ook daarmee wordt het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoord, nu de consument in een minder gunstige positie wordt geplaatst dan hij zou hebben ingevolge het geldende nationale recht, waarbij onder meer is bepaald dat alleen de forfaitaire kosten van de gemachtigde toegewezen worden. Ook dit beding, dat is af te splitsen van het deel dat over de buitengerechtelijke kosten gaat, wordt daarom voorshands oneerlijk bevonden.
2.18.
Q-Park wordt in de gelegenheid gesteld zich over de geconstateerde oneerlijkheid en (de gevolgen van) eventuele vernietiging van de bedingen uit te laten. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rol.
2.19.
Q-Park dient de akte met toelichting en eventuele stukken ter onderbouwing tenminste twee weken vóór de hierna te bepalen rolzitting aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Q-Park wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.20.
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van het voorgaande aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
3 december 2024 te 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij als hiervoor is overwogen onder 2.18;
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte tenminste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, zoals hiervoor is overwogen onder 2.19;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.