ECLI:NL:RBAMS:2024:6977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
13/101243-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord en het verbergen van het lichaam na een gewelddadige confrontatie

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 11 april 2023 in Heiloo een man heeft vermoord. De verdachte heeft de man in zijn woning uitgenodigd, waarna een gewelddadige confrontatie plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld. Na de moord heeft de verdachte het lichaam van het slachtoffer in zeven delen gekliefd en deze delen verborgen, met als doel de dood van het slachtoffer te verhullen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, gezien de zorgen over de psychische gesteldheid van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan zowel moord als het verbergen van het lichaam. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechtbank heeft gekeken naar de bewijsmiddelen, de verklaringen van de verdachte en de forensische bevindingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan de moord schoonmaakmiddelen en gereedschap heeft aangeschaft, wat wijst op een doordacht plan. De rechtbank heeft ook de impact van de moord op de nabestaanden in overweging genomen, wat heeft bijgedragen aan de hoogte van de opgelegde straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/101243-23
Datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1973,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 en 18 oktober 2024. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 15 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen mr. E.P.H. van Esser namens benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 4 januari 2024 en op de zitting van 17 oktober 2024 – tenlastegelegd dat
1.
hij in/op of omstreeks de periode van 11 april 2023 tot en met 18 april 2023 te Heiloo, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door;
- met kracht met een (hak)mes en/of (hak)bijl, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, op/in/ter hoogte van het hoofd en/of de hals en/of de (onder) armen en/of handen, in elk geval op/in het lichaam van die [slachtoffer] te hakken en/of te steken en/of te snijden en/of;
- met kracht op/ter hoogte van het hoofd en/of de hals, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of;
- met zijn hand(en) en/of (een) voorwerp(en) met kracht (op/in/ter hoogte van) de hals/keel en/of de neus en/of mond en/of ademwegen van die [slachtoffer] (samen) te drukken en/of met zijn hand(en) en/of (een) voorwerp(en) met kracht de hals/keel en/of de neus en/of mond en/of ademwegen van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dicht(geknepen/gedrukt) te houden en/of te smoren en/of door anderszins de ademhaling(sfunctie) van die [slachtoffer] te belemmeren, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in/op of omstreeks de periode van 11 april 2023 tot en met 18 april 2023 te Heiloo en/of Waldsolms, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, het lijk van [slachtoffer] heeft begraven, vernietigd, verborgen, weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de moord op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (feit 1) en het onttrekken van zijn lijk aan nasporing (feit 2). Zij heeft daarvoor de relevante bewijsmiddelen opgesomd. Op grond van die bewijsmiddelen concludeert zij – kort gezegd – dat verdachte en [slachtoffer] in de middag van 11 april 2023 in de woning van verdachte hadden afgesproken, dat verdachte hem toen om het leven heeft gebracht en dat hij dit deed overeenkomstig een vooropgezet plan. De officier van justitie leidt het bestaan van dit plan af uit het gegeven dat verdachte de betreffende ochtend diverse goederen heeft gekocht, waaronder schoonmaakmiddelen, een mes, een bijl en een handzaag, welke goederen verdachte heeft gebruikt bij zijn plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Vervolgens heeft verdachte het lichaam van [slachtoffer] in zeven stukken gekliefd, deze stukken in vuilniszakken en koffers gedaan. Deze koffers heeft hij in de achterbak van zijn auto verstopt. Hij heeft één lichaamsdeel (de romp) begraven in een kloostertuin in Duitsland, en de auto met overige zes lichaamsdelen van [slachtoffer] bij een treinstation in Lievelde geparkeerd. Dit alles met als doel het lijk te onttrekken aan nasporing (feit 2). Dit laatste feit is door verdachte ook bekend.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht. Hij heeft daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Verdachte heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd over wat er is gebeurd. Deze verklaringen zijn weliswaar kort en weinig gedetailleerd, maar wel van meet af aan duidelijk en hetzelfde. Die verklaringen vinden ook met grote regelmaat bevestiging in het dossier. Zijn verklaringen komen er in de kern op neer dat sprake is geweest van een ongeluk. [slachtoffer] begon verdachte bij binnenkomst in zijn woning te bijten, waarna de twee in een gevecht zijn geraakt. In dat gevecht is over en weer aangevallen en afgeweerd. Verdachte heeft daarbij op geen enkel moment opzet gehad op de dood van [slachtoffer] . Dit kan ook niet worden afgeleid uit de door hem aangeschafte goederen, te weten de schoonmaakmiddelen en het gereedschap. Allereerst omdat geen van deze goederen is gebruikt om [slachtoffer] te doden. Daarnaast heeft verdachte over de aanschaf van deze goederen ook een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij de schoonmaakmiddelen heeft gekocht om de woning, waarvan hij kort daarvoor de sleutel had gekregen, schoon te maken. De bijl, handzaag en moker heeft hij aangeschaft om een douche te maken in de woning en het mes heeft hij gekocht voor zijn werk als kok. Deze verklaring is aannemelijk en niet onbestaanbaar bij de feiten en omstandigheden volgend uit het dossier. Tot slot is nog van belang dat gedurende het onderzoek niet van enig motief is gebleken bij verdachte voor het doden van [slachtoffer] .
Verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde bekend en door de raadsman is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Inleiding
Op 11 april 2023 hebben verdachte en [slachtoffer] om 16:00 uur een afspraak elkaar te treffen in Breukelen. Deze afspraak hebben zij een dag van tevoren gemaakt. [2] Verdachte en [slachtoffer] zijn samengekomen bij de woning van verdachte in [plaats] . [3] Verdachte verbleef in een kleine woning die eigendom is van een klooster in [plaats] . Voordat zij de woning in gingen, hebben verdachte en [slachtoffer] de kerk bezocht en een korte wandeling in de buurt van het klooster gemaakt. [4] In de woning hebben verdachte en [slachtoffer] vrijwel direct na binnenkomst ruzie gekregen. [5] Het klonk volgens een getuige alsof zij elkaar afmaakten. [6] [slachtoffer] is uiteindelijk in de woning overleden. Zijn lichaam is een paar dagen later, op 18 april 2023, in delen aangetroffen in een koffer in de auto van verdachte, die geparkeerd stond bij het treinstation in Lievelde. [7] De romp met de hals is niet aangetroffen in de auto. [8] Deze is op 26 april 2023 aangetroffen op een begraafplaats van een Koptisch klooster te Waldsolms in Duitsland. [9]
De telefoons van [slachtoffer] heeft verdachte in de buurt van de Duitse grens weggegooid, [10] zijn eigen telefoon had hij niet bij zich. [11] In de woning zijn op meerdere plekken bloedsporen aangetroffen. [12] Daarnaast is gebleken dat verdachte verschillende gereedschappen en schoonmaakmiddelen heeft gekocht, waarvan een deel in zijn woning en in zijn auto is aangetroffen. [13]
Twee dagen na de dood van [slachtoffer] heeft verdachte de auto van [slachtoffer] geparkeerd op een plek op ongeveer tien minuten fietsen van het huis van [slachtoffer] . [14] Op camerabeelden is te zien dat verdachte in de dagen na het overlijden van [slachtoffer] op verschillende momenten met tassen, koffers en/of vuilniszakken de woning verlaat. [15]
3.3.2.
Wat is er met het lichaam gebeurd?
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat er op 11 april 2023 in zijn woning tussen hem en [slachtoffer] een gevecht is ontstaan, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen. Toen hij zich realiseerde dat [slachtoffer] was overleden, raakte verdachte in paniek. Het enige dat door zijn hoofd ging, was dat hij het lichaam van [slachtoffer] in stukken moest hakken en het lichaam moest wegwerken. Verdachte heeft vervolgens met een zaag het lichaam van [slachtoffer] in zeven delen gezaagd. [16]
Nadat verdachte het lichaam in stukken had gezaagd, heeft hij de lichaamsdelen in vuilniszakken gewikkeld, in koffers gedaan en deze in de achterbak van zijn auto gelegd en is daarmee richting Duitsland gereden. Een deel van het lichaam (de romp met de hals) heeft verdachte begraven op loopafstand van een Koptisch klooster in Waldsolms, Duitsland. [17]
Verdachte heeft tijdens het politieverhoor op een kaartje uitgetekend waar de romp van [slachtoffer] begraven lag. [18]
Forensische bevindingen
Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is onderzoek gedaan aan de lichaamsdelen van [slachtoffer] . [19] Bij de sectie bleek dat het lichaam na het overlijden in zeven delen is gekliefd, door middel van zes klievingsvlakken. [20] Vier van de zes klievingsvlakken zijn nader onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze klievingsvlakken kunnen zijn ontstaan door een handzaag. [21]
Alle zeven delen van het stoffelijke overschot bleken hetzelfde DNA-profiel te hebben. Uit vergelijking van de vingerafdrukken van het stoffelijk overschot in het geautomatiseerde vreemdelingensysteem BVV bleek dat de aangetroffen rechterarm toebehoorde aan [slachtoffer] . [22]
Conclusie
Op grond van de verklaring van verdachte en de forensische bevindingen acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 11 april 2023 in zijn woning te Heiloo het lichaam van [slachtoffer] in stukken heeft gekliefd met behulp van een handzaag en de lichaamsdelen vervolgens in zijn auto heeft geplaatst, waarna hij de romp met de hals heeft begraven bij een begraafplaats bij een Koptisch klooster te Waldsolms in Duitsland, en de overige lichaamsdelen heeft achtergelaten in zijn auto, bij het station in Lievelde. Hij deed dit – zo heeft hij zelf ook verklaard – met de bedoeling om de dood van [slachtoffer] te verhelen.
3.3.3.
Hoe is [slachtoffer] om het leven gekomen?
Verklaringen verdachte
De rechtbank constateert dat verdachte wisselend heeft verklaard over de gebeurtenissen in de woning. Zo heeft verdachte in zijn verhoor van 25 april 2023 [23] verklaard dat de ruzie begon, omdat [slachtoffer] avances richting hem maakte. Toen verdachte hem hierop aansprak, beet [slachtoffer] hem in zijn linkerwang en linkerhand. Verdachte werd boos en duwde [slachtoffer] , waardoor hij met zijn hoofd tegen een muur kwam. Verdachte zag vervolgens veel bloed en later bleek dat [slachtoffer] dood was. In zijn verhoor van 15 mei 2023 [24] heeft verdachte over de aanleiding van de ruzie verklaard dat [slachtoffer] een grap maakte over de psychische ziekte van verdachte en verdachte in zijn linkerwang beet. Hierop duwde verdachte [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] met zijn hoofd tegen het kozijn aankwam. Na deze duw, werd er over en weer geweld gebruikt. Uiteindelijk duwde verdachte [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] op de grond terechtkwam en niet meer opstond. Op 9 juli 2024 [25] – nadat verdachte geconfronteerd werd met de resultaten van het forensisch onderzoek naar de doodsoorzaak – heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] aan de bovenzijde van zijn T-shirt (bij de hals) heeft vastgehouden met de bedoeling hem rustig te krijgen. Ook heeft hij geprobeerd de mond van [slachtoffer] met zijn handen dicht te doen.
Op de zitting van 17 oktober 2024 heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem uit het niets aanviel en hem probeerde te bijten. [26] Er ontstond een gevecht waarbij verdachte zijn hand over de mond van [slachtoffer] plaatste en [slachtoffer] ook bij de keel en het shirt heeft vastgegrepen. Verdachte heeft vervolgens [slachtoffer] met kracht van zich afgeduwd. Daardoor is [slachtoffer] ten val gekomen en met zijn hoofd tegen de muur of het kozijn aangekomen. [27] Verdachte zag dat [slachtoffer] een verwonding had opgelopen en hevig bloedde. [slachtoffer] bewoog niet meer. Verdachte raakte in paniek, omdat hij in de veronderstelling was dat [slachtoffer] was overleden. [28] Verdachte heeft [slachtoffer] versleept naar het bed en hem met zijn hoofd en armen op het bed gelegd. Vervolgens heeft verdachte een bijl gepakt en meermalen op hem ingeslagen. [29] De letsels die zijn aangetroffen aan het hoofd, de armen en de handen van [slachtoffer] zijn daardoor ontstaan, en dus allen ná het overlijden van [slachtoffer] .
Voorts heeft verdachte op de zitting verklaard dat niet [slachtoffer] , maar hij degene is geweest die heftig schreeuwde, zoals gehoord door de getuige. De bijtwonden die bij verdachte zijn aangetroffen, bevestigen mede dat hij degene is geweest die is aangevallen, aldus verdachte. [30]
Forensische bevindingen
In het rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van het forensisch pathologisch onderzoek (hierna: het sectierapport) wordt geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door scherpe en/of (samen)drukkende geweldpleging ter hoogte van de hals dan wel door (of in combinatie met) andersoortige vormen van verstikking (smoren en/of suffocatie). Een andere doodsoorzaak is niet gebleken. [31]
Aan de onderarmen en de handen van [slachtoffer] zijn letsels aangetroffen die kenmerkend zijn voor af- en/of verweerletsel. [32] Aan het hoofd alsook aan beide onderarmen en handen zijn in totaal 22 gladrandige huiddefecten aangetroffen. Deze letsels zijn het gevolg van houwende (hakkende) en/of snijdende krachtinwerking met één of meerdere scherprandige voorwerpen (zoals een bijl en/of mes). [33] De mate van de omgevende bloeduitstorting is telkens suggestief voor toebrenging bij leven. Uit het rapport en de bijlagen bij het rapport volgt dat bij 18 van deze 22 letsels omgevende bloeduitstortingen zijn aangetroffen. [34] De diepte van enkele onderliggende botbeschadigingen was zodanig dat hiervoor sprake moet zijn geweest van een hevige krachtinwerking, bij voorkeur met een zwaar voorwerp. [35] De verdeling en de gelijkaardige oriëntatie van enkele gladrandige letsels zijn suggestief voor een beperkt dynamische context bij toebrenging. [36]
Voorts is onderzoek gedaan naar de in de woning aangetroffen bloedsporen. [37] In de gehele woning, met uitzondering van het toilet, zijn bloedsporen aangetroffen. Negen bloedsporen op verschillende locaties in de woning zijn bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek. Van acht bemonsteringen zijn enkelvoudige DNA-profielen verkregen waarvan er zeven overeenkomen met het DNA-profiel van [slachtoffer] , steeds met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. [38] Het andere enkelvoudige DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van verdachte, ook met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. [39]
Conclusie
Verdachte heeft wisselend verklaard over de aanleiding van de ruzie, de geweldshandelingen en de daadwerkelijke doodsoorzaak. Uit die wisselende verklaringen haalt de rechtbank dat [slachtoffer] volgens verdachte is komen te overlijden door een val op de grond, tegen de muur of het kozijn.
Nog daargelaten dat verdachte de geloofwaardigheid van het door hem gestelde scenario, inhoudende dat [slachtoffer] door een val is komen te overlijden, heeft ondergraven door op belangrijke punten wisselende verklaringen af te leggen, is het alternatieve scenario van verdachte bovendien in strijd met de bevindingen van het forensisch onderzoek naar de doodsoorzaak.
In het sectierapport wordt immers geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door scherpe en/of (samen)drukkende geweldpleging ter hoogte van de hals dan wel door (of in combinatie met) andersoortige vormen van verstikking (smoren en/of suffocatie). Een andere doodsoorzaak is niet gebleken. [40]
Hoewel de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen
welkevan genoemde oorzaken de reden is of zijn geweest van het overlijden, kan de rechtbank wel vaststellen dat van een andere doodsoorzaak, zoals een val op het hoofd, niet is gebleken.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte, dat [slachtoffer] door een val om het leven is gekomen, dan ook terzijde.
Zoals onder 3.3.1. reeds overwogen en door verdachte is verklaard, waren alleen [slachtoffer] en verdachte in de woning aanwezig en hadden zij ruzie. [41] Een ruzie die door getuige [getuige 1] is gehoord. Deze getuige heeft verklaard dat hij een heftige ruzie hoorde tussen twee mannen en dat het klonk “
alsof ze elkaar afmaakten”. [42] De getuige heeft eveneens beelden van zijn videodeurbel, met daaronder een geluidsopname, aangeleverd. [43] Hierop is een mannenstem hoorbaar. [44] Een tolk heeft deze geluidsopname beluisterd. De tolk heeft verklaard dat de man in het Arabisch schreeuwt en dat de man niet een Egyptisch accent heeft, maar een Syrisch accent. De man schreeuwt “
genoeg broer, aiii aiii, ik smeek je”. Volgens de tolk is
aiii aiiihet Syrische equivalent voor het Nederlandse
auw auw. [45] Verdachte is een Egyptische man, [slachtoffer] is een Syrische man. Het kan dus niet anders dan dat het [slachtoffer] is geweest die in de woning hevig schreeuwde. De genoemde letsels aan het hoofd, de onderarmen en de handen van [slachtoffer] ondersteunen deze lezing, nu zij suggestief zijn voor toebrenging bij leven. Dat duidt erop dat [slachtoffer] zich heeft geprobeerd af te weren, terwijl verdachte meermalen met kracht op hem insloeg. Dat het zo is gegaan, volgt tot slot ook uit de onderzochte bloedsporen in de woning. Van verdachte is een geringe hoeveelheid bloed aangetroffen, terwijl van [slachtoffer] meer en op verschillende plekken in de woning bloed is aangetroffen. Dat maakt dat de rechtbank ook hierin steun ziet dat [slachtoffer] degene is geweest die in de woning gewond is geraakt door de door verdachte ingezette aanval.
Gelet op het voorgaande, concludeert de rechtbank dat in de woning een gevecht heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte de overhand had en op zeer hardhandige en agressieve wijze te werk is gegaan, wat uiteindelijk heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] . Hoewel de rechtbank daarbij niet kan vaststellen welke van de hiervoor in het sectierapport genoemde geweldspleging of combinatie van geweldsplegingen heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] , staat wel vast dat het verdachte is geweest die de betreffende geweldspleging of geweldsplegingen heeft toegepast. De rechtbank is van oordeel dat deze bovendien allen zo zeer zijn gericht op de – uiteindelijk daadwerkelijk ingetreden – dood van [slachtoffer] dat bewezen kan worden dat verdachte op 11 april 2023 te Heiloo opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek van de raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de opstellers van het sectierapport te (doen) horen, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de 22 letsels aan het hoofd, de onderarmen en de handen van [slachtoffer] zijn ontstaan bij leven. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het rapport op dit punt niet volledig is, nu wordt gesproken over een enkelvoudige bloeduitstorting en op basis daarvan wordt gezegd dat alle 22 letsels aan het hoofd, de onderarmen en de handen suggestief zijn voor toebrenging bij leven.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Het rapport geeft in onderdeel C. ‘Uit- en inwendige schouwing’ een samenvatting van de aangetroffen letsels en eventueel omgevende bloeduitstorting. [46] De volledige bevindingen van de uit- en inwendige schouw zijn aan de hand van een schematische weergave in bijlage 1 uiteengezet. [47] Uit bijlage 1 blijkt dat niet slechts één bloeduitstorting is aangetroffen, maar dat 18 van de 22 gladrandige letsels omgeven zijn door een bloeduitstorting: 15 letsels aan het hoofd en 3 letsels aan de onderarmen en handen. De rechtbank acht zich gelet op het voorgaande daarom voldoende geïnformeerd en ziet geen aanleiding de zaak aan te houden voor het doen van nader onderzoek en wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman af.
3.3.4.
Was sprake van voorbedachten rade?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte [slachtoffer] met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspannen tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ vindt de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend, in onderling verband en samenhang bezien.
Aangetroffen schoonmaakmiddelen en -artikelen
Verschillende schoonmaakmiddelen en -artikelen zijn in de woning en auto van verdachte aangetroffen, [48] onder andere: (latex)handschoenen, trekbandzakken, vuilniszakken, allesreiniger, vlekkenverwijderaar en dikke bleek. [49] Verdachte heeft verklaard deze goederen gekocht te hebben. [50]
Uit onderzoek naar de transacties bij Albert Heijn is gebleken dat een deel van de goederen door hem is gekocht op 11 april 2023 rond 09:15 uur, een ander deel is gekocht op 14 april 2023. [51] De goederen die verdachte heeft gekocht bij de Albert Heijn op 11 april 2023, te weten (latex)handschoenen, trekbandzakken en allesreiniger, [52] zijn gekocht vóór het overlijden van [slachtoffer] .
Een deel van de goederen afkomstig van Dekamarkt is gekocht op 11 april 2023 tussen 13:43 uur en 13:49 uur, of tussen 18:27 uur en 18:33 uur, een ander deel van de goederen afkomstig van Dekamarkt is gekocht op 14 april 2023. [53] Omdat verdachte op meerdere momenten in Dekamarkt is geweest, zowel voor als na het overlijden van [slachtoffer] , kan niet met zekerheid gezegd worden welke goederen op welk moment zijn aangeschaft. Vaststaat wel dat verdachte naast de reeds genoemde goederen de volgende goederen heeft gekocht bij Albert Heijn en Dekamarkt: trekbandzakken, handschoenen, vlekkenverwijderaar, dikke bleek en een spons. [54]
Aangetroffen gereedschappen
In de woning van verdachte zijn een moker en een beschermhoesje voor gereedschap aangetroffen. [55] Uit onderzoek is gebleken dat het beschermhoesje hoort bij een hakbijl. [56] De betreffende hakbijl is gekocht bij Praxis in Heemskerk op 11 april 2023 tussen 09:40 uur en 10:21 uur [57] en de moker is gekocht bij Karwei in [plaats] op 11 april 2023 om 11:50 uur. [58] De hakbijl is niet aangetroffen. Ook is bij Karwei later op 11 april 2023, namelijk om 13:35 uur, een handzaag aangeschaft. [59] Verdachte heeft verklaard een hakbijl, een moker en een handzaag te hebben gekocht. [60]
Tenslotte zijn er bij de fouillering van verdachte, in zijn auto en in de woning bonnetjes gevonden van de aankoop van drie koks- en broodmessen bij HEMA. [61] Deze aankopen vonden plaats op 4, 11 en 14 april 2023. Verdachte heeft eveneens verklaard deze messen te hebben gekocht. [62] Twee van de drie messen zijn niet in de woning aangetroffen, het derde mes is aangetroffen in de keukenla. [63]
Alle aankopen hebben plaatsgevonden door middel van contante betalingen. [64] Uit onderzoek naar de bankgegevens van verdachte is voorts gebleken dat er geen pintransacties zijn gedaan sinds 7 april 2023. [65]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij net de sleutel van de woning had en er nog geen nacht had geslapen. [66] De schoonmaakmiddelen heeft verdachte gekocht, omdat hij de woning zelf nog wilde schoonmaken voordat hij de woning zou betrekken. [67] Verdachte heeft de spullen van het klooster niet gebruikt, omdat die niet van hem zijn en het gebruik ervan respectloos zou zijn. [68]
Daarnaast heeft verdachte de bijl, de zaag en de moker gekocht omdat in de woning (nog) geen douche aanwezig was. Verdachte heeft de gereedschappen aangeschaft om zelf een douche te installeren. [69] Hoewel verdachte wist dat het klooster de benodigde gereedschappen had, durfde hij niet te vragen of hij die gereedschappen mocht lenen omdat deze privé eigendom zijn en ook het gebruik hiervan zou respectloos zijn. [70] Verdachte heeft verklaard met een medewerker van het klooster, te weten getuige [getuige 2] , gesproken te hebben over het aanleggen van een douche, daaruit heeft hij opgemaakt dat hij toestemming had om de douche aan te leggen. [71]
Ten aanzien van de messen heeft verdachte verklaard dat hij niet tevreden was met de messen in het restaurant waar hij werkte. Verdachte is kok en wil goede messen hebben, zowel in het restaurant als voor privégebruik. [72]
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van verdachte – over de reden van het aanschaffen van het gereedschap en de schoonmaakmiddelen – onaannemelijk en schuift deze terzijde. Zij overweegt daartoe als volgt. Verdachte is eerst met deze verklaring gekomen nadat uit onderzoek naar voren kwam dat hij deze goederen direct voorafgaand aan de afspraak met [slachtoffer] had gekocht. Dit was pas in het verhoor van 9 juli 2024. Op zitting – op vragen daartoe van de rechtbank en de officier van justitie – kon hij vervolgens niet uitleggen waarom hij specifiek deze gereedschappen – een hakbijl, handzaag en moker – nodig had voor de aanleg van een douche en ook niet waarom hij deze contant op dezelfde dag bij verschillende winkels had aangeschaft. Bovendien is door eerdergenoemde getuige [getuige 2] verklaard dat verdachte haar eerder had gevraagd of hij een douche mocht aanleggen, waarop zij hem direct heeft laten weten dat zij die beslissing niet kon nemen en heeft zij verdachte doorverwezen naar de rector. [73] Verdachte had dus ook geen toestemming om in de woning een douche aan te leggen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de woning al was schoongemaakt door twee schoonmakers, kort voorafgaand aan 11 april 2023. [74] Verdachte had de woning gezien voor die datum, en moet hebben gezien dat de woning al schoon was.
De rechtbank ziet in het geheel aan handelingen van verdachte – voorafgaand, tijdens en kort na de geweldshandelingen – sterke aanwijzingen dat verdachte op een planmatige, berekende en doordachte wijze heeft gehandeld.
In de ochtend en begin van de middag van 11 april 2023 heeft verdachte gereedschap en schoonmaakmiddelen gekocht. Opvallend is dat verdachte het gereedschap niet bij één winkel heeft gekocht, maar bij verschillende winkels. Verdachte heeft tot 7 april 2023 aankopen met pin betaald en alle aankopen op 11 april 2023 contant.
Van een deel van de aangeschafte goederen is gebleken dat verdachte deze heeft gebruikt bij het doden van [slachtoffer] dan wel het wegmaken van zijn lichaam. Zo heeft verdachte zelf verklaard de door hem aangeschafte bijl te hebben gebruikt. Uit het dossier volgt dat een soortgelijk type handzaag zoals aangeschaft door verdachte is gebruikt voor het klieven van het lichaam van [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte na de dood van [slachtoffer] de gekochte schoonmaakmiddelen gebruikt om de woning schoon te maken en heeft hij de lichaamsdelen in eerder gekochte vuilniszakken gedaan.
Verder geldt dat verdachte, in een tijdsbestek van ruim drieënhalf uur na aanvang van de afspraak die verdachte met [slachtoffer] had, hem heeft gedood, zijn lichaam in stukken heeft gezaagd, de lichaamsdelen in vuilniszakken heeft gestopt en de vuilniszakken in koffers naar zijn auto heeft gebracht. Vanwege dit relatief korte tijdsbestek ziet de rechtbank zich gesterkt in de overtuiging dat verdachte doelbewust heeft gehandeld om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Vervolgens is verdachte met de koffers naar Duitsland gereden, waar hij één lichaamsdeel van [slachtoffer] gedeeltelijk heeft begraven, tijdens deze rit heeft verdachte de telefoons van [slachtoffer] weggegooid. De auto van [slachtoffer] heeft verdachte na een paar dagen geparkeerd op een plek die voor [slachtoffer] gebruikelijk is, om op die manier de ontdekking van de vermissing en het overlijden van [slachtoffer] uit te stellen. Ook zijn de bijl, de zaag en twee van de drie messen niet teruggevonden. Alle elementen in het handelen van verdachte zijn doordacht en gepland. De rechtbank concludeert dan ook dat het geheel aan handelingen van verdachte niet is ontstaan in een opwelling, maar bewust en weloverwegen is voorbereid door verdachte.
Verdachte heeft daarbij voldoende de gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daar rekenschap van te geven. Verdachte heeft zijn plan voortgezet en uitgevoerd. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte [slachtoffer] op 11 april 2023 opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 11 april 2023 te Heiloo, [benadeelde partij 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door;
- met kracht met een (hak)mes en/of (hak)bijl, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, op/in/ter hoogte van het hoofd en/of de hals en/of de (onder) armen en/of handen, in elk geval op/in het lichaam van die [slachtoffer] te hakken en/of te steken en/of te snijden en/of
- met kracht op/ter hoogte van het hoofd en/of de hals, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- met zijn hand(en) en/of (een) voorwerp(en) met kracht (op/in/ter hoogte van) de hals/keel en/of de neus en/of mond en/of ademwegen van die [slachtoffer] (samen) te drukken en/of met zijn hand(en) en/of (een) voorwerp(en) met kracht de hals/keel en/of de neus en/of mond en/of ademwegen van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dicht(geknepen/gedrukt) te houden en/of te smoren en/of door anderszins de ademhaling(sfunctie) van die [slachtoffer] te belemmeren, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2
in de periode van 11 april 2023 tot en met 18 april 2023 te Heiloo en/of Waldsolms, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, het lijk van [benadeelde partij 3] heeft begraven, verborgen, weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om
het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen.

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

Verdachte is strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten. Door de verdediging is een noodweer(exces) verweer gevoerd voor het geval dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 tot een bewezenverklaring van doodslag zou komen. Nu de rechtbank hierboven heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van moord, zal op dit verweer niet worden ingegaan.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings- dan wel schulduitsluitingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.

6.Motivering van de straf en maatregel

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar. De officier van justitie komt daarnaast tot de conclusie dat de noodzaak van oplegging van de tbs-maatregel niet is gebleken uit het persoonlijkheidsonderzoek of andere dossierstukken en dat dit dus ook niet kan worden onderbouwd. Zij vindt het wel noodzakelijk om aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Deze noodzaak komt volgens haar voort uit het ontbreken van een motief, het vanuit het niets gepleegde onverklaarbare excessieve geweld en de mogelijke — maar niet vast te stellen — samenhang met de depressieve stoornis van verdachte. Gezien deze omstandigheden bestaat er een gegronde vrees dat verdachte in de toekomst opnieuw in staat zal zijn een ernstig misdrijf te plegen, aldus de officier van justitie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 2 is volgens hem een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar passend. Indien de rechtbank verdachte niet vrijspreekt voor feit 1, maar hem wel vrijspreekt van de impliciet tenlastegelegde moord en dus komt tot een veroordeling van doodslag, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar passend is. Evenals de officier van justitie, acht de raadsman oplegging van een tbs-maatregel niet passend.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord. Hij heeft [slachtoffer] in zijn woning uitgenodigd en hem na een korte vechtpartij van het leven beroofd. Dit was het hoogtepunt van een door hem secuur voorbereid plan waar verdachte geen moment van is teruggedeinsd. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een van de grofste strafbare feiten die ons Wetboek van Strafrecht kent.
Verdachte heeft de nabestaanden hun zoon, broer en vriend afgenomen. Het handelen van verdachte heeft op de nabestaanden een levenslange impact. Dat is de rechtbank te meer gebleken tijdens de emotionele slachtofferverklaring die door de moeder van [slachtoffer] ter terechtzitting is afgelegd. Door toedoen van verdachte is niet alleen haar leven, maar dat van meerdere families ingestort, zo liet zij met tranen in haar ogen weten.
Na het plegen van de moord heeft verdachte het lichaam van [slachtoffer] in stukken gezaagd en verborgen met het oogmerk zijn gruwelijk handelen voor de wereld te verdoezelen. Hiermee heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belang, namelijk strafrechtelijke vervolging en bestraffing voorkomen.
Door zo te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor het lichaam van [slachtoffer] en heeft hij er daarnaast aan bijgedragen dat de nabestaanden van [slachtoffer] onnodig lang in onzekerheid hebben geleefd over zijn lot. Ook heeft hij de nabestaanden, door het toetakelen van het lichaam, de mogelijkheid ontnomen om op een waardige manier afscheid van hem te nemen.
Nadat het lichaam van [slachtoffer] werd aangetroffen, heeft verdachte aanvankelijk ontkend iets met zijn dood te maken te hebben. Ook heeft hij zich tijdens de eerste verhoren meermalen op zijn zwijgrecht beroepen. Pas toen uit het politieonderzoek naar voren kwam dat hij wel degelijk betrokken was bij de dood van [slachtoffer] , heeft hij een verklaring willen afleggen. Deze verklaring heeft hij vervolgens meermalen aangepast, mede naar aanleiding van de bevindingen van het aanvullend politieonderzoek, waardoor het tot op de dag van vandaag niet duidelijk is wat er precies in de woning is gebeurd en waarom verdachte [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Verdachte heeft ook ter terechtzitting blijk gegeven van een gebrek aan besef van de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor de nabestaanden. Zo heeft hij herhaaldelijk benadrukt dat het zíjn leven is dat ten einde is gekomen door de dood van [slachtoffer] , zonder ook maar een woord te wijden aan het verdriet dat hij de nabestaanden heeft aangedaan. Hierbij heeft verdachte getoond totaal geen respect of inlevingsgevoel te hebben ten opzichte van de nabestaanden.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 25 april 2024 opgemaakt door M.L. Sikkens, GZ-psycholoog en D.C.W.H. Naus, psychiater.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen het rapport bevestigd en aangevuld. Hieruit komt – kort gezegd – naar voren dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis. Niet kan worden vastgesteld of deze stoornis er was ten tijde van het tenlastegelegde. In het geval deze stoornis er was, kan geen direct verband worden gelegd met de tenlastegelegde gedragingen. Bij verdachte zijn aanwijzingen aanwezig om aan een persoonlijkheidsstoornis te denken. De resultaten van het onderzoek zijn echter niet duidelijk genoeg om tot een conclusie te komen, mede omdat onduidelijk is gebleven in hoeverre zijn (mogelijk) beperkte verstandelijke vermogens en somberheid van invloed zijn geweest op zijn gedrag. Ook kan niet worden vastgesteld of en in hoeverre sprake is van herhalingsgevaar.
Verdachte heeft verklaard stemmen te horen en beschrijft psychotische symptomen. Uit het onderzoek is onvoldoende duidelijkheid gekomen om verdere conclusies ten aanzien van deze mogelijk psychotische klachten te trekken. Dat bij verdachte een hulpvraag aanwezig zou kunnen zijn wordt door de deskundigen bevestigd, wat deze in forensisch kader zou zijn kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld.
De deskundigen kunnen niet vaststellen dat sprake was van een stoornis bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde en dat verdachte onder invloed van deze stoornis handelde.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat voor de feiten die verdachte heeft begaan enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, ter vergelding van het leed dat [slachtoffer] en de nabestaanden is aangedaan. Daarnaast weegt het belang van beveiliging van de samenleving zwaar. De rechtbank heeft bij haar beslissing over de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en jurisprudentie. Ten aanzien van moord zijn er geen landelijke oriëntatiepunten. Daarom kijkt de rechtbank naar straffen die in recente jurisprudentie in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 22 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Verdachte is tot ernstig gewelddadig gedrag in staat gebleken en de rechtbank heeft grote zorgen aangaande de psychische gezondheid van verdachte en eventueel samenhangend gevaar voor gewelddadig gedrag. De rechtbank ziet in het gewelddadig gedrag en de mogelijke gebrekkige ontwikkeling aanleiding voor behandeling.
Uit het reclasseringsrapport van 29 april 2024 komt naar voren dat de reclassering mogelijkheden ziet voor oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel en dat zij bij veroordeling tot een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf positief adviseert over het inzetten van die maatregel.
Nu veel onduidelijkheid bestaat over het psychisch functioneren van verdachte en niet valt te voorzien of, en zo ja in hoeverre, de detentie en detentiefasering voldoende waarborgen geven om toekomstige risico’s te ondervangen, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na detentie – indien dat dan nog nodig blijkt – onder toezicht te stellen en eventueel te verplichten zich onder behandeling te stellen, zodat het risico op herhaling van levensdelicten, dan wel geweldsdelicten, wordt geminimaliseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord. Dit is een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en op dit strafbare feit is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Bovendien wordt aan verdachte ter zake van dit feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Daarnaast is de oplegging van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de veiligheid van anderen. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de detentie en eventueel voorwaardelijke invrijheidsstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.

7.Beslag

De in beslag genomen en niet teruggegeven personenauto [75] , die aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze auto het onder feit 2 bewezen geachte is begaan.

8.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

8.1.
De vorderingen
De nabestaanden van [slachtoffer] : [benadeelde partij 1] (de moeder van [slachtoffer] ), [benadeelde partij 3] (de zus van [slachtoffer] ) en [benadeelde partij 2] (de broer van [slachtoffer] ) hebben zich elk als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen.
[benadeelde partij 1] , de moeder van [slachtoffer]
De moeder van [slachtoffer] vordert een bedrag van in totaal € 514.633,31 aan schadevergoeding, waarvan € 467.133,31 ter vergoeding van materiële schade, te weten:
- Gederfd levensonderhoud à € 453.000,-;
- Kosten voor transport lichaam à € 6.154,-;
- Kosten voor de begrafenis à € 6.654,31;
- Kosten voor herdenkingsdiensten à € 995,-; en
- Kosten voor de afwikkeling van de nalatenschap à € 330,-.
Zij vraagt daarnaast € 47.500,- ter vergoeding van immateriële schade:
- Shockschade à € 30.000,-; en
- Affectieschade à € 17.500,-.
[benadeelde partij 3] , de zus van [slachtoffer]
De zus van [slachtoffer] vordert een bedrag van in totaal € 30.000,- ter vergoeding van immateriële schade, te weten shockschade.
[benadeelde partij 2] , de broer van [slachtoffer]
De broer van [slachtoffer] vordert een bedrag van in totaal € 30.000,- ter vergoeding van immateriële schade, te weten shockschade.
8.2.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel toegewezen kunnen worden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de vordering tot schadevergoeding van de moeder van [slachtoffer] voor wat betreft het gederfd inkomen moet worden afgewezen nu deze post niet is onderbouwd. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de door de moeder van [slachtoffer] gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van het transport van het lichaam, de begrafenis, de herdenkingsdiensten en de afwikkeling van de nalatenschap is ter terechtzitting niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom ook worden toegewezen.
De vordering tot vergoeding van gederfd inkomen is namens verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. Het toelaten van nadere bewijslevering zou namelijk betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden, wat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Door de moeder van [slachtoffer] is voorts onder de materiële schade een post ‘reiskosten’ opgenomen. Nu onder deze post geen bedrag is opgenomen kan de rechtbank op dit deel van de vordering geen beslissing nemen.
Affectieschade
Ten aanzien van de door de moeder van [slachtoffer] gevorderde vergoeding van affectieschade overweegt de rechtbank als volgt. De ouders van een door misdrijf overleden persoon komen op grond van artikel 6:108 lid 3 jo lid 4 sub c van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De vergoeding ziet op het leed en verdriet dat nabestaanden is aangedaan. De wetgever heeft in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het Besluit) per categorie nabestaanden vaste bedragen opgenomen.
De vordering is ter zitting niet betwist. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is in overeenstemming met het Besluit en zal door de rechtbank worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (11 april 2023).
Shockschade
Ten aanzien van de door de moeder, zus en broer van [slachtoffer] gevorderde shockschade overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is toekenning van zogenoemde schok- of shockschade mogelijk. [76] Het recht op vergoeding van schade bestaat als door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld. Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
De gemachtigde van de moeder, zus en broer van [slachtoffer] heeft betoogd en toegelicht dat waarom volgens haar sprake is geweest van een directe confrontatie als hiervoor bedoeld. De moeder, zus en broer van [slachtoffer] zijn namelijk in kennis gesteld van het strafdossier en daarmee ook de brute wijze waarop [slachtoffer] om het leven is gebracht. Ook is sprake van een directe confrontatie, omdat aan de benadeelde partijen het lichaam van [slachtoffer] is getoond ter identificatie, aldus de gemachtigde.
De rechtbank volgt de gemachtigde niet in haar standpunt. Hoewel de rechtbank begrijpt dat kennisneming van de gruwelijke dood van [slachtoffer] tot hevige emoties moet hebben geleid, is dat onvoldoende om de vordering toe te kunnen wijzen. Zoals gesteld, moet sprake zijn van een zodanig hevige schok dat als gevolg daarvan zogenoemde shockschade is ontstaan. Dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangetoond nu een rapportage van een deskundige over de psychische schade als gevolg van de schok in het dossier ontbreekt.
Het aanhouden van de strafzaak teneinde de benadeelde partijen in de gelegenheid te stellen een dergelijke rapportage op te laten stellen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank verklaart de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot vergoeding van shockschade. Zij kunnen dit deel van de vorderingen wel nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat een bedrag van € 14.133,31 aan materiële schadevergoeding toewijsbaar is aan [benadeelde partij 1] (moeder) evenals een bedrag van € 17.500,- aan immateriële schadevergoeding (affectieschade). Deze door verdachte te betalen schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (11 april 2023).
De rechtbank verklaart de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen, zij kunnen deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde partij 1] (moeder) heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Dat is anders ten aanzien van [benadeelde partij 3] (zus) en [benadeelde partij 2] (broer) nu hun vorderingen (vooralsnog) niet voor toewijzing in aanmerking komen.
In het belang van [benadeelde partij 1] (moeder) wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 38z, 57, 151 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
moord
ten aanzien van feit 2:
een lijk begraven, verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
22 (tweeëntwintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Personenauto (Omschrijving: PL1300-2023081950-G6329419, [kenteken] , Kleur: Grijs, Merk: Renault).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (de moeder van [slachtoffer] )
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 14.133,31 (zegge: veertienduizend honderddrieëndertig euro en éénendertig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 april 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 31.633,31 (zegge: éénendertigduizend zeshonderddrieëndertig euro en éénendertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 april 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 193 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (de zus van [slachtoffer] )
Verklaart [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (de broer van [slachtoffer] )
Verklaart [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mr. E.G.M.M. van Gessel en B. van Galen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt en mr. J. Muller, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen chat [verdachte] en [slachtoffer] van 29 juni mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0131 eerste tekstbericht.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
4.Ibid.
5.Ibid.
6.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] van 19 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 02 0036 halverwege.
7.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Renault Megane met kenteken [kenteken] van 19 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0001 eerste alinea.
8.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Renault Megane met kenteken [kenteken] van 19 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0001 één na laatste alinea; Proces-verbaal van bevindingen betreffende afhandelen stoffelijk overschot [benadeelde partij 3] van 10 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0013 tweede alinea.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 06 0069 halverwege, p. ZD01 06 0075 tweede alinea t/m p. ZD01 06 0077 halverwege; Een geschrift, te weten een Notitie Ontdekking van een menselijke romp, opgemaakt door het Hoofdbureau van politie [verbalisant] (Nederlandse vertaling), doorgenummerde p. ZD01 04 0359 tweede alinea.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024; Proces-verbaal van bevindingen beantwoorden inkomend gesprek [naam 1] met telefoon [slachtoffer] op 11 april te 20:19:28 uur en dumpen [slachtoffer] telefoons nabij Stokkum door verdachte [verdachte] van 13 februari 2024, doorgenummerde p. ZD01 03 0444 laatste gedachtestreepje.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
12.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0227 alinea ‘oriënterende ronde’ t/m p. ZD01 04 0230 laatste alinea.
13.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0231 één na laatste alinea, p. ZD01 04 0232 laatste alinea, p. ZD01 04 0232 laatste alinea t/m ZD01 04 0234 tweede alinea; Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Renault Megane met kenteken [kenteken] van 19 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0001 laatste alinea.
14.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen Auto Toyota Yaris [kenteken] van 26 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0153 laatste alinea; Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] van 1 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0156 onderste alinea; Proces-verbaal van bevindingen auto parkeren van 18 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 02 0034 laatste alinea.
15.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] van 25 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0036 eerste alinea, p. ZD01 03 0038 laatste alinea, p. ZD01 03 0039 laatste alinea en p. ZD01 03 0040 laatste alinea.
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 06 0069 halverwege.
18.Ibid., p. ZD01 06 0080 en p. ZD01 06 0086.
19.Een geschrift, te weten een NFI-rapport: forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden (aanvraagnummer 003 en 005) van 20 september 2023, opgemaakt door drs. I.H.R. Hundscheid (arts en forensisch patholoog) en drs. D.J. Rijken (arts en forensisch patholoog) (met bijlagen), doorgenummerde p. ZD01 04 0503 e.v.
20.Ibid., p. ZD01 04 0507 derde alinea.
21.Een geschift, te weten een NFI-rapport: Microanalyse van invasief trauma (MIT) naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in meerdere delen op 19 april 2023 (aanvraagnummer 020) van 1 maart 2024, opgemaakt door ing. P.J.M. Pauw-Vugts en ir. M.H.E. Janssen, doorgenummerde p. ZD01 04 0618 onder ‘conclusie’.
22.Proces-verbaal van bevindingen betreffende afhandelen stoffelijk overschot [benadeelde partij 3] van 10 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0014 halverwege; een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch identiteitsonderzoek van 21 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0012.
23.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 06 0065 e.v.
24.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 15 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 06 0042 – 0057.
25.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 juli 2023, doorgenummerde p. ZD01 06 0168 - 1083.
26.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
27.Ibid.
28.Ibid.
29.Ibid.
30.Ibid.
31.Een geschrift, te weten een NFI-rapport: forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden (aanvraagnummer 003 en 005) van 20 september 2023, opgemaakt door drs. I.H.R. Hundscheid (arts en forensisch patholoog) en drs. D.J. Rijken (arts en forensisch patholoog) (met bijlagen), doorgenummerde p. ZD01 04 0512, conclusie.
32.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0511 onder ‘letselbeeld’.
33.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0510 onder ‘scherpe krachtinwerking’.
34.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0510 onder ‘scherpe krachtinwerking’; p. ZD01 04 0517 onder ‘B’ t/m p. ZD01 04 0520 onder ‘U’.
35.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0510 onder ‘scherpe krachtinwerking’.
36.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0511 onder ‘letselbeeld’.
37.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 02227 onder ‘oriënterende ronde’, p. ZD01 04 0228 halverwege, p. ZD01 04 0229 en p. ZD01 04 0230.
38.Een geschrift, te weten een NFI-rapport: DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overzicht van [benadeelde partij 3] in Amsterdam in april 2023 (aanvraag 017) van 23 oktober 2023, opgemaakt door Y. Hoiting, doorgenummerde p. ZD01 04 0537 onder ‘6. Bewijskracht’.
39.Ibid.
40.Een geschrift, te weten een NFI-rapport: forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden (aanvraagnummer 003 en 005) van 20 september 2023, opgemaakt door drs. I.H.R. Hundscheid (arts en forensisch patholoog) en drs. D.J. Rijken (arts en forensisch patholoog) (met bijlagen), doorgenummerde p. ZD01 04 0512, conclusie.
41.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2023.
42.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] van 19 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 02 0036 halverwege.
43.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 02 0037 halverwege.
44.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] van 25 april 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0029 halverwege.
45.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling camerabeelden [adres] van 25 juli 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0176 onder ‘vertaling’.
46.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0507 onder ‘C. Uit- en inwendige schouwing’ t/m p. ZD01 04 0508 onder ‘11’.
47.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 04 0517 onder ‘B’ t/m p. ZD01 04 0520 onder ‘U’.
48.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0231 eerste alinea, p. ZD01 04 0232 laatste alinea, p. ZD01 04 0233 eerste alinea, p. ZD01 04 0233 derde alinea, laatste alinea; Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict / voertuig Renault Megane [kenteken] van 5 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0157 laatste alinea, p. ZD01 04 0158 eerste alinea en laatste alinea, p. ZD01 04 0159 eerste en tweede alinea.
49.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0231 eerste alinea, p. ZD01 04 0232 laatste alinea, p. ZD01 04 0233 eerste alinea, p. ZD01 04 0233 derde alinea, laatste alinea; Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict / voertuig Renault Megane [kenteken] van 5 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0157 laatste alinea, p. ZD01 04 0158 eerste alinea en laatste alinea, p. ZD01 04 0159 eerste en tweede alinea.
50.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
51.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek transacties Albert Heijn van 20 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0326 onder ‘resume’.
52.Ibid., p. ZD01 03 0326 onder ‘resume’.
53.Proces-verbaal van bevindingen Dekamarkt schoonmaak- en levensmiddelen van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0334 eerste alinea.
54.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0231 eerste alinea, p. ZD01 04 0232 laatste alinea, p. ZD01 04 0233 eerste alinea, p. ZD01 04 0233 derde alinea, laatste alinea; Proces-verbaal van bevindingen onderzoek transacties Albert Heijn van 20 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0321 laatste alinea; Proces-verbaal van bevindingen Dekamarkt schoonmaak- en levensmiddelen van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0333 onder ‘aangetroffen schoonmaakmiddelen en levensmiddelen’.
55.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0231 één na laatste alinea en p. ZD01 04 0234 eerste alinea, tweede alinea; Proces-verbaal van bevindingen messen Hema en mes keukenlade van 5 juli 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0341 onder ‘Onderzoek [adres] ’.
56.Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Praxis - aankoop bijl van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0290 onder ‘Onderzoek Praxis - bijl’.
57.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 03 0290 onder ‘Onderzoek Praxis - bijl’.
58.Proces-verbaal van bevindingen aankoopgegevens Karwei moker en zaag van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0261 onder ‘Onderzoek Suki moker’.
59.Ibid., doorgenummerde p. ZD01 03 0261 onder ‘2e aankoop Karwei 11 april - zaag’ en p. ZD01 03 0262 onder ‘Nader onderzoek type zaag’.
60.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 17 oktober 2024.
61.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict / voertuig Renault Megane [kenteken] van 5 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0159 één na laatste alinea; Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0231 eerste alinea, p. ZD01 04 0233 laatste alinea; Proces-verbaal van bevindingen aankopen bij Hema Heiloo van 24 april 2023, p. ZD01 03 0224 onder ‘omschrijving’, p. ZD01 03 0226 onder ‘11-04-2023’ en p. ZD01 03 0230 (bijlage).
62.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
63.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict Heiloo van 25 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 04 0234 tweede alinea.
64.Proces-verbaal van bevindingen aankopen bij Hema Heiloo van 24 april 2023, p. ZD01 03 0224 onder ‘omschrijving’, p. ZD01 03 0226 onder ‘11-04-2023’ en p. ZD01 03 0230 (bijlage); Proces-verbaal van bevindingen onderzoek transacties Albert Heijn van 20 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0323 onder ‘transactie 2’; Proces-verbaal van bevindingen Dekamarkt schoonmaak- en levensmiddelen van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0334 onder ‘onderzoek Dekamarkt’; Proces-verbaal van bevindingen aankoopgegevens Karwei moker en zaag van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0261 onder ‘Onderzoek Suki moker’ en onder ‘2e aankoop Karwei zaag 11 april – zaag’; Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Praxis - aankoop bijl van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0290 onder ‘Onderzoek Praxis - bijl’.
65.Proces-verbaal van bevindingen aankoopgegevens Karwei moker en zaag van 27 juni 2023, doorgenummerde p. ZD01 03 0261 onder ‘bankrekening [verdachte] ’.
66.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2023.
67.Ibid.
68.Ibid.
69.Ibid.
70.Ibid.
71.Ibid.
72.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
73.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] van 23 juli 2023, doorgenummerde p. ZD01 02 0244 tweede alinea.
74.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek schoonmaaksters woning [adres] van 12 mei 2023, doorgenummerde p. ZD01 02 0078, vierde alinea.
75.1 STK Personenauto (Omschrijving: PL1300-2023081950-G6329419, [kenteken] , Kleur: Grijs, Merk: Renault).
76.o.a. Hoge Raad 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958