ECLI:NL:RBAMS:2024:6935

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C13/749237/ FA RK 24/2453
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing eenhoofdig gezag aan de moeder over minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over haar minderjarige kind te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag. De ouders, die op 10 september 2015 zijn gehuwd en op 20 januari 2021 zijn gescheiden, hebben samen een minderjarige, geboren in 2017. De moeder heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat hij sinds februari 2024 niet meer bereikbaar is en geen contact heeft met de moeder of het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zijn verantwoordelijkheden als gezaghebbende ouder niet nakomt en dat er geen gezamenlijke gezagsuitoefening plaatsvindt. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind verloren raakt tussen de ouders, en heeft daarom het verzoek van de moeder toegewezen. De afspraken in het ouderschapsplan zijn komen te vervallen, en de moeder is voortaan belast met het gezag over het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C13/749237/ FA RK 24/2453
Datum mondelinge uitspraak: 2 oktober 2024
Beschikking
in de zaak van:
[moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat Z. Taspinar te Amsterdam,
tegen
[vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de mondelinge uitspraak in de zaak van 12 juli 2024, op schrift gesteld op 24 juli 2024, waarbij toestemming aan de moeder is verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om met de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017, naar Turkije te reizen in de periode van 30 juli 2024 tot en met 6 augustus 2024 en waarbij is bepaald dat de behandeling van de overige verzoeken van de moeder zal worden voortgezet op 2 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de overige verzoeken achter gesloten deuren is aangevangen op 12 juli 2024 en voortgezet op 2 oktober 2024. Namens de moeder is mr. Taspinar - op haar verzoek- telefonisch gehoord.
De moeder is wel ter zitting van 12 juli 2024 maar, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting van 2 oktober 2024 verschenen.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen met een aangetekend schrijven naar het adres in de Brp en een publicatie in de Staatscourant, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 10 september 2015. Hun huwelijk is op 20 januari 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 23 december 2020 in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk is geboren:
[minderjarige]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017.
2.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
2.3.
De ouders hebben op 3 september 2020 een ouderschapsplan opgesteld en onderling afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Zij zijn overeengekomen dat de vader twee keer per week een dagdeel omgang zal kunnen hebben met [minderjarige] in onderling overleg te bepalen tussen de ouders en dat de moeder de vader om de drie maanden een email zal toezenden en informatie zal uitwisselen met [minderjarige] .
2.4.
De vader heeft de Turkse nationaliteit. De moeder en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , te bepalen dat de gemaakte afspraken in het ouderschapsplan komen te vervallen althans de gemaakte afspraken in het ouderschapsplan te wijzigen en te beëindigen en de zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan te wijzigen en te beëindigen.
3.2.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij sinds vorig jaar geen contact meer heeft met de vader en dat ze van familieleden heeft vernomen dat hij in februari 2024 Nederland definitief heeft verlaten. Zij heeft meermaals geprobeerd met hem in contact te komen, maar dat is niet gelukt. Ook toen hij nog in Nederland was, heeft hij sinds de echtscheiding geen tijd besteed aan [minderjarige] .
3.2.
De rechtbank heeft, zoals onder 1.1. weergegeven, de behandeling van deze verzoeken ter zitting van 12 juli 2024 aangehouden. De vader was op die zitting niet verschenen. De rechtbank wilde met de aanhouding de vader nogmaals in de gelegenheid stellen om te verschijnen en verweer te voeren. De vader is echter opnieuw niet verschenen, zodat er geen verweer is gevoerd tegen de verzoeken.

4.Het standpunt van de moeder

Namens de moeder heeft mr. Taspinar het verzoek om het gezag van de vader te beëindigen gehandhaafd. De vader heeft Nederland in februari 2024 definitief verlaten en woont op een voor de moeder onbekend adres in Turkije. De moeder heeft geen contact met de vader. [minderjarige] heeft evenmin contact met hem. Van een gezamenlijk uitoefening van het gezag is geen sprake. Contact en communicatie met de vader, teneinde een goede uitvoering te geven aan het gezag, ontbreekt. De vader heeft nimmer zijn verantwoordelijkheid voor [minderjarige] genomen, ondanks de in het ouderschapsplan opgenomen afspraken. De huidige situatie is voor de moeder onwerkbaar omdat zij nu steeds de rechtbank vervangende toestemming moet vragen.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Omdat de gewone verblijfplaats van het kind in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoeken van de moeder.
Gezag
5.2.
Uit artikel 1:253n, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van één van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.
Uit het standpunt van de moeder blijkt dat thans van een gezamenlijke uitoefening van het gezag door de ouders geen sprake is, dat de moeder feitelijk zelfstandig beslissingen neemt die zien op de opvoeding en de verzorging van [minderjarige] en er geen contact is tussen de vader en [minderjarige] . Zijn woon - en verblijfplaats is onbekend. Contact en communicatie met de vader, teneinde een goede uitvoering te kunnen geven aan hun ouderlijk gezag, ontbreekt.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is hierin een wijziging als bedoeld in artikel 1:253n BW gelegen, die noopt tot een hernieuwde beoordeling van de gezagsvoorziening.
5.5.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is echter wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hen kunnen voordoen. Dit alles om te voorkomen dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders.
Uit artikel 1:253n BW in samenhang met artikel 1:251a, eerste en tweede lid, BW volgt dat de rechtbank één van de ouders kan belasten met het ouderlijk gezag indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien wijzing van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.6.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen de stellingen van de moeder. De vader is sinds zijn vertrek in februari 2024 onbereikbaar voor de moeder en [minderjarige] . De vader heeft ook niet gereageerd op de oproepen vanuit de rechtbank. De oproepen naar het adres in de Brp worden retour gestuurd.
De rechtbank stelt op basis hiervan en van hetgeen de moeder heeft aangevoerd vast dat de vader zijn verantwoordelijkheid als gezaghebbende vader niet neemt en geen invulling geeft aan zijn vaderschap. Dit leidt er niet alleen toe dat de moeder alle beslissingen over de zorg en opvoeding van [minderjarige] feitelijk alleen maakt dan wel vervangende toestemming aan de rechtbank moet verzoeken.
Met deze stand van zaken bestaat een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft bovendien gezien hetgeen is aangevoerd niet de verwachting dat hier binnen afzienbare tijd verbetering in komt. De rechtbank acht het daarom in het belang van [minderjarige] dat de moeder alleen met het gezag wordt belast en zal het verzoek van de moeder toewijzen.
Afspraken ouderschapsplan
5.7.
Nu de moeder onweersproken heeft verklaard dat de vader onbereikbaar is voor haar en de door de ouders in het ouderschapsplan vastgelegde afspraken niet (kunnen) worden nagekomen, zal de rechtbank bepalen dat de afspraken die zijn vastgelegd in het door de ouders op 3 september 2020 getekende ouderschapsplan, aangehecht aan de beschikking van 23 december 2020 komen te vervallen.
5.8.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en belast de moeder voortaan met de uitoefening van het gezag over het minderjarige kind van partijen:
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- bepaalt dat de gemaakte afspraken tussen de ouders, vastgelegd in het door hen op 3 september 2020 ondertekende ouderschapsplan, welk ouderschapsplan is aangehecht aan de beschikking van 23 december 2020, komen te vervallen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A. van Luijck, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H. Smulders, griffier, op 2 oktober 2024 en schriftelijk vastgesteld op 22 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).