ECLI:NL:RBAMS:2024:6911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
13/240143-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden soft- en harddrugs en illegaal vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid soft- en harddrugs, waaronder methamfetamine, MDMA, hasj, hennep en ketamine, alsook aan het voorhanden hebben van een illegaal omgebouwd vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte werd op 23 juli 2024 in Diemen aangehouden na een politieonderzoek dat begon met een ANPR-hit op zijn voertuig. Bij de doorzoeking van zijn woning werden aanzienlijke hoeveelheden drugs en een vuurwapen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, voldoende betrokkenheid had bij de drugshandel en de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel een zware straf rechtvaardigden. De rechtbank nam daarbij ook de eerdere veroordelingen van de verdachte voor Opiumwetdelicten in overweging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/240143-24
Datum uitspraak: 5 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboortedag] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres,
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte, mevrouw [medeverdachte] (parketnummer 13/239724-24)

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 7.889 gram methamfetamine en 17 pillen MDMA op 23 juli 2024 in Diemen;
2. het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 15.690 gram hasj en 3.930 gram hennep op 23 juli 2024 in Diemen;
3. het medeplegen van het opzettelijk zonder registratie in voorraad hebben, bereiden, invoeren, afleveren, uitvoeren en/of verhandelen van ongeveer 927 gram ketamine op 23 juli 2024 in Diemen;
4. het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen ten aanzien van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid van de Opiumwet, op 23 juli 2024 in Diemen;
5. het voorhanden hebben van een (vuur)wapen en bijbehorende munitie van categorie III op 23 juli 2024 in Diemen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen opzettelijk aanwezig dan wel voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 heeft de officier van justitie verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om een nauwe en bewuste samenwerking met een ander te kunnen vaststellen. Ten aanzien van feit 2 kan het medeplegen wel worden bewezen, omdat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk hasj en hennep aanwezig heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde drugs opzettelijk aanwezig, dan wel in voorraad heeft gehad. Ook heeft verdachte het vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Van de overige handelingen ten laste gelegd onder feit 1 heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte partieel vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het voorhanden hebben van de jerrycans en geldtelmachine. Het ligt minder voor de hand dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat dit een criminele bestemming zou hebben gerelateerd aan de Opiumwet. Verder is het de vraag in hoeverre verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat de goederen die hij in zijn woning had, bestemd waren voor het plegen van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Wel had hij dit mogelijk moeten vermoeden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 23 juli 2024 zagen verbalisanten naar aanleiding van een ANPR hit, een grijze Ford Focus met het kenteken [kenteken] rijden. Dit voertuig stond sinds 15 mei 2024 in het referentiebestand in verband met ondermijnende criminaliteit. De verbalisanten zagen in het politiesysteem dat er verschillende registraties gekoppeld waren aan het betrokken voertuig. Hierop hebben de verbalisanten besloten om het voertuig te volgen. Het voertuig reed via de Rijksweg A10 Diemen in. Vervolgens werd het voertuig geparkeerd ter hoogte van perceelnummer [nummer] op de [straatnaam] in Diemen. Daar stapten twee mannen uit het voertuig. De verbalisanten zagen dat beide mannen naar de woning liepen gelegen aan de [adres] in Diemen. Voor de woning zijn de twee mannen uit het voertuig staande gehouden op grond van artikel 8 van de Politiewet en zij bleken [naam 1] en [naam 2] te zijn. De voordeur van de woning werd geopend door verdachte. In de woning bleek later ook medeverdachte [medeverdachte] aanwezig te zijn. Tijdens de controle werden bij [naam 1] XTC pillen aangetroffen. Uit het politiesysteem bleek dat verdachte meerdere antecedenten op zijn naam had staan voor Opiumwetdelicten. Op basis van de voornoemde feiten en omstandigheden is een machtiging tot binnentreden van de woning verleend ter inbeslagname op grond van de Opiumwet.
De verbalisanten roken toen zij de woning binnenkwamen direct de geur van hennep. In de woonkamer onder de eettafel zagen de verbalisanten twee zwarte boxen staan. Toen zij aan deze boxen roken, roken zij de geur van hennep. Hierop zijn de boxen inbeslaggenomen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om 15.690 gram hasj en 3.930 gram hennep. Vervolgens heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. In een tuinkast is een bigshopper met een plastic tas met verdovende middelen aangetroffen. In dezelfde bigshopper is nog een Albert Heijn tas met verdovende middelen aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om 982 gram en 907 gram metamfetamine. Daarnaast is in de tuin een plastic zak met verdovende middelen aangetroffen. Uit nader onderzoek van het NFI en het beoordelingsrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd is gebleken dat het gaat om 927 gram ketamine. In de tuin hebben de verbalisanten mallen voor een pers aangetroffen. Verder hebben de verbalisanten in de woning en tuin diverse jerrycans met chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het vervaardigen van harddrugs. In de door verdachte gebruikte slaapkamer 2 werd in het nachtkastje in een kistje een geladen revolver met patronen aangetroffen. Uit het wapenonderzoek is gebleken dat het gaat om een revolver van het merk Röhm, model Little Joe, gewijzigd kaliber .22 Long Rifle met bijbehorende munitie, te weten 14 patronen, kaliber .22 Long Rifle. In dezelfde ruimte is in de bureaukast een boterhamzakje met pillen aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om 17 pillen MDMA. Ook is een geldtelmachine in slaapkamer 2 aangetroffen. Tot slot is het voertuig van verdachte doorzocht. In de kofferbak is een plastic Jumbo tas met vijf rechthoekige pakketten aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om ongeveer 6.000 gram metamfetamine.
Bewezenverklaring feiten 1, 2, 3, 4 en 5
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de drugs en het vuurwapen met bijbehorende munitie opzettelijk aanwezig, dan wel voorhanden heeft gehad. Deze verklaring van verdachte wordt niet door bewijsmiddelen weerlegd. Gelet op het feit dat de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit en gelet op hetgeen de raadsvrouw in haar pleidooi voor het overige naar voren heeft gebracht, merkt de rechtbank verdachte ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten aan als een bekennende verdachte. De rechtbank volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 4 en het medeplegen bij de feiten 1, 2, 3 en 4 overweegt de rechtbank, gelet op de verweren van de verdediging en de officier van justitie, in aanvulling op de gebruikte bewijsmiddelen nog het volgende.
Overweging ten aanzien van feit 4
Uit het rapport van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) blijkt dat in de woning en tuin diverse chemicaliën zijn aangetroffen. Deze stoffen zoals omschreven in de
tenlastelegging worden gebruikt om metamfetamine, amfetamine en MDMA te vervaardigen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat de goederen bestemd waren voor het vervaardigen van drugs. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte bevorderingshandelingen heeft begaan ten aanzien van het vervaardigen van een hoeveelheid metamfetamine, amfetamine en MDMA door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij wist dat zij bestemd waren voor het plegen van dat feit.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het voorhanden hebben van de geldtelmachine, nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij dit voorwerp slechts heeft gebruikt voor bitcoins en het verder niet is gerelateerd aan de Opiumwet. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de jerrycans voorhanden heeft gehad, omdat in deze jerrycans de in de tenlastelegging genoemde stoffen zijn aangetroffen. Deze stoffen worden gebruikt bij het vervaardigen van harddrugs en zijn naar het oordeel van de rechtbank wel gerelateerd aan de Opiumwet.
Overweging ten aanzien van het medeplegen (feiten 1, 2, 3 en 4)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de rol van verdachte kan worden gekwalificeerd als die van medepleger. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van medeplegen noodzakelijk is dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier volgt dat op meerdere plekken in de woning van verdachte drugs zijn aangetroffen. Ook volgt uit het dossier dat op diverse plekken in de woning en tuin stoffen en voorwerpen zijn aangetroffen die geschikt zijn om harddrugs mee te vervaardigen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij deze goederen op verzoek en ten behoeve van anderen in bewaring heeft genomen. Ter zitting heeft hij verklaard dat de bakken met hasj en hennep door twee vrienden in zijn woning zijn gezet. Deze goederen zouden ’s avonds worden opgehaald. De jerrycans met chemicaliën zijn door een man uit Brazilië in de tuin neergezet. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze goederen al enkele jaren in zijn tuin stonden. De drugs die in zijn auto is aangetroffen kwamen van een man uit Dubai. Verdachte heeft verklaard dat hij de drugs op de dag van zijn aanhouding in de achterbak van zijn auto heeft gelegd, terwijl hij op dat moment in de auto zat, en dat de drugs door iemand later die dag zouden worden opgehaald. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven personen is komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen met betrekking tot de feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen. Ten aanzien van feit 2 is ook sprake van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] , de medebewoner van de woning.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 23 juli 2024 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 6000 gram en 982 gram en 907 gram metamfetamine, en
- 17 pillen MDMA (goednummer 6531403 aangetroffen in slaapkamer 2),
althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 23 juli 2024 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 15.690 gram hasj en 3.930 gram hennep, zijnde hasj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 23 juli 2024 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, zonder registratie een hoeveelheid van 927 gram ketamine, in elk geval een werkzame stof, opzettelijk in voorraad heeft gehad;
4.
op 23 juli 2024 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen van een hoeveelheid metamfetamine en amfetamine en MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, door
- voorwerpen, stoffen, voorhanden te hebben, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten door
- een hoeveelheid, van een materiaal bevattende chemicaliën en pre-precursor en grondstoffen/hulpstoffen te weten hypofosforigzuur en ammonia en zoutzuur en methylamine en BMK-Glycidezuur en natriumzout en jood voorhanden te hebben en
- jerrycans en mallen voorhanden te hebben;
5.
op 23 juli 2024 te Diemen, een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Röhm, model Little Joe, gewijzigd kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad en bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 14 patronen, kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met een voorwaardelijke straf, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte aan te merken als first offender met betrekking tot de Opiumwet.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid soft- en harddrugs en aan bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegale markt voor drugs. Een markt die zeer ontwrichtend is voor de maatschappij. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en zorgen voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Bovendien leert de ervaring dat de handel in drugs allerlei andere vormen van criminaliteit meebrengt. Verdachte heeft zich daarvan kennelijk niets aangetrokken en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk in voorraad hebben van ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen. Daarnaast heeft verdachte een illegaal omgebouwd vuurwapen (het verwijderen van alle spers in het wapen) met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het vuurwapen lag in zijn slaapkamer en bleek geladen en schietklaar te zijn. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. Bovendien maakt het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde, wat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, duiden de omstandigheden waaronder de drugs en het geladen vuurwapen in de woning van verdachte zijn aangetroffen er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte een faciliterende rol heeft gespeeld in deze drugscriminaliteit en hier een substantiële bijdrage aan heeft geleverd.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 11 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 oktober 2024. Uit dit advies blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De voornaamste risicofactoren zijn gelegen in negatief sociaal netwerk van verdachte, een gebrekkig probleemoplossend vermogen en onvoldoende weerbaarheid en assertiviteit. Daarnaast is sprake van een instabiele financiële situatie. De reclassering ziet mogelijkheden voor interventies en adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking genomen. Op het aanwezig hebben van de bewezenverklaarde hoeveelheid harddrugs staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Op het aanwezig hebben van de bewezenverklaarde hoeveelheid softdrugs staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Op het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het vuurwapen was geladen, dat verdachte ook nog een hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad, 14 patronen voorhanden heeft gehad die geschikt waren om te worden verschoten met het vuurwapen en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet heeft getroffen.
Hoewel de reclassering bijzondere voorwaarden adviseert, ziet de rechtbank gelet op de duur van de op te leggen straf, geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel. Bijzondere voorwaarden kunnen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling – indien dan nodig – worden opgelegd. Alles afwegend zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet
Feit 4
Medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Feit 5
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Danel, voorzitter,
mrs. C. Klomp en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.L.M. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2024.