4.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 23 juli 2024 zagen verbalisanten naar aanleiding van een ANPR hit, een grijze Ford Focus met het kenteken [kenteken] rijden. Dit voertuig stond sinds 15 mei 2024 in het referentiebestand in verband met ondermijnende criminaliteit. De verbalisanten zagen in het politiesysteem dat er verschillende registraties gekoppeld waren aan het betrokken voertuig. Hierop hebben de verbalisanten besloten om het voertuig te volgen. Het voertuig reed via de Rijksweg A10 Diemen in. Vervolgens werd het voertuig geparkeerd ter hoogte van perceelnummer [nummer] op de [straatnaam] in Diemen. Daar stapten twee mannen uit het voertuig. De verbalisanten zagen dat beide mannen naar de woning liepen gelegen aan de [adres] in Diemen. Voor de woning zijn de twee mannen uit het voertuig staande gehouden op grond van artikel 8 van de Politiewet en zij bleken [naam 1] en [naam 2] te zijn. De voordeur van de woning werd geopend door verdachte. In de woning bleek later ook medeverdachte [medeverdachte] aanwezig te zijn. Tijdens de controle werden bij [naam 1] XTC pillen aangetroffen. Uit het politiesysteem bleek dat verdachte meerdere antecedenten op zijn naam had staan voor Opiumwetdelicten. Op basis van de voornoemde feiten en omstandigheden is een machtiging tot binnentreden van de woning verleend ter inbeslagname op grond van de Opiumwet.
De verbalisanten roken toen zij de woning binnenkwamen direct de geur van hennep. In de woonkamer onder de eettafel zagen de verbalisanten twee zwarte boxen staan. Toen zij aan deze boxen roken, roken zij de geur van hennep. Hierop zijn de boxen inbeslaggenomen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om 15.690 gram hasj en 3.930 gram hennep. Vervolgens heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. In een tuinkast is een bigshopper met een plastic tas met verdovende middelen aangetroffen. In dezelfde bigshopper is nog een Albert Heijn tas met verdovende middelen aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om 982 gram en 907 gram metamfetamine. Daarnaast is in de tuin een plastic zak met verdovende middelen aangetroffen. Uit nader onderzoek van het NFI en het beoordelingsrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd is gebleken dat het gaat om 927 gram ketamine. In de tuin hebben de verbalisanten mallen voor een pers aangetroffen. Verder hebben de verbalisanten in de woning en tuin diverse jerrycans met chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het vervaardigen van harddrugs. In de door verdachte gebruikte slaapkamer 2 werd in het nachtkastje in een kistje een geladen revolver met patronen aangetroffen. Uit het wapenonderzoek is gebleken dat het gaat om een revolver van het merk Röhm, model Little Joe, gewijzigd kaliber .22 Long Rifle met bijbehorende munitie, te weten 14 patronen, kaliber .22 Long Rifle. In dezelfde ruimte is in de bureaukast een boterhamzakje met pillen aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om 17 pillen MDMA. Ook is een geldtelmachine in slaapkamer 2 aangetroffen. Tot slot is het voertuig van verdachte doorzocht. In de kofferbak is een plastic Jumbo tas met vijf rechthoekige pakketten aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat het gaat om ongeveer 6.000 gram metamfetamine.
Bewezenverklaring feiten 1, 2, 3, 4 en 5
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de drugs en het vuurwapen met bijbehorende munitie opzettelijk aanwezig, dan wel voorhanden heeft gehad. Deze verklaring van verdachte wordt niet door bewijsmiddelen weerlegd. Gelet op het feit dat de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit en gelet op hetgeen de raadsvrouw in haar pleidooi voor het overige naar voren heeft gebracht, merkt de rechtbank verdachte ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten aan als een bekennende verdachte. De rechtbank volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 4 en het medeplegen bij de feiten 1, 2, 3 en 4 overweegt de rechtbank, gelet op de verweren van de verdediging en de officier van justitie, in aanvulling op de gebruikte bewijsmiddelen nog het volgende.
Overweging ten aanzien van feit 4
Uit het rapport van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) blijkt dat in de woning en tuin diverse chemicaliën zijn aangetroffen. Deze stoffen zoals omschreven in de
tenlastelegging worden gebruikt om metamfetamine, amfetamine en MDMA te vervaardigen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat de goederen bestemd waren voor het vervaardigen van drugs. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte bevorderingshandelingen heeft begaan ten aanzien van het vervaardigen van een hoeveelheid metamfetamine, amfetamine en MDMA door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij wist dat zij bestemd waren voor het plegen van dat feit.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het voorhanden hebben van de geldtelmachine, nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij dit voorwerp slechts heeft gebruikt voor bitcoins en het verder niet is gerelateerd aan de Opiumwet. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de jerrycans voorhanden heeft gehad, omdat in deze jerrycans de in de tenlastelegging genoemde stoffen zijn aangetroffen. Deze stoffen worden gebruikt bij het vervaardigen van harddrugs en zijn naar het oordeel van de rechtbank wel gerelateerd aan de Opiumwet.
Overweging ten aanzien van het medeplegen (feiten 1, 2, 3 en 4)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de rol van verdachte kan worden gekwalificeerd als die van medepleger. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van medeplegen noodzakelijk is dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier volgt dat op meerdere plekken in de woning van verdachte drugs zijn aangetroffen. Ook volgt uit het dossier dat op diverse plekken in de woning en tuin stoffen en voorwerpen zijn aangetroffen die geschikt zijn om harddrugs mee te vervaardigen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij deze goederen op verzoek en ten behoeve van anderen in bewaring heeft genomen. Ter zitting heeft hij verklaard dat de bakken met hasj en hennep door twee vrienden in zijn woning zijn gezet. Deze goederen zouden ’s avonds worden opgehaald. De jerrycans met chemicaliën zijn door een man uit Brazilië in de tuin neergezet. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze goederen al enkele jaren in zijn tuin stonden. De drugs die in zijn auto is aangetroffen kwamen van een man uit Dubai. Verdachte heeft verklaard dat hij de drugs op de dag van zijn aanhouding in de achterbak van zijn auto heeft gelegd, terwijl hij op dat moment in de auto zat, en dat de drugs door iemand later die dag zouden worden opgehaald. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven personen is komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen met betrekking tot de feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen. Ten aanzien van feit 2 is ook sprake van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] , de medebewoner van de woning.