Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[veroordeelde] ,
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
Standpunt van de veroordeelde
Beoordeling
Conclusie
Beslissing
540 dagen.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2024 een beschikking gegeven op de vordering van de officier van justitie tot gijzeling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1977 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is in 2018 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een ontnemingsmaatregel van € 77.378,75. Deze ontnemingsmaatregel is op 3 december 2019 onherroepelijk geworden, maar de veroordeelde heeft tot de datum van de vordering op 16 januari 2024 geen betaling verricht. De rechtbank heeft de vordering op 22 oktober 2024 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Smilde, aanwezig was, maar de veroordeelde niet. De raadsman van de veroordeelde, mr. J.M. Keizer, was aanwezig maar achtte zichzelf niet gemachtigd om het woord te voeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CJIB de ontnemingsmaatregel ter executie heeft overgedragen, maar dat de veroordeelde geen vaste woon- of verblijfplaats had. Diverse pogingen van het CJIB om de veroordeelde te bereiken en betaling te verkrijgen zijn zonder resultaat gebleven. De rechtbank heeft geoordeeld dat verhaal conform de artikelen 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk is, omdat de veroordeelde niet in staat is gebleken om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot gijzeling toegewezen voor een periode van 540 dagen, waarbij de rechtbank de maximale duur van de gijzeling heeft vastgesteld op basis van de hoogte van het ontnemingsbedrag en de omstandigheden van de zaak.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie volledig toegewezen, waarbij de rechtbank de noodzaak van gijzeling als dwangmiddel heeft onderstreept.