In deze zaak, die op 16 oktober 2024 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben de eisers, RETEX NETHERLANDS B.V. en INYOTEX RECYCLING B.V., een vordering ingediend tot opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde, FRONTIER & CO. LIMITED, zijn gelegd. De eisers zijn actief in de textielrecycling en hebben een belangrijke afzetmarkt in Afrika. De gedaagde, een Japanse distributeur, heeft in het verleden betalingen gedaan aan de eisers, maar stelt dat deze betalingen onverschuldigd zijn gedaan in het kader van een factuurfraude. De eisers betwisten deze claim en stellen dat de gedaagde zelf een rol speelt in de fraude of op zijn minst onzorgvuldig heeft gehandeld.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de pleitnota's besloten dat de vorderingen van de gedaagde niet summierlijk ondeugdelijk zijn. De rechter oordeelt dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de vorderingen van de gedaagde niet geldig zijn. De rechter heeft ook overwogen dat het belang van de gedaagde om haar verhaalsmogelijkheden te behouden zwaarder weegt dan het belang van de eisers bij opheffing van de beslagen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering tot opheffing van de beslagen afgewezen en de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen om zorgvuldig om te gaan met hun betalingsverplichtingen en de risico's van transacties met onbekende partijen, vooral in internationale handel.