ECLI:NL:RBAMS:2024:6886

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/13/757766 / KG ZA 24-839
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen textielrecyclingbedrijven en Japanse distributeur

In deze zaak, die op 16 oktober 2024 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben de eisers, RETEX NETHERLANDS B.V. en INYOTEX RECYCLING B.V., een vordering ingediend tot opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde, FRONTIER & CO. LIMITED, zijn gelegd. De eisers zijn actief in de textielrecycling en hebben een belangrijke afzetmarkt in Afrika. De gedaagde, een Japanse distributeur, heeft in het verleden betalingen gedaan aan de eisers, maar stelt dat deze betalingen onverschuldigd zijn gedaan in het kader van een factuurfraude. De eisers betwisten deze claim en stellen dat de gedaagde zelf een rol speelt in de fraude of op zijn minst onzorgvuldig heeft gehandeld.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de pleitnota's besloten dat de vorderingen van de gedaagde niet summierlijk ondeugdelijk zijn. De rechter oordeelt dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de vorderingen van de gedaagde niet geldig zijn. De rechter heeft ook overwogen dat het belang van de gedaagde om haar verhaalsmogelijkheden te behouden zwaarder weegt dan het belang van de eisers bij opheffing van de beslagen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering tot opheffing van de beslagen afgewezen en de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen om zorgvuldig om te gaan met hun betalingsverplichtingen en de risico's van transacties met onbekende partijen, vooral in internationale handel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/757766 / KG ZA 24-839 EAM/TF
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RETEX NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Klundert,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INYOTEX RECYCLING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 10 oktober 2024,
advocaten mr. J. Smael en mr. R.M. Avezaat te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van Japan
FRONTIER & CO. LIMITED,
gevestigd te Osaka (Japan),
gedaagde,
advocaten mr. T. Welschen en mr. M.G.A. Berk te Amsterdam.
Eisers zullen hierna afzonderlijk Retex en Inyotex worden genoemd. Gedaagde zal hierna worden aangeduid als Frontier.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 15 oktober 2024 hebben eisers de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Frontier heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 16 oktober 2024 de beslissing gegeven, in de vorm van een ‘kopstaartvonnis’. Het onderstaande vormt de uitwerking, die op 30 oktober 2024 is afgegeven.
1.2.
Op de zitting waren voor zover van belang aanwezig:
- aan de kant van eisers: [naam 1] ( [functie] van Retex), [naam 2] ( [functie] van Inyotex), [naam 3] (van Dassi Ltd), [naam 4] (van Jaxam B.V.),
- aan de kant van Frontier: [naam 5] ( [functie] ), [naam 6] en mr. Berk, die alle drie de zitting online via een videoverbinding hebben bijgewoond en mr. Welschen, die in de zittingszaal aanwezig was.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn actief in textielrecycling. Een belangrijk afzetkanaal van eisers is Afrika. Zij verzenden wekelijkse containers vol textiel naar hun vaste klanten. De textiel wordt ingekocht in de Benelux en Duitsland en komt uit kledinginzamelingscontainers. Dassi Ltd is een belangrijke klant van eisers in Kameroen.
2.2.
Frontier is een Japanse distributeur en actief als import-agent en parallelhandelaar/groothandel. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 21 maart 2024 staat dat
de import en verkoopvan Frontier ook kleding betreft.
2.3.
Frontier is in september of oktober 2023 door een medewerker geattendeerd op mogelijk gunstige handel in chips (van het merk Pringles) in Duitsland. De medewerker stuurde Frontier een link naar een website (voor onder andere zoetwaren tegen groothandelsprijzen), waarin als contactadres het e-mailadres ‘ [e-mailadres] stond vermeld. Frontier heeft per e-mail van 16 oktober 2023 aan dit e-mailadres haar interesse in de chips getoond.
2.4.
Bij e-mail van 17 oktober 2023 is via het e-mailadres ‘ [e-mailadres] ’ aan Frontier meegedeeld dat er diverse producten kunnen worden geleverd. De e-mail is ondertekend door:
“ [naam 7]
Chief of the export department | Jaxam B.V. | Jalk Trading”
Verder is als bedrijfsadres het adres [adres] (in Nederland) genoemd.
2.5.
In een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 22 augustus 2024 van Jaxam B.V. is [naam 4] als enig aandeelhouder en [functie] genoemd en als vestigingsadres de [adres] . Verder staat in het uittreksel dat tot april 2021 de statutaire naam van deze entiteit Jalk Trading B.V. was.
2.6.
In een e-mail van 20 februari 2024 heeft Frontier aan ‘ [e-mailadres] ’ meegedeeld interesse te hebben in een partij consumenten-ijs ten bedrage van
€ 375.172,48. In een e-mail van 13 maart 2024 van ‘ [e-mailadres] ’ is dit bevestigd met een voorlopige totaalfactuur en meegedeeld dat er verschillende facturen zullen worden verstuurd, omdat sprake is van verschillende producenten. Als factuur 1 is voorts de eerste factuur meegestuurd voor een bedrag van
€ 43.608,43 waarin het rekeningnummer [rekeningnummer] staat vermeld op naam van Jaxam Jalk Trading. Frontier heeft de factuur op 21 maart 2024 betaald. Bij e-mail van 23 maart 2024 heeft ‘ [e-mailadres] ’ deze betaling aan Frontier bevestigd.
2.7.
Bij deze e-mail van 23 maart 2024 heeft ‘ [e-mailadres] ’ ook twee facturen meegestuurd. Het gaat om factuur 2 van 22 maart 2023 voor een bedrag van € 34.387,68, waarin staat vermeld het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van Jaxam Jalk Trading en factuur 3 met daarin opgenomen een Belgische bankrekening van een onbekende entiteit. Factuur 2 is op 27 maart 2024 betaald. Bij e-mail van 27 maart 2024 heeft Frontier navraag gedaan naar factuur 3, waarna door ‘ [e-mailadres] ’ dezelfde dag is geantwoord dat de bestelling van een Belgische fabriek afkomstig is. Frontier heeft factuur 3 op 1 april 2024 voldaan. Bij e-mail van 4 en 9 april 2024 heeft ‘ [e-mailadres] ’ de betalingen van factuur 2 en 3 bevestigd.
2.8.
Uit een e-mailwisseling volgt dat in april 2024 Frontier en ‘ [e-mailadres] ’ discussie hebben gehad over betaling vooraf van de gehele order. Bij e-mail van 22 april 2024 is Frontier hiermee akkoord gegaan. Bij e-mail van 23 april 2024 heeft ‘ [e-mailadres] ’ factuur 4 gestuurd voor een bedrag van € 79.656,32 waarin staat vermeld rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van Jaxam Jalk Trading.
2.9.
Frontier heeft in april/mei 2024 twee facturen ontvangen voor betalingen op een Belgische bankrekening. Deze betalingen zijn door haar voldaan, maar door de bank geretourneerd, omdat de naam van de begunstigde niet klopte. Frontier en ‘ [e-mailadres] ’ hebben hierover gecorrespondeerd en dat heeft geleid tot een nieuwe factuur 6.
2.10.
Bij e-mail van 1 mei 2024 heeft ‘ [e-mailadres] ’ factuur 5 voor een bedrag van € 76.500,00 gestuurd met daarin vermeld rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van Jaxam Jalk Trading. Deze factuur is door Frontier op 7 mei betaald.
2.11.
Factuur 6 van 10 mei 2024 betreft een bedrag van € 93.000,00, waarin staat vermeld een ABN AMRO rekeningnummer op naam van Jaxam Jalk Trading. Achteraf is gebleken dat dit het rekening nummer van Inyotex is.
2.12.
Bij e-mail van 22 mei 2024 heeft ‘ [e-mailadres] ’ aan Frontier meegedeeld dat hij nog geen bevestiging heeft dat factuur 5 is betaald en voorgesteld om deze betaling van € 76.500, nogmaals te doen, maar dan via het ABN AMRO rekeningnummer op naam van Jaxam Jalk Trading. Frontier heeft hiermee ingestemd en op 4 juni 2024 de door ‘ [e-mailadres] ’ toegestuurde factuur 7 voldaan. Frontier heeft tevergeefs verzocht om een bevestiging dat voornoemde betaling op de ING rekening zou worden terugbetaald.
2.13.
Op 11 juli 2024 heeft Mizuho bank, de bank van Frontier, aan Frontier meegedeeld dat niet Jaxam Jalk Trading, maar Retex de rekeninghouder van rekeningnummer [rekeningnummer] is.
2.14.
Frontier heeft daarop contact opgenomen met Retex. Bij e-mail van 21 augustus 2024 heeft [naam 1] van Retex aan Frontier bevestigd dat zij voornoemde betalingen op haar ING-bankrekening heeft ontvangen. In de e-mail staat het volgende:
2.15.
Op 17 september 2024 heeft Frontier verlof gevraagd en gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank om ten laste van eisers conservatoir derdenbeslag te leggen vanwege een vordering op grond van factuurfraude jegens eisers. Frontier stelt dat via het e-mailadres ‘ [e-mailadres] ’ haar betalingen zijn uitgelokt op een bankrekening van ING bij Retex en een bankrekening bij ABN AMRO van Inyotex, danwel (als eisers geen onderdeel van de fraude zijn) deze betalingen onverschuldigd zijn gedaan. De vordering op Retex is begroot op € 304.390,00 en de vordering op Inyotex is begroot op € 220.700,00. De bankbeslagen zijn op 23 september gelegd en hebben ten aanzien van Retex en Ynyotex voor een bedrag van respectievelijk € 376.000,00 en € 383.000,00 doel getroffen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – samengevat – alle ten laste van zowel Retex als Inyotex gelegde (conservatoire) beslagen op de bankrekeningen op te heffen en opgeheven te houden, althans partieel op te heffen tot een in goede justitie te beoordelen bedrag. Eisers vorderen daarnaast Frontier te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag.
Zij betwisten dat Frontier slachtoffer is van factuurfraude, danwel – als daarvan wel sprake is – zij daarin een rol hebben gespeeld. Het zou kunnen dat Frontier zelf een rol speelt bij de fraude. Als dat niet zo is dan geldt dat Frontier dusdanig onzorgvuldig heeft gehandeld (met het doen van betalingen aan Jaxam Jalk Trading) dat van terugbetaling aan Frontier geen sprake kan zijn. De vorderingen van Frontier zijn dan ook summierlijk ondeugdelijk. Door de gelegde beslagen is voorts de liquiditeit van beide bedrijven ernstig geslonken. Dit belemmert de handel en betaling van de lonen van de werknemers. Het belang van eisers bij opheffing van het beslagen weegt dan ook zwaarder dan het belang van Frontier bij handhaving van de beslagen.
3.3.
Frontier voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een conservatoir beslag kan onder meer worden opgeheven indien summierlijk blijkt dat de vordering (of: het recht) ter verzekering waarvan het is gelegd ondeugdelijk is.
4.2.
In deze zaak is niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van Frontier (hierna ook in enkelvoud aangeduid als de vordering) gebleken. Daartoe hebben eisers onvoldoende onderbouwd aangevoerd. Hierna wordt dat nader toegelicht.
4.3.
Vast staat dat Frontier een bedrag van € 234.152,48 en € 169.777,55 respectievelijk aan Retex en Inyotex heeft betaald. Het eerste bedrag door betaling van de via het e-mailadres ‘ [e-mailadres] ’ aan Frontier toegestuurde facturen 1, 2, 4 en 5 op naam van Jaxam Jalk Trading en het tweede bedrag door betaling van de via het e-mailadres ‘ [e-mailadres] ’ aan Frontier toegestuurde facturen 6 en 9 op naam van Jaxam Jalk Trading. Frontier vordert deze bedragen terug, omdat die onverschuldigd aan eisers zijn betaald. Zij stellen te hebben betaald voor handelswaar (eerst chips en later ijs) die zij via Jaxam Jalk Trading en Jaxam B.V. zou verkrijgen. Eisers betwisten dat.
4.4.
Om de ondeugdelijkheid van de vordering te onderbouwen hebben eisers – samengevat – aangevoerd dat de authenticiteit van de e-mails tussen ‘ [e-mailadres] ’ en Frontier (en dus ook de betrouwbaarheid van Frontier) kan worden betwijfeld, dat in tegenstelling tot Frontier aanvoert Jaxam B.V. niet betrokken was bij deze betalingen en deze betalingen een hele andere achtergrond hebben. Eisers baseren zich (onder andere) op het navolgende:
- Jalk Trading was op het moment dat Frontier via het e-mail adres ‘ [e-mailadres] ’ zaken deed geen actuele handelsnaam van Jaxam B.V.;
- Jaxam B.V. is al jaren een slapende vennootschap zonder activiteiten en [naam 4] , [functie] van Jaxam B.V., weet niets over de verwijzing naar zijn bedrijf op de verpakking van Pringles chips.
- Het e-mailadres ‘ [e-mailadres] ’ staat niet geregistreerd als het e-mailadres van Jaxam B.V.;
- [naam 7] die onderaan de e-mails staat vermeld (namens Jaxam B.V.) is geen [functie] of gevolmachtigde van Jaxam B.V. en [naam 4] kent hem niet. - het 010-telefoonnummer in de e-mailhandtekening is niet van Jaxam B.V. en het in de e-mails vermelde bedrijfsadres in [plaats] is het woonadres van [naam 4] en zijn gezin.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat Frontier zelf onderdeel is van de fraude of dat zij had kunnen weten dat zij waarschijnlijk niet te maken had met een bonafide partij en geen beroep kan dan doen op onverschuldigde betaling. Vooralsnog blijft immers staan dat in de facturen onder 4.3 de bankrekeningnummers van eisers zijn genoemd en daarin duidelijk wordt verwezen naar Jaxam B.V. (met het noemen van die naam, de naam Jalk Trading en het adres te [plaats] ). Ook de omstandigheden dat er voor grote bedragen bestellingen zijn gedaan en de betalingen niet vlekkeloos verliepen (en afspraken werden gewijzigd), maakt niet dat de vordering summierlijk ondeugdelijk is. Hoewel bij deze gang van zaken vragen rijzen, komt hetgeen eisers op hun beurt over de betalingen op hun bankrekeningen hebben verklaard, vooralsnog onvoldoende aannemelijk voor. Eisers hebben namelijk aangevoerd dat de betalingen die zij van Frontier hebben ontvangen
derdenbetalingenbetreffen in verband met hun verkoop van textiel in Afrika. Ze hebben verklaard dat vanwege het instabiele banksysteem in Afrika hun handelspartners aldaar vaak via derden betalen. Zo ook haar handelspartner Dassi Limited in Kameroen, die in deze zaak kennelijk via Frontier de betalingen van de bedragen van € 234.152,48 en € 169.777,55 aan respectievelijk Retex en Inyotex heeft gedaan.
4.6.
Frontier betwist echter elk verband tussen haar betalingen en de door eisers gestelde derdenbetalingen op haar rekening. Zij stelt niet betaald te hebben tot kwijting van de schuldenaar van eisers, maar voor de inkoop van ijs. Het standpunt van Frontier wordt gevolgd dat vooralsnog nergens uit gebleken is dat Frontier een link heeft met Afrika. Dat op grond van artikel 6:30 BW eisers de betalingen van Frontier mogen behouden, kan dan ook niet worden aangenomen. Het standpunt van eisers dat zij er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat de gedane betalingen voor haar bestemd waren (en Frontier de betalingen namens Dassi Limited deed) is onvoldoende uit de verf gekomen. De omstandigheden dat er gedurende langere tijd betalingen zijn ontvangen van Frontier, die (mogelijk) strookten met de betaal(bewijzen) vanuit Kameroen en die namens Dassi Limited zijn bevestigd, zijn onvoldoende. De betalingen van Frontier via Afrika aan eisers roepen teveel vragen op. Verder zijn er onvoldoende aanwijzingen dat Frontier zelf bij de fraude betrokken is. Eisers stellen voorts dat Frontier tijdens het zaken doen zo roekeloos is geweest dat de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 jo. 6:248 BW zich verzet tegen toewijzing van een vordering op grond van onverschuldigde betaling door Frontier. Dit is een vergaande stelling die niet zonder meer aanspreekt en zal in een eventuele bodemprocedure moeten worden beoordeeld. De stelling kan thans in ieder geval niet tot de slot leiden dat sprake is van een evident ondeugdelijke vordering van Frontier.
4.7.
Een belangafweging leidt niet tot een andere uitkomst. Het belang van Frontier om haar verhaalsmogelijkheid te behouden, weegt zwaarder dan het belang van eisers om haar bedrijf onbelemmerd te kunnen blijven exploiteren. Het gaat namelijk om een summierlijk deugdelijke vordering en het is op zich al bijzonder dat in een (vermeende) fraudezaak verhaal nog mogelijk is. Verder hebben eisers onvoldoende onderbouwd dat hun bedrijfsvoering en zelfs het voortbestaan van de bedrijven ernstig te lijden hebben onder het beslag. Een verklaring van de boekhouder over te verwachten problemen zoals als productie 9 is overgelegd, is daartoe onvoldoende. Verder heeft Frontier op de zitting bevestigd dat zij in gesprek wil gaan met eisers over bijvoorbeeld het stellen van zekerheid.
4.8.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering tot (partiële) opheffing van de beslagen afgewezen.
4.9.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Frontier worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten
178,00
Totaal € 1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van Frontier tot op heden begroot op € 1.973,00, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: GHF