ECLI:NL:RBAMS:2024:6873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
AMS 23/3981
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering parkeervergunning voor emissieloze brommobielen in Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de weigering van haar aanvragen voor een parkeervergunning voor emissieloze brommobielen. Eiseres had op 2 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning op een adres in Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders weigerde deze aanvraag op 14 januari 2023, omdat het adres buiten de vergunninggebieden van het betaald parkeren valt. Eiseres diende op 23 januari 2023 een tweede aanvraag in, die op 4 februari 2023 opnieuw werd geweigerd. Eiseres maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het college bleef bij de weigering. Eiseres stelde beroep in tegen het bestreden besluit, waarop het college reageerde met een verweerschrift. De rechtbank behandelde de zaak op 15 oktober 2024.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht de aanvragen heeft geweigerd. Volgens de regeling kan een stadsbrede parkeervergunning alleen worden verleend aan bewoners van adressen binnen vergunninggebieden. Eiseres is weliswaar bewoner van een adres, maar dit adres ligt niet in een vergunninggebied. De rechtbank stelt vast dat de regeling bewust is ontworpen om vergunningen alleen in vergunninggebieden te verlenen, en dat de argumenten van eiseres niet kunnen leiden tot een andere conclusie. Eiseres voerde ook aan dat de weigering in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen, aangezien het adres van eiseres niet in een vergunninggebied ligt.

Eiseres verzocht ook om schadevergoeding, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van haar aanvragen voor een parkeervergunning voor emissieloze brommobielen.
1.2.
Eiseres heeft op 2 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning voor emissieloze brommobielen op het adres [adres] in Amsterdam.
1.3.
Met het besluit van 14 januari 2023 heeft het college besloten om de parkeervergunning voor emissieloze brommobielen van eiseres te weigeren, omdat het adres waarvoor de vergunning of parkeerkaart is aangevraagd buiten (de vergunninggebieden van) het betaald parkeren van de gemeente valt.
1.4.
Eiseres heeft op 23 januari 2023 opnieuw een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning voor emissieloze brommobielen op het adres [adres] . Met het besluit van 4 februari 2023 heeft het college besloten om de aanvraag te weigeren omdat het adres waarvoor de vergunning of parkeerkaart is aangevraagd buiten (de vergunninggebieden van) het betaald parkeren van de gemeente valt.
1.5.
Bij brief, ontvangen door het college op 21 februari 2023, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 14 januari 2023 en 4 februari 2023. Met het bestreden besluit van 23 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de weigering van de aanvragen gebleven.
1.6.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam] (partner van eiseres) en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de aanvragen van eiseres voor een parkeervergunning voor emissieloze brommobielen heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Parkeervergunning emissieloze brommobiel
4.1.
Eiseres voert aan dat het college een onjuiste lezing heeft gegeven van artikel 2, tweede lid, van de regeling Experiment stadsbrede parkeervergunningen voor emissieloze brommobielen (hierna: de regeling). Bovendien gaat het college uit van een te beperkt juridisch kader door niet ook de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2022 erbij te betrekken. Ter zitting heeft eiseres verder aangevoerd dat in de toelichting van de regeling staat dat het geheel aan regels als samenhang gelezen en geïntegreerd moet worden. Eiseres doelt hiermee op de Parkeerverordening 2013 (hierna: de Parkeerverordening) en de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2022. Er bestaan volgens eiseres drie categorieën vergunningen. De eerste categorie is voor mensen die parkeren bij een specifiek woonadres, volkstuin of sportclub (de bewonersvergunning). De tweede categorie zijn mensen die hun auto parkeren bij een specifiek bedrijf (de bedrijfsvergunning). De derde categorie is bedoeld voor mensen die overal moeten parkeren, zoals hulpverleners, autodelers en de gehandicaptenparkeervergunning voor bewoners en passagiers. Volgens eiseres is er bij de eerste en tweede categorie een specifieke koppeling gemaakt tussen een locatie en een persoon en is dit bij de derde categorie losgelaten, omdat je overal in Amsterdam kan parkeren. De gemeenteraad heeft het volgens eiseres mogelijk gemaakt om een vergunning af te geven die voor heel Amsterdam geldt. Volgens eiseres wil de gemeenteraad graag door middel van emissieloze brommobielen de parkeerdruk verminderen en de luchtdruk in de stad verbeteren. De regeling is volgens eiseres bedoeld voor vervoerverplaatsing en om het gebruik en parkeren van emissieloze brommobielen te stimuleren. De regeling valt volgens eiseres in de derde door haar genoemde categorie.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het college volgens artikel 3, eerste lid, van de regeling een stadsbrede parkeervergunning kan verlenen aan de houder van een emissieloze brommobiel die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied. Volgens artikel 8 van de regeling zijn de artikelen 1, 32, 34, 37, 38, 39, 40 van de Parkeerverordening van overeenkomstige toepassing voor stadsbrede parkeervergunning voor emissieloze brommobielen.
4.3.
Volgens artikel 1 aanhef en onder mm van de Parkeerverordening wordt onder vergunninggebied verstaan: gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend indien en voor zover in dat gebied voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven; daar waar vergunninggebied wordt genoemd, wordt ook gelezen deelvergunninggebied.
4.4.
Artikel 7, eerste lid, van de Parkeerverordening regelt welke soorten parkeervergunningen uitsluitend op basis van deze verordening kunnen worden verleend. De stadsbrede parkeervergunning voor emissieloze brommobielen is niet geregeld in artikel 7, eerste lid van de Parkeerverordening. Artikel 45 van de Parkeerverordening maakt het mogelijk dat het college voor een gebied waar parkeerregulering op grond van deze verordening is ingevoerd voor de duur van een te houden experiment, de werking van bepaalde artikelen voor een bepaald gebied, buiten toepassing kan stellen. Dat heeft het college gedaan in artikel 2, tweede lid, van de regeling. Daarin is bepaald dat het college, in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Parkeerverordening, een stadsbrede parkeervergunning voor emissieloze brommobielen kan verlenen.
4.5.
Volgens artikel 32 eerste lid van de Parkeerverordening wordt een vergunning geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening. Volgens artikel 40 van de Parkeerverordening is het college bevoegd, in gevallen waarin toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.
4.6.
Niet in geschil is dat eiseres bewoner is van het adres [adres] . Uit artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van de Parkeerverordening in verbinding met artikel 2 en de bijlage van het Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening Amsterdam (hierna: het Uitwerkingsbesluit) volgt dat het adres [adres] niet is gelegen in een gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend. Verder volgt uit de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2023 en het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit parkeerbelasting Amsterdam 2023 dat op het adres [adres] voor parkeren geen parkeerbelasting wordt geheven. Dit betekent dat het adres van eiseres niet is gelegen in een vergunninggebied. Omdat eiseres niet een bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van een stadsbrede parkeervergunning. Nu eiseres niet voldoet aan de voorwaarden uit artikel 3, eerste lid van de regeling, volgt uit artikel 32, eerste lid, van de Parkeerverordening dat de aangevraagde vergunning moet worden geweigerd. Artikel 32 van de Parkeerverordening heeft een dwingendrechtelijk karakter, waardoor het college geen beleids- of beoordelingsvrijheid heeft en er geen ruimte is voor een belangenafweging.
4.7.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, maar het is een bewuste keuze van de regelgever om een stadsbrede parkeervergunning voor emissieloze brommobielen te verlenen enkel in de vergunninggebieden. Dit blijkt uit de toelichting bij artikel 5 van de regeling, hierin staat: ‘
Het vergunningenplafond voor bewonersvergunningen en bedrijfsvergunningen wordt elk half jaar verlaagd met het aantal parkeervergunningen voor emissieloze brommobielen dat in het vergunningsgebied is verleend. Deze vergunningenplafonds worden vastgesteld in het Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening Amsterdam’. Het is kennelijk de bedoeling geweest om een regeling te creëren slechts in de gebied waar betaald parkeren geldt. De argumenten die eiseres hierover heeft aangevoerd, kunnen daar geen verandering in brengen.
Gelijkheidsbeginsel
5.1.
Het besluit is volgens eiseres in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat de stadsbrede parkeervergunning niet voor alle Amsterdammers mogelijk is gemaakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inwoners van Amsterdam op basis van het wonen in een gebied met of zonder betaald parkeren. Bewoners die een vergunning krijgen, kunnen niet alleen in hun eigen gebied, maar ook in alle andere gebieden van de stad gratis parkeren. Mensen die in een gratis gebied wonen (buiten de vergunninggebieden), moeten in de rest van de stad betalen tegen het dagtarief gedurende de tijd dat er geparkeerd wordt. Dat is volgens eiseres een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
5.2.
De rechtbank is met het college van oordeel dat hier geen sprake is van gelijke gevallen. Het adres van eiseres is niet gelegen in een vergunninggebied en daarmee is haar geval niet gelijk aan het geval van de bewoner wiens adres wel is gelegen in een vergunninggebied. Nu de gevallen niet gelijk zijn, is er ook geen sprake van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel.
Schadevergoeding
6. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade. Uit artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat daarvoor sprake moet zijn van een onrechtmatig besluit. Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld, volgt dat daar geen sprake van is. Nu ook geen sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder b, c en d, van de Awb die tot toekenning van schadevergoeding kunnen leiden, zal de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afwijzen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr.C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.