7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft midden in een Albert Heijn, omringd door winkelend publiek met twee grote messen lopen zwaaien en zo geprobeerd [slachtoffer] en winkelmedewerkster [benadeelde partij] zwaar te mishandelen, waarbij hij beide slachtoffers ook daadwerkelijk heeft verwond. Daarnaast heeft hij in zijn woede [benadeelde partij] – die hem probeerde te stoppen – bedreigd, terwijl hij twee grote messen in zijn hand vast had. Ondanks pogingen zich los te worstelen van omstanders die verdachte probeerden te stoppen, heeft hij door het steken met het mes flink letsel in het bovenbeen van [slachtoffer] veroorzaakt. Het letsel van [benadeelde partij] is bij een wond in haar hand gebleven. Het is een kwestie van geluk geweest dat beiden geen ernstiger letsel hebben overgehouden aan het gedrag van verdachte. Verdachte heeft niet alleen voor [slachtoffer] en [benadeelde partij] , maar ook voor de andere medewerkers van Albert Heijn en de omstanders die op dat moment hun boodschappen aan het doen waren een gevaarlijke en beangstigende situatie veroorzaakt. Dat de impact van het handelen van verdachte groot was, blijkt onder andere uit hetgeen [benadeelde partij] hierover in haar vordering en op de zitting heeft toegelicht.
Persoon van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder meerdere keren voor een geweldsdelict is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
Psychologisch onderzoek
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologische onderzoek van 29 november 2023 van verdachte. Daaruit volgt dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis van zijn geestvermogens. Het advies is daarom om het tenlastegelegde bij een bewezenverklaring volledig toe te rekenen. Verdachte kan zich vinden in dit advies. De rechtbank neemt dit advies over en rekent verdachte de feiten volledig toe.
Verder blijkt uit het psychologische onderzoek dat verdachte grotendeels goed meewerkte. Hij heeft echter geen toestemming gegeven om informatie bij zijn huisarts, HVO Querido en de Waag op te vragen.
De psycholoog ziet bij afwezigheid van een psychische stoornis en gelet op het advies om het tenlastegelegde betrokkene volledig toe te rekenen geen gronden om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
Reclasseringsrapport
In het reclasseringsrapport van 20 augustus 2024, dat in aanvulling op het reclasseringsrapport van 13 december 2023 over verdachte is opgemaakt, staat samengevat dat verdachte zijn leven praktisch gezien op orde lijkt te hebben. Hij heeft stabiele huisvesting via HVO Querido, vast werk als tankstationmedewerker en hij verdient voldoende om rond te komen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen voor middelenproblematiek, al heeft de reclassering geen referenten mogen benaderen en kon deze informatie dus niet worden geverifieerd. De reclassering heeft, ondanks de uitkomsten van het psychologische onderzoek, wel zorgen over de eventuele aanwezigheid van agressieproblematiek en/of een gebrekkige impulscontrole. Dit vanwege de aard van het tenlastegelegde, het gemiddelde risico op recidive en het patroon in geweldsdelicten. Een behandeling die zich hierop richt, kan het herhalingsgevaar mogelijk beperken en gedragsveranderend werken. Verdachte heeft nog niet eerder een behandeling gehad. Ook stelt de reclassering een meldplicht als bijzondere voorwaarde voor. De reclassering twijfelt wel over de uitvoerbaarheid hiervan, aangezien verdachte geen motivatie voor reclasseringsbemoeienis toont.
De LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de uitgangspunten voor straffen die de rechtbanken onderling hebben afgesproken (de LOVS oriëntatiepunten). Voor zware mishandeling is het uitgangspunt zeven maanden gevangenisstraf. Bij een poging, zoals in deze zaak, gaat daar doorgaans nog een derde vanaf. Voor een bedreiging met een steekwapen is het uitgangspunt een taakstraf van 60 uren.
De straf
De rechtbank overweegt dat, gelet op bovenstaande, een gevangenisstraf van negen maanden passend zou zijn geweest.
De rechtbank houdt er echter ook rekening met dat verdachte voorafgaand aan de steekincidenten is aangevallen en flink geslagen door [slachtoffer] vanwege een onderlinge discussie. Ook houdt de rechtbank sterk rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is van ver gekomen en lijkt zijn leven inmiddels op orde te hebben. Hij heeft een woning, een goede baan en inkomen, waarmee hij zijn schulden aflost. Ook heeft hij familie die hem ondersteunt. De rechtbank vindt het daarom niet nodig dat verdachte terug naar de gevangenis moet.
Wel vindt de rechtbank het zorgwekkend dat niet duidelijk is geworden wat de trigger is geweest voor verdachte om zo grenzeloos te handelen en zich door niets of niemand te laten tegenhouden. Ook heeft hij dit zelf onvoldoende kunnen uitleggen. Dat de reclassering en de psycholoog geen referenten hebben mogen raadplegen van verdachte, maakt dat verdachte maar beperkt inzicht heeft geboden in zijn leven en zijn motieven voor de gedragingen op 29 maart 2023. Het is daarmee voor de rechtbank onduidelijk wat verdachte destijds heeft bewogen zich zo te gedragen en hoe dergelijk gedrag in de toekomst kan worden voorkomen. De rechtbank ziet dat verdachte zijn agressie niet heeft kunnen beheersen met grote gevolgen voor de slachtoffers. De reclassering schat bovendien het risico op herhaling in als gemiddeld, wat met bijzondere voorwaarden kan worden ingeperkt. De rechtbank vindt daarom dat het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden is aangewezen.
Conclusie
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie en legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hiervan wordt het voorarrest van 170 dagen afgetrokken, zodat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft. De rechtbank verbindt aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in het advies van 20 augustus 2024 zijn geadviseerd.
Ook zal het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte worden opgeheven.