ECLI:NL:RBAMS:2024:6860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
13/232466-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen 21-jarige man wegens voorhanden hebben van vuurwapen en bezit van hasjiesj

Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd pistool en het opzettelijk aanwezig hebben van 189 gram hasjiesj. De feiten vonden plaats op 16 juli 2024 in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde, er rekening gehouden moest worden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte, die verantwoordelijk is voor de zorg van zijn gehandicapte broertje, heeft spijt betuigd en toonde bereidheid om zich aan de voorwaarden van de reclassering te houden. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uren op, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een kans moest krijgen om zich te bewijzen, ondanks zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De beslissing om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, was gebaseerd op de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/232466-24
Datum uitspraak: 12 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman en wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y.A. Samseij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 16 juli 2024 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
het voorhanden hebben van een vuurwapen (omgebouwd gaspistool);
het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 230 gram hasjiesj.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als
bijlage Ibij dit vonnis en geldt
als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van beide feiten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna omschreven in rubriek 4.
Nu het verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen
vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van
Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
Ten aanzien van feiten 1 en 2
  • De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 oktober 2024;
  • Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2024 met nummer PL1300-2024167238-12, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] , digitale pag. 7-8.
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal wapenonderzoek van 17 juli 2024 met nummer PL1300- 2024167238, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] , digitale pag. 12-14.
Ten aanzien van feit 2:
- Een geschrift, te weten een verslag van Politie Amsterdam, Dienst Regionale Recherche, Laboratorium Forensische Opsporing van 21 oktober 2024, rapportnummer 0579N24, opgemaakt door ing. [naam 4] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de hiervoor onder 3.3. opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1
op 16 juli 2024 te Amsterdam, een wapen in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet wapens en munitie en gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie,
te weten een omgebouwd pistool van het merk GSG Ceonic, model Sig Sauer P320, kaliber 7.65 mm Browning (origineel 9mm P.A.K.), voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2
op 16 juli 2024 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 189 gram hasjiesj.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een geldboete van € 2.730,- wordt opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte geen gevangenisstraf maar een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte is een jonge man die ook de zorg heeft voor zijn broertje die een beperking heeft. Verder heeft de raadsvrouw erop gewezen dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte beïnvloedbaar is en een gevangenisstraf juist zal leiden tot negatieve beïnvloeding. Verdachte is bereid zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals
daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot sterke gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook heeft verdachte softdrugs (hasjiesj) aanwezig gehad. Drugs vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het veroorzaken van deze onveiligheid voor de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte een keer eerder is veroordeeld voor een feit waarbij sprake was van geweld. Verdachte is namelijk op 21 februari 2023 door deze rechtbank veroordeeld voor de eendaadse samenloop van diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging. In deze zaak is bij verdachte een vuurwapen aangetroffen en ook dit feit valt binnen de categorie geweld. Dat verdachte opnieuw een geweldsfeit heeft gepleegd, weegt de rechtbank dan ook ten nadele van hem mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 8 oktober 2024 betreffende verdachte. De reclassering ziet de beïnvloedbaarheid en negatieve sociale contacten van verdachte als risicofactoren voor recidive. Momenteel lukt het verdachte niet om stabiliteit te realiseren ten aanzien van werk en inkomen. Tegelijkertijd vertoont verdachte wel verantwoordelijkheidsgevoel door een deel van de zorg voor zijn gehandicapte broertje op zich te nemen. Om verdachte te ondersteunen bij het vergroten van zelfstandigheid, het maken van juiste keuzes en het oplossen van problemen vindt de reclassering gedragsinterventie geïndiceerd. Als bijzondere voorwaarden heeft de reclassering een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een dagbesteding geadviseerd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard hieraan mee te willen werken.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en voor het aanwezig hebben van 100-300 gram hasjiesj (softdrugs) is een geldboete van € 400,-.
Hoewel de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zal de rechtbank niet overgaan tot oplegging hiervan aan verdachte. De rechtbank houdt namelijk in strafverminderende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is nog jong en uit het reclasseringsrapport blijkt dat hij een stabiele thuissituatie heeft waarbij hij mede de zorg draagt over zijn broertje. Ook heeft verdachte opening van zaken gegeven en verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verder heeft hij meermalen spijt heeft betuigd en daarbij te kennen gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Deze spijtbetuiging is op de rechtbank als oprecht overgekomen. Gelet op deze omstandigheden wil de rechtbank verdachte een kans geven zich te bewijzen en zal zij afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Wel vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte een flinke stok achter de deur krijgt die hem er in de toekomst van moet weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank gaat niet over tot oplegging van een geldboete gelijk aan de hoogte van het in beslag genomen geldbedrag, zoals gevorderd door de officier van justitie. Verdachte heeft ter terechtzitting door middel van bankafschriften voldoende onderbouwd dat dit geldbedrag zijn eigen spaargeld betreft.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opleggen met een proeftijd van twee jaar. Hieraan worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
2.730 EUR (omschrijving: PL1300-2024167238-G6528710)
1 STUK Pistool (omschrijving: PL1300-2024167238-G6528238, GSG)
2 STK Verdovende middelen (omschrijving: PL1300-2024167238-G6528704).
8.1
Onttrekking aan het verkeer
De onder 2 en 3 inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen geachte feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
8.2
Teruggave aan verdachte
Het inbeslaggenomen voorwerp onder 1 behoort aan verdachte toe en zal aan hem worden teruggegeven worden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 Opiumwet;
  • 26 en 55 Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Ten aanzien van feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maandenen bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet
aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij de reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraak bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt en of de individuele variant of de groepstraining het meest passend is. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer.
-
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een structurele dagbesteding in de vorm van een baan en/of opleiding
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van liet Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en liet zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STUK Pistool (omschrijving: PL1300-2024167238-G6528238, GSG);
  • 2 STK Verdovende middelen (omschrijving: PL1300-2024167238-G6528704).
Gelast
de teruggaveaan [verdachte] :
2.730 EUR (omschrijving: PL1300-2024167238-G6528710).
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter
mrs. M.T.C. de Vries en H.D. Coumou, rechters
in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Smolders, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2024.
[...]