ECLI:NL:RBAMS:2024:6859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
13/326257-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van ex-partner door afluisteren en opnemen van gesprekken

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking) van zijn ex-partner. De belaging bestond uit het afluisteren van de aangeefster door middel van afluisterapparatuur die door de verdachte in haar woning was geplaatst, evenals het opnemen van gesprekken die zij met derden voerde. De rechtbank oordeelde dat dit een ernstige inbreuk op het privéleven van de aangeefster vormde. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd een dadelijk uitvoerbare vrijheidsbenemende maatregel opgelegd, inhoudende een contactverbod met de aangeefster, op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 maart 2023 tot en met 20 december 2023 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit werd bewezen door het feit dat de verdachte haar herhaaldelijk heeft gebeld, berichten heeft gestuurd en afluisterapparatuur in haar woning heeft geplaatst. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere taakstraf en een contactverbod had geëist, gedeeltelijk toegewezen, maar de opgelegde straf was lager dan geëist. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het gedrag van de verdachte op de aangeefster, die zich onveilig voelde in haar eigen huis.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.775,- aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/326257-23
Datum uitspraak: 12 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V. de Jong en wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ben Tarraf, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking) van [benadeelde partij] (
hierna: aangeefster)in de periode van 15 maart 2023 tot en met 20 december 2023 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als
bijlage Ibij dit vonnis en geldt
als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van het laatste gedachtestreepje.
Uit het dossier volgt dat verdachte veelvuldig aangeefster heeft gebeld, haar berichten heeft gestuurd, afluisterapparatuur in haar woning heeft geplaatst en daarmee gesprekken tussen aangeefster en derden heeft opgenomen. Deze handelingen zijn wederrechtelijk en vormen een stelselmatige inbreuk op het persoonlijke leven van aangeefster.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit voor het bellen met anonieme telefoonnummers (eerste gedachtestreepje), het plaatsen van de afluisterapparatuur in de ten laste gelegde periode (derde gedachtestreepje) en het zich ophouden in de directe omgeving van de woning van aangeefster en/of de school van hun dochter (zesde gedachtestreepje).
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 15 maart 2023 werd door aangeefster aangifte gedaan tegen verdachte vanwege mishandeling. Er volgde een tijdelijk huisverbod voor verdachte dat inging op 16 maart 2023. Aangeefster heeft vervolgens bij de politie aangegeven dat verdachte haar telefonisch bleef lastigvallen. [1] Naar aanleiding hiervan is op 7 april 2023 door de politie een stopgesprek met verdachte gevoerd. [2] Aangeefster heeft op 8 mei 2023 een privédetective ingehuurd die na onderzoek in haar woning afluisterapparatuur vond in een lichtschakelaar in de woonkamer. [3] De apparatuur en de simkaart die in de apparatuur zat, zijn in beslag genomen. Uit de historische gegevens aangetroffen op de simkaart, bleek dat het telefoonnummer waarvan verdachte gebruikmaakte in de periode van 15 maart 2023 tot en met 9 mei 2023 595 keren op de simkaart heeft ingebeld. [4]
Op 28 november 2023 maakte aangeefster melding bij de politie dat zij twee keer is gebeld met het telefoonnummer waar verdachte van gebruik maakte. [5] Op 9 en 10 december 2023 heeft verdachte ook e-mails gestuurd naar aangeefster. [6] Op 12 december heeft aangeefster op advies van politie een e-mail gestuurd naar verdachte met de vraag om te stoppen haar te benaderen. Op diezelfde dag heeft verdachte aangeefster weer een e-mail gestuurd. [7]
Op 17 december 2023 heeft verdachte een e-mail naar aangeefster gestuurd met als bijlage een foto van een hobbelpaard voor hun dochter. [8]
Op 16 januari 2024 is de telefoon van verdachte in beslag genomen. Op de telefoon zijn geluidsbestanden op de app TapeACall terug te vinden. TapeACall is een applicatie om telefoongesprekken op te nemen. De opgenomen geluidsbestanden beginnen op 6 november 2020 en eindigen op 14 april 2023. [9]
Beoordeling belaging
De rechtbank vindt, gelet op het bovenstaande, bewezen dat verdachte zich in de periode van 15 maart 2023 tot en met 20 december 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte had een huisverbod en aan hem is op 7 april 2023 middels een stopgesprek duidelijk gemaakt dat hij aangeefster niet meer lastig moest vallen. Het had daarom voor verdachte duidelijk moeten zijn dat zijn gedrag richting aangeefster niet gewenst was. Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar aangevoerd dat hem niet is meegedeeld dat dit een stopgesprek betrof, maar hij heeft wel te kennen gegeven dat hem is gezegd dat als hij aangeefster nog één keer zou bellen er aangifte zou volgen. Hoewel het woord “stopgesprek” wellicht niet uitdrukkelijk is gebruikt, had verdachte naar oordeel van de rechtbank uit deze mededeling moeten afleiden dat hij moest stoppen met zijn gedrag richting aangeefster. Bovendien merkt de rechtbank op dat het gesprek, anders dan verdachte heeft beweerd, op het politiebureau heeft plaatsgevonden en is hij kwaad weggelopen nadat aan hem werd medegedeeld dat hij aangeefster niet langer mocht lastig vallen. [10] Zodoende moet voor verdachte duidelijk zijn geweest dat hier sprake was van een “stopgesprek”.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de afluisterapparatuur niet in de ten laste gelegde periode is geplaatst, waardoor het derde gedachtestreepje in de tenlastelegging dat ziet op het plaatsen van de apparatuur niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij dit in 2021 of 2022 heeft gedaan. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij en overweegt daartoe het volgende. Uit de historische gegevens blijkt dat verdachte minstens 595 keer op de simkaart van de afluisterapparatuur heeft ingebeld en heeft op die wijze aangeefster kunnen afluisteren. Dit betekent dat verdachte de afluisterapparatuur in de ten laste gelegde periode heeft gebruikt en dat deze afluisterapparatuur dienstig was aan de door hem gepleegde belaging. De afluisterapparatuur is pas weggehaald nadat de privédetective van aangeefster de apparatuur heeft ontdekt. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de afluisterapparatuur in de ten laste gelegde periode ten behoeve van de belaging geplaatst heeft gehouden. Dit leidt tot een bewezenverklaring van het derde gedachtestreepje.
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, in combinatie met de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen zodanig zijn geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dit betekent dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voor het bellen met anonieme telefoonnummers naar aangeefster (eerste gedachtestreepje) en het zich ophouden in de directe omgeving van aangeefster en/of hun dochter (laatste gedachtestreepje), onvoldoende bewijs bevat. Verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op meerdere tijdstippen in de periode van de 15 maart 2023 tot en met 20 december 2023 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij] , met het oogmerk voornoemde [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen en te dulden, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode meermalen
- voornoemde [benadeelde partij] op haar telefoon gebeld en
- voornoemde [benadeelde partij] tekstberichten en een afbeelding gestuurd per e-mail en
- afluisterapparatuur in een lichtschakelaar in de woonkamer van de woning van voornoemde El Hassnoui geplaatst gehouden en
- voornoemde [benadeelde partij] via een afluisterapparatuur afgeluisterd en
- gesprekken met een technisch hulpmiddel en afluisterapparatuur tussen voornoemde [benadeelde partij] en derden opgenomen,
terwijl hem, verdachte, in elk geval op 7 april 2023 en 12 december 2023 te kennen is gegeven dat voornoemde [benadeelde partij] geen contact meer met hem, verdachte, wenste.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren te vervangen door 100 dagen hechtenis wanneer deze niet (naar behoren) wordt verricht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal worden opgelegd, in de vorm van een contactverbod met aangeefster voor de duur van twee jaren en met drie dagen vervangende hechtenis voor elke keer dat verdachte dit verbod overtreedt. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen gevangenisstraf, maar een taakstraf van 240 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk op te leggen. Verder heeft de raadsman verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat hij zijn dochter sinds augustus 2024 niet meer heeft gezien.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Deze belaging bestond onder andere uit het afluisteren van aangeefster en het opnemen van de gesprekken die zij met derden voerde. De rechtbank acht dit een vergaande inbreuk op het privéleven van aangeefster. Ieder mens moet zich namelijk in zijn/haar eigen huis vrij en veilig kunnen bewegen en gesprekken met derden kunnen voeren, zonder dat iemand met die gesprekken meeluistert. Door aangeefster af te luisteren en gesprekken op te nemen, heeft verdachte de privacy en de gevoelens van veiligheid en vrijheid van aangeefster op een grove wijze geschonden. Verdachte kon door het afluisteren – ook na het einde van de relatie – op de hoogte blijven van de activiteiten van aangeefster en heeft daarmee ook haar bewegingsvrijheid beperkt. Verder heeft hij met zijn handelen ervoor gezorgd dat aangeefster zich niet meer veilig in haar eigen huis voelt. De rechtbank acht dit handelen van verdachte dan ook bijzonder kwalijk.
Aangeefster heeft de rechtbank door middel van haar slachtofferverklaring op een treffende wijze duidelijk gemaakt welke impact het gedrag van verdachte op haar heeft gehad. Aangeefster heeft zich bekeken en onveilig gevoeld in haar eigen huis, ondanks dat zij de relatie met verdachte had verbroken. Zelfs nu aangeefster en haar dochter in een nieuw huis wonen, blijft het gevoel van dwingende controle haar achtervolgen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 8 augustus 2024. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte als risico verhogende factoren. Verdachte laat wantrouwen zien naar hulpverlenende instanties en meent geen hulp en/of behandeling nodig te hebben. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis gehouden aan het locatie- en contactverbod. De reclassering verwacht dat dit zo zal blijven. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en ziet daarom ook aanleiding af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uren met aftrek van het voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden op met een proeftijd van twee jaren. Hieraan worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. Aangeefster heeft immers te kennen gegeven dat zij niet wil dat verdachte op de hoogte is van haar nieuwe adres, waardoor het opleggen van een locatieverbod als bijzondere voorwaarde niet mogelijk is. Met betrekking tot het geadviseerde contactverbod geldt hetgeen hierna wordt overwogen.
38v Sr-maatregel
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit, vindt de rechtbank een contactverbod op zijn plaats en zal verdachte conform de eis van de officier van justitie de maatregel strekkende tot beperking van zijn vrijheid als bedoel in artikel 38v, sub 2 onder b, Sr opleggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel is voldaan. Verdachte wordt veroordeeld voor een strafbaar feit en de maatregel is aangewezen ter voorkoming dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.
De maatregel zal inhouden dat verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met aangeefster gedurende twee jaren. De rechtbank begrijpt dat verdachte en aangeefster een dochter samen hebben en dat daardoor contact tussen beiden over hun dochter noodzakelijk is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat er enkel over hun dochter indirect contact via de Jeugdbescherming mag plaatsvinden. Om deze maatregel kracht bij te zetten, heeft iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis van drie dagen te gelden, tot een maximum van zes maanden. De rechtbank zal deze maatregel op grond van artikel 38v, vierde lid, Sr, dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich weer belastend zal gedragen jegens aangeefster.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Simkaart (goednummer: PL1300-2023103188-6341912);
Telefoon (goednummer: PL1300-2023103188-6450014).
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen simkaart en telefoon behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze simkaart en telefoon het bewezenverklaarde is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een bedrag van € 20.405,- gevorderd, bestaande uit € 10.405- aan materiële en €10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat enkel de kosten voor de privédetective en het veranderen van de sloten in aanmerking komen voor vergoeding. De kosten voor psychologische hulpverlening zijn op dit moment onvoldoende onderbouwd en aangeefster moet daarom in dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De kostenpost die ziet op de leningsovereenkomst die aangeefster met verdachte heeft, houdt geen verband met dit strafbare feit en moet daarom worden afgewezen.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en naar redelijkheid een bedrag te bepalen.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en aangeefster daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dat deel van haar vordering.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadevergoeding
De rechtbank is van oordeel dat de kosten die aangeefster heeft gemaakt door het vervangen van haar sloten, rechtstreeks schade is als gevolg van het bewezenverklaarde. Vanwege de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer door plaatsing van afluisterapparatuur in haar woning heeft zij logischerwijs haar sloten vervangen. De vordering van aangeefster wordt toegewezen tot een bedrag van in totaal € 275,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop zij deze kosten heeft gemaakt, te weten 16 maart 2023.
Aangeefster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering met betrekking tot de gevorderde kosten voor het inhuren van een privédetective en voor de psychologische hulpverlening, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd en aanhouding van de behandeling van de zaak om aangeefster in de gelegenheid te stellen haar vordering nader te onderbouwen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Aangeefster wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard in het deel van haar vordering dat ziet op de lening die zij verdachte zou hebben verstrekt. Deze lening is immers geen rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde.
Immateriële schadevergoeding
Het staat vast dat aangeefster door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft zij dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 10.000,-, rekening houdend met vergoedingen
die in soortgelijke zaken worden toegekend, te hoog en acht een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade redelijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2023. Aangeefster wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f Sr, ten behoeve van de benadeelde partij, aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.775,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verschillende data zoals hiervoor genoemd tot aan de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal worden 27 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op artikelen
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 285b Wetboek van Strafrecht

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
150 (honderdvijftig) uren.
Beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
twee (2) maandenen bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet
aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van liet Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en liet zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Legt op
de maatregel dat veroordeelde voor de duur van twee jaren geen – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster] ), behoudens indirect contact over de dochter van veroordeelde en [benadeelde partij] , te weten [naam dochter] (geboren op [geboortedatum dochter] ), dat enkel zal plaatsvinden onder begeleiding van Jeugdbescherming.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Beveelt dat deze maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissing op vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.775,- (zegge: duizend zevenhonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • € 1.500,- aan immateriële schade vanaf 15 maart 2023;
  • € 275,- aan materiële schade vanaf 16 maart 2023;
tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 275,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op
nihil.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] van een bedrag van € 1.775,- (zegge: duizend zevenhonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • € 1.500,- aan immateriële schade vanaf 15 maart 2023;
  • € 275,- aan materiële schade vanaf 16 maart 2023;
tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal worden 27 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij
heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verklaart
verbeurd:
  • Simkaart (goednummer: PL1300-2023103188-6341912);
  • Telefoon (goednummer: PL1300-2023103188-6450014).
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter
mrs. M.T.C. de Vries en H.D. Coumou, rechters
in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Smolders, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2024.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal relaas van 17 januari 2024 met nummer PL1300-2023212997, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 8-12.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2023 met nummer PL1300-2023103188-22, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 64-65.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 8 augustus 2023 met nummer PL1300-2023103188-7, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 14-19.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 20 september 2023 met nummer PL1300-2023103188-9, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 33-51. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 september 2023 met nummer PL1300-2023103188-27, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 2] en [naam 1] , digitale pag. 94-103.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2023 met nummer PL1300-2023212997-18, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 66-67.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2023 met nummer PL1300-2023103188-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 58-60. Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2024.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2023 met nummer PL1300-2023103188-20, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 61-63. Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2024.
8.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van 17 december 2023 van
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2024 met nummer PL1300-2023103188-40, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] , digitale pag. 89-91.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2023 met nummer PL1300-2023103188-22, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , digitale pag. 64.