Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Rzeszów, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993, die wordt verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder mishandeling en diefstal. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 oktober 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld, waarbij de raadsman betoogde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet de mogelijkheid had gekregen om zich te verdedigen bij de omzettingszitting van zijn voorwaardelijke straf. De officier van justitie stelde echter dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting die leidde tot de veroordeling, waardoor artikel 12 OLW niet van toepassing zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon inderdaad aanwezig was bij de relevante zitting en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was.
Daarnaast heeft de rechtbank de weigeringsgrond van artikel 6a OLW onderzocht, die betrekking heeft op de mogelijkheid van overname van de tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, aangezien hij meer dan vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland kan worden overgenomen, maar besloot uiteindelijk de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a OLW. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de straffen in Nederland bevolen en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die straffen bevolen.