ECLI:NL:RBAMS:2024:6817

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
13/065455-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake het voorhanden hebben van een alarmpistool en munitie met vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 juni 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen. De tenlastelegging bestond uit drie feiten, waarbij de verdachte op 24 februari 2024 en in de periode van 22 tot en met 23 februari 2024 betrokken zou zijn geweest bij het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de eerste twee feiten, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 februari 2024 wel een alarmpistool en munitie voorhanden had, wat bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van voorarrest, en heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor wapenbezit, wat als strafverzwarend werd beschouwd. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen, waaronder vuurwerk en een pistool, onttrokken aan het verkeer, terwijl de telefoon van de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/065455-24
Datum uitspraak: 19 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd:
feit 1
het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie op 24 februari 2024 in Amsterdam;
feit 2
een poging tot medeplegen van het doen binnenkomen en/of overdragen en/of voorhanden krijgen van wapens in de periode van 22 februari 2024 tot en met 23 februari 2024 in Amsterdam;
feit 3
het voorhanden hebben van een wapen en munitie op 23 februari 2024 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu het wettig en overtuigend bewijs hiertoe ontbreekt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 1 ten laste is gelegd op grond van het volgende
Bij een doorzoeking op 24 februari 2024 van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aan de [adres 2] zijn twee wapens en munitie aangetroffen. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte zich in deze woning heeft bevonden. Evenmin is op basis van het dossier komen vast te staan dat verdachte en [medeverdachte 1] contact hebben gehad over de wapens. De omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte 1] elkaar kennen en dat [medeverdachte 1] verklaart één van de wapens voor een ander te bewaren, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat [medeverdachte 1] het wapen voor verdachte hield. De rechtbank is van oordeel dat de in de woning aangetroffen wapens en munitie op basis van het dossier ook niet op een andere wijze aan verdachte kunnen worden gekoppeld.
Gelet op voorgaande kan niet worden bewezen dat verdachte de wetenschap van en de beschikkingsmacht over de wapens en de munitie heeft gehad die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] . Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 1.
3.4.2
Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 2 ten laste is gelegd op grond van het volgende.
Op 23 februari 2024 is een spoedtap aangesloten op de telefoonnummers van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en van verdachte. Op basis van het tapgesprek dat op diezelfde dag om 15.40 uur heeft plaatsgevonden, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat [medeverdachte 2] patroonmagazijnen probeerde aan te schaffen. Verdachte heeft dit ook verklaard op de zitting. Dit is echter onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] te kunnen vaststellen. Uit het tapgesprek is namelijk niet op te maken dat verdachte betrokken is bij de aankoop van deze patroonmagazijnen. Ook is niet gebleken dat verdachte de persoon is die gebruik maakte van het snapchat-account dat de opdracht heeft gegeven om twee patroonmagazijnen te bestellen.
Gelet op voorgaande kan niet worden bewezen dat verdachte enig aandeel heeft gehad in de aanschaf van de patroonmagazijnen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 2.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen (waaronder de bekennende verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte:
feit 3
op 23 februari 2024 te Amsterdam, een wapen van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool van het merk BBM (Bruni), model 315 auto, kaliber 8mm K, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één patroon van het kaliber 8mm Knall, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 en 2, moet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Subsidiair is verzocht een geldboete van € 550,- conform de richtlijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) op te leggen, met aftrek van het voorarrest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte was ten tijde van het plegen van feit 3 negentien jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven. Anders dan is verzocht door de raadsvrouw, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen, namelijk een alarmpistool met bijbehorend knalpatroon. Dat is een ernstig feit. Het voorhanden hebben van een dergelijk op een vuurwapen gelijkend voorwerp is verboden, omdat dit voor bedreiging of afdreiging geschikt is en het gevoel van onveiligheid vergroot. Verdachte is met het wapen, dat was voorzien van een bijbehorend knalpatroon, naar buiten gegaan en is in een auto gestapt waar ook drie andere personen in zaten. Met deze handelingen heeft hij bijgedragen aan de toenemende wapenproblematiek in Amsterdam. Verder blijkt uit het beeldmateriaal, dat op de telefoon van verdachte is aangetroffen, dat verdachte een grote fascinatie voor wapens heeft, iets wat hij ook heeft verklaard op zitting. Daarnaast is verdacht al eens eerder veroordeeld voor het bezit van een wapen. De rechtbank vindt dit bijzonder zorgelijk.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte op 7 juli 2023 is veroordeeld voor wapenbezit en hij desondanks, binnen de nog lopende proeftijd, eenzelfde soort feit opnieuw heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, en het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dat de officier van justitie, aanleiding bestaat bij de strafoplegging aanzienlijk af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.Het beslag

8.1
De in beslag genomen goederen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Itemnummer 2024044018 – 1,1 KG vuurwerk
  • Itemnummer 2024044018-G6466950 – 1 STK Pistool
  • Itemnummer 2024044018-G6466952 – 1 STK Patroon
  • Itemnummer 2024044018-6467116 – 1 STK Telefoon
8.2
Teruggave aan verdachte
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat feit 3 is begaan of voorbereid met de telefoon met goednummer 2024044018-6467116. Evenmin is sprake van een andere grond voor verbeurdverklaring van het goed. De telefoon dient om die reden te worden teruggegeven aan verdachte.
8.3
Onttrekking aan het verkeer
Nu voornoemd vuurwerk, pistool en patroon zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 4is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- Itemnummer 2024044018-6467116 – 1 STK Telefoon.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Itemnummer 2024044018 – 1,1 KG vuurwerk;
  • Itemnummer 2024044018-G6466950 – 1 STK Pistool;
  • Itemnummer 2024044018-G6466952 – 1 STK Patroon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. H.B.W. Beekman en J.M. Hoogveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.T. Lo Dico, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2024.