Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
:
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 12 september 2024, is de vordering van de officier van justitie ex artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering behandeld. De vordering betreft de onttrekking aan het verkeer van diverse luxe goederen, waaronder kledingstukken, een portemonnee en vier tassen, die in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de belanghebbende, die eerder is veroordeeld voor drugshandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, geboren in 1991, niet in raadkamer is verschenen, ondanks een goede oproep. De rechtbank heeft de vordering op 12 september 2024 behandeld en de officier van justitie gehoord.
De rechtbank oordeelt dat de onder de belanghebbende in beslag genomen goederen middellijk van misdrijf afkomstig zijn, zoals blijkt uit eerdere veroordelingen voor witwassen en drugshandel. De rechtbank stelt vast dat de luxe goederen, waaronder merkkleding, zijn verkregen met geld dat uit misdrijf afkomstig is. De rechtbank wijst erop dat het niet vereist is dat alle in de vordering genoemde goederen expliciet in de tenlastelegging zijn opgenomen, zolang er maar een stevig vermoeden bestaat dat de goederen uit misdrijf zijn verkregen.
De rechtbank concludeert dat de teruggave van de in beslag genomen goederen zou leiden tot witwassen, en dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank wijst de vordering tot onttrekking aan het verkeer toe en bepaalt dat de goederen worden onttrokken aan het verkeer. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter P.L.C.M. Ficq, in tegenwoordigheid van griffier M.H. Ettema. Tegen deze beslissing staat voor de belanghebbende en het Openbaar Ministerie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.