ECLI:NL:RBAMS:2024:6803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
24-018349
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen auto met verborgen ruimte voor contant geld

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2024 een beschikking gegeven in het kader van een vordering tot onttrekking aan het verkeer van een personenauto, een Volkswagen Up, die in beslag was genomen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de kofferbak van de auto een verborgen ruimte was aangetroffen, waarin een aanzienlijk bedrag aan contant geld was verstopt. De belanghebbende, die niet in raadkamer verscheen, was eerder veroordeeld voor witwassen van dit geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd was met het algemeen belang, gezien de connectie met het strafbare feit. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de auto onttrokken aan het verkeer. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor zowel de belanghebbende als het Openbaar Ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-104368-20
raadkamernummer : 24-018349
datum : 12 september 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de vordering van de officier van justitie ex artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak onder bovenvermeld parketnummer betreffende
:

[belanghebbende] ,

geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
beslagene/belanghebbende (hierna: belanghebbende).

Procedure

De vordering is op 23 juli 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft de vordering op 12 september 2024 in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
De belanghebbende is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van de vordering

De vordering strekt tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen personenauto (Volkswagen Up, voorzien van kenteken [kenteken] ), omdat uit technisch onderzoek is gebleken dat in de kofferbak van de auto een verborgen ruimte is gecreëerd die niet standaard in dit voertuigen aanwezig is, of door de fabrikant wordt geleverd, en nu in deze verborgen ruimte een grote hoeveelheid contant geld is aangetroffen. De verborgen ruimte werd gebruikt om deze geldbedragen aan het zicht te onttrekken. De belanghebbende is veroordeeld voor witwassen van dit geldbedrag.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie volhardt in de vordering. Een dergelijke geprepareerde ruimte in een auto moet daar speciaal worden ingebouwd. De ervaring leert dat wanneer personen dit (laten) doen, dit bedoeld is om goederen aan het zicht te onttrekken. In de afgelopen jaren is voldoende gebleken dat in dergelijke ruimtes veelvuldig drugs, geld en/of vuurwapens worden aangetroffen. Ook in dit geval is in de verborgen ruimte een grote hoeveelheid geld aangetroffen ten aanzien waarvan de beslagene is veroordeeld voor witwassen.
Nu niet alleen een verborgen ruimte is aangetroffen, maar deze bovendien is gebruikt bij het begaan van een strafbaar feit, is het ongecontroleerde bezit van dit voertuig in strijd met de wet of het algemeen belang en is daarmee op grond van artikel 36c, onderdeel 5 Sr vatbaar voor onttrekking aan het verkeer

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 16 april 2020 is de auto in beslag genomen omdat tijdens een controle een verborgen ruimte werd aangetroffen, welke geopend was en waarin bundels contant geld lagen.
Als in een auto een verborgen ruimte wordt aangetroffen, kan deze in beslag worden genomen. Deze inbeslagneming kan plaatsvinden op grond van artikel 94 Sv, zoals in deze zaak het geval is.
Inbeslagneming op grond van dit artikel vereist echter een zekere connectie met een strafbaar feit. Immers: een voorwerp kan pas in beslag worden genomen als ook de onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen en dat is op zijn beurt slechts mogelijk als een voorwerp in een bepaald verband staat met een strafbaar feit (misdrijf of overtreding). Het bezit van een auto met een verborgen ruimte op zichzelf is niet strafbaar.
De rechter die bij afzonderlijke beschikking als bedoeld in artikel 36b lid 1, onder 4, Sr de onttrekking aan het verkeer beveelt, zal dan ook moeten vaststellen dat het inbeslaggenomen voorwerp in een in artikel 36c of 36d Sr beschreven verband staat tot een begaan strafbaar feit.
In het onderhavige geval heeft de rechtbank bij vonnis van 3 juni 2021 het volgende overwogen: “Een en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat het in de auto aangetroffen geldbedrag van € 484.305,- uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit ook wist. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte het geldbedrag in de Volkswagen heeft witgewassen, samen met de bestuurder van de Volkswagen.”
Gelet op het voorgaande constateert de rechtbank in de onderhavige zaak dat het strafbare feit met betrekking tot het – onder meer in de verborgen ruimte – aangetroffen geld is begaan. Bij deze stand van zaken is het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd met het algemeen belang.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen.

De beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot onttrekking aan het verkeer toe.
De rechtbank bepaalt dat de personenauto, merk Volkswagen Up, voorzien van kenteken [kenteken] (goednummer 5908630) wordt onttrokken aan het verkeer.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de belanghebbende en het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank: voor de belanghebbende binnen veertien (14) dagen na de betekening van deze beslissing en voor het Openbaar Ministerie binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.