8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Verdachte is midden in de nacht terwijl ze onder invloed was van alcohol de woning van haar moeder binnengegaan. Verdachte liep de kamer van haar jongere zusje in maar die wilde dat niet. Nadat verdachte door haar moeder uit de kamer van haar zusje is gestuurd, werd verdachte boos. Verdachte greep naar haar jongere zusje, waarop haar moeder tussenbeide is gekomen. Vervolgens heeft verdachte haar moeder – zonder enige verdere aanwijsbare reden – mishandeld door haar met een drinkbeker te slaan, door haar tegen het lichaam te slaan en door meermalen aan het haar te trekken, waardoor verdachte en haar moeder samen op de grond zijn gevallen. Verder heeft verdachte de tafel van haar moeder met daarop een losse glasplaat omgegooid, waardoor deze glasplaat is gebroken. Verdachte heeft daarna de inhoud van de koelkast door de woonkamer gegooid en heeft de mobiele telefoon van haar moeder kapot gegooid. In de woonkamer/keuken was het een ravage.
Verdachte heeft door zo te handelen haar moeder pijn en letsel bezorgd en geen enkel respect getoond voor haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft verdachte schade toegebracht aan haar moeder door goederen van haar te vernielen en haar huis overhoop te halen. Dat het slachtoffer haar eigen moeder is, maakt het feit nog heftiger. Daar komt nog bij dat de mishandeling in het huis van haar moeder en jongste zusje heeft plaatsgevonden. Dit is een plaats waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Dat zij angstig zijn geweest door de uitbarsting van verdachte blijkt uit het volgende. Het jongere zusje van verdachte wordt door de politie in tranen aangetroffen op haar kamer en heeft verklaard dat ze bang was en is gaan huilen en gillen. Ook de moeder van verdachte heeft tegen de politie verteld dat ze bang is dat verdachte in een psychose zit, dat het zo niet langer kan en dat ze wil dat verdachte hulp krijgt.
Daarnaast heeft verdachte op datzelfde moment de hond van haar moeder mishandeld door hem te slaan met een lat van een lattenbodem en door hem te trappen. Dierenmishandeling is een kwalijk feit. Een huisdier is voor zijn welzijn volkomen afhankelijk van zijn verzorger en de mensen in zijn omgeving en mensen dienen zich te onthouden van dergelijk laf gedrag dat het welzijn van het dier benadeelt.
Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat het niet om een eenmalige uit de hand gelopen gebeurtenis ging, maar dat sprake is van een al langer durende en nog steeds bestaande zorgelijke gezinssituatie. Verdachte kwam geregeld langs bij haar moeder, die dat op haar beurt niet (langer) wilde. Uit het dossier volgt ook dat verdachte na dit feit ondanks een locatie- en een contactverbod meermalen nog bij haar moeder voor de deur stond.
Verder heeft verdachte – terwijl zij uit voorlopige hechtenis van bovenstaande feiten was geschorst – zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 957 gram distikstofmonoxide (lachgas). Het gebruik van lachgas brengt gezondheidsrisico’s met zich mee.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het feit dat verdachte op de zitting geen inzicht heeft getoond in hoe ze met haar eigen handelen verantwoordelijk was voor de geweldsuitbarsting met alle hierboven besproken gevolgen van dien.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in 2021 onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling en dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige feiten. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van (dergelijke) strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 2 oktober 2024, opgemaakt door K. Pruys van Reclassering Inforsa, volgt dat sprake is van problemen op alle leefgebieden. Zo heeft verdachte geen stabiele huisvesting, geen inkomen, geen zinvolle dagbesteding, zijn er vermoedens van een licht verstandelijke beperking en speelt er verslavings- en psychische problematiek. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het toezicht door de reclassering verloopt stroef, waardoor de reclassering de uitvoerbaarheid van reclasseringstoezicht betwijfelt. Dit terwijl verdachte wel langdurige zorg behoeft. Interventies van jeugdreclassering hebben tot nu toe niet het gewenste effect gehad. Verdachte kan zich moeilijk conformeren aan de afspraken en regels die worden opgesteld. Hierdoor hebben de eerder ingezette hulptrajecten geen doorgang kunnen vinden, waarop de kans op recidive onverminderd hoog blijft. Ondanks dat de reclassering twijfels heeft in hoeverre een reclasseringstoezicht uitvoerbaar is, wil de reclassering nog een poging wagen gezien haar jonge leeftijd en de complexe problematiek. De reclassering adviseert in dit rapport een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden..
Uit het reclasseringsrapport van 22 oktober 2024, opgemaakt door F. Massier van Reclassering Inforsa (de toezichthouder op de schorsingsvoorwaarden), volgt dat in toenemende mate sprake is van een zorgelijke situatie. In dit reclasseringsrapport wordt geadviseerd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Verdachte komt niet in contact met de reclassering en ondanks de hulp van woonbegeleiders, behandelaar en jeugdreclassering verschijnt zij niet op afspraken. Zodoende heeft verdachte zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Tijdens de zitting heeft deskundige Pruys verklaard zich aan te sluiten bij het advies van
22 oktober 2024. Op de zitting heeft Massier het advies en de algehele situatie van verdachte verder toegelicht. De rechtbank concludeert op grond van de toelichting van Pruys en Massier het volgende. Reclassering Inforsa ziet geen mogelijkheden meer om met voorwaarden en/of toezicht het gevaar voor herhaling te beperken, nu verdachte in toenemende mate uit contact raakt met de hulpverleners en reclassering. Verdachte is niet bereikbaar en komt niet op afspraken. De bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 2 oktober 2024 worden op dit moment niet meer geadviseerd. Een klinische opname met diagnostiek lijkt aangewezen.
Op de zitting heeft deskundige D.E. Bindenga van de jeugdreclassering, verklaard dat de afgelopen periode in toenemende mate zorgen over verdachte bestaan. Bindenga heeft verdachte de afgelopen twee jaren in het kader van een lopend toezicht begeleid. Bindenga beschrijft dat verdachte veel waanideeën heeft die zij vervolgens projecteert op anderen in haar omgeving. Dat leidt onder andere tot problemen met agressie op de locaties voor begeleid wonen waar verdachte heeft verbleven. Daarnaast is sprake van middelengebruik. Verdachte lijkt de laatste tijd steeds verder af te glijden. Hoewel verdachte uitspreekt hulp te willen, is gebleken dat verdachte zich vervolgens niet laat helpen of begeleiden. Binnen een ambulant kader komt de zorg onvoldoende van de grond door het gebrek aan medewerking door verdachte.
Geen toepassing van het jeugdstrafrecht
Verdachte was op het moment dat zij de strafbare feiten pleegde achttien jaar. Het uitgangspunt is dat het volwassenenstrafrecht dan wordt toegepast. Echter, bij verdachten in de leeftijd tussen de 18 en 23 jaar kan aanleiding bestaan om het jeugdstrafrecht toe te passen als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd (artikel 77c Wetboek van Strafrecht).
In eerste instantie heeft de reclassering bij advies van 2 oktober 2024 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Op de zitting van 24 oktober 2024 is dit advies – gelet op alle recente ontwikkelingen zoals hiervoor besproken – niet gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het wegingskader adolescentenstrafrecht en de adviezen van de reclassering – er geen doorslaggevende reden is voor toepassing van het jeugdstrafrecht en zal verdachte volgens het volwassenrecht berechten. Het standpunt van de raadsvrouw op dit punt wordt verworpen.
Straf
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot een strafoplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen, waarvan 40 (veertig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met aftrek van voorarrest. Met name gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden vanuit het oogpunt van vergelding. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de zorgen omtrent haar persoon zal de rechtbank een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Nu verdachte het opgelegde onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf al in voorarrest heeft uitgezeten, resteert in de praktijk een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijke deel dient uitdrukkelijk als stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Aan dit voorwaardelijke deel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een contactverbod en een locatieverbod verbinden, ten aanzien van de (woning van de) moeder van verdachte. De moeder van verdachte heeft te kennen gegeven dat zij het contact- en locatieverbod graag gehandhaafd zou willen zien. Dat een locatie- en contactverbod aangewezen is, blijkt uit de uitlatingen van verdachte op de zitting dat ze graag contact wil met haar moeder en uit het feit dat verdachte gedurende de schorsingen van de voorlopige hechtenis meerdere keren het aan de schorsing verbonden contact- en het locatieverbod heeft overtreden. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van haar moeder, zullen de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank zal geen reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank acht de huidige situatie van verdachte weliswaar zorgelijk, maar stelt ook vast dat verdachte de afgelopen periode veel begeleiding heeft gekregen en diverse hulpverleningstrajecten heeft ondergaan, zonder het gewenste resultaat. Verdachte heeft veel meegemaakt in haar leven, maar zij zal zich wel open moeten stellen voor hulp. Nu het gelet op het verloop van het reclasseringstoezicht niet lukt dat te doen, is het aannemelijk dat een begeleiding door de reclassering niet uitvoerbaar zal zijn.
Omdat aan verdachte ter zake van de feiten waarvoor voorlopige hechtenis is verleend geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd van langere duur dan de reeds door haar in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd – 80 dagen –, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.