ECLI:NL:RBAMS:2024:6738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
746597
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte opzegging van energiecontracten en schadevergoeding

In deze zaak heeft [eiser], een vennootschap onder firma, twee energiecontracten afgesloten met Allround Hollands Energie B.V. (HEM) voor de levering van elektriciteit en gas. HEM heeft op 16 juli 2022 de contracten opgezegd, omdat er een betalingsachterstand zou zijn. [eiser] heeft echter betwist dat deze opzegging terecht was, aangezien de betalingsachterstand het gevolg was van een miscommunicatie over de incasso van de termijnfacturen. De rechtbank heeft geoordeeld dat HEM de contracten onterecht heeft opgezegd en dat [eiser] recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank heeft de schade vastgesteld op € 41.849,98, alsook de proceskosten van € 6.803,72. HEM is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat HEM de opzegvergoedingen die onterecht in rekening zijn gebracht, moet terugbetalen. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van leveranciers bij het beëindigen van contracten en de noodzaak om klanten tijdig te informeren over betalingsachterstanden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/746597 / HA ZA 24-156
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
[naam V.O.F.],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H.J.F. Dullemond,
tegen
ALLROUND HOLLANDS ENERGIE B.V.,
handelend onder de naam ‘Hollandse Energie Maatschappij (HEM)’
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: HEM,
advocaat: mr. J.E. van Rossem.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] heeft in augustus 2021 twee energiecontracten bij HEM afgesloten. HEM zou gedurende vier jaar tegen een vaste prijs elektriciteit en gas aan beide vestigingen van [eiser] leveren. [eiser] heeft voor de incasso van de termijnfacturen een automatische incasso voor de zakelijke bankrekening op naam van [eiser] verstrekt. HEM heeft op 28 juni 2024 aangekondigd de termijnfacturen voor de maand juli 2022 van de persoonlijke bankrekening van de vennoot van [eiser] te incasseren. Toen dit niet lukte heeft HEM op 16 juli 2022 beide energiecontracten opgezegd. HEM heeft daarbij aangegeven dat dit niet kan worden teruggedraaid en dat [eiser] op zoek moet naar een andere energieleverancier. Uiteindelijk is dit besluit een jaar later op verzoek van [eiser] teruggedraaid en heeft HEM vanaf 1 augustus 2023 weer elektriciteit en gas aan [eiser] geleverd. In de tussenliggende periode heeft [eiser] elders voor hogere tarieven elektriciteit en gas moeten afnemen en [eiser] vordert het verschil als schadevergoeding van HEM.
1.2.
De rechtbank oordeelt dat HEM de energiecontracten niet mocht opzeggen en de schade van € 41.849,98 en proceskosten van € 6.803,72 van [eiser] moet vergoeden. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 mei 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling van 5 september 2024 en de daarin genoemde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] exploiteert twee slagerijen. De vennoten van [eiser] zijn [naam 1] en [naam 2] . HEM is een van de handelsnamen van Allround Hollands Energie B.V. Dit is een Nederlandse energiemaatschappij die elektriciteit en gas aan Nederlandse bedrijven en consumenten verkoopt.
3.2.
[eiser] heeft op 17 augustus 2021 voor beide vestigingen een leveringsovereenkomst voor elektriciteit en gas met HEM gesloten. De ingangsdatum van beide leveringsovereenkomsten is 26 september 2021 en de looptijd is vier jaar. De variabele en vaste leveringskosten voor elektriciteit en gas staan voor de gehele looptijd van het contract vast. Bij het aangaan van beide leveringsovereenkomsten heeft [eiser] voor de betaling van de termijnfacturen een automatische incasso voor het zakelijke bankrekeningnummer van [eiser] verstrekt.
3.3.
[naam 1] is ook in privé voor zijn huisadres klant bij HEM. Voor de betaling van deze termijnfacturen heeft hij een automatische incasso voor het persoonlijke rekeningnummer van [naam 1] verstrekt.
3.4.
HEM heeft de termijnfacturen voor [eiser] tot en met juni 2022 van de zakelijke rekening van [eiser] afgeschreven. Op 28 juni 2022 stuurde HEM een e-mail aan [eiser] dat de termijnfactuur voor de maand juli 2022 van het persoonlijke bankrekeningnummer van [naam 1] wordt afgeschreven. [eiser] reageerde op 1 juli 2022 dat HEM dan van het verkeerde rekeningnummer incasseert. Op 4 juli 2022 vroeg HEM wat het juiste rekeningnummer is waar van afgeschreven kan worden. Diezelfde dag stuurde [eiser] per e-mail het zakelijke rekeningnummer van [eiser] aan HEM.
3.5.
Op 16 juli 2022 stuurde HEM een e-mail aan [eiser] dat volgens de administratie van HEM termijnfacturen nog niet zijn betaald en dat HEM de energielevering aan [eiser] stopt. Er staat bij dat dit niet kan worden teruggedraaid en dat [eiser] op zoek moet naar een nieuwe energieleverancier. Verder sommeert HEM [eiser] het openstaande bedrag van de termijnfactuur van juli 2022 binnen vijf dagen zelf aan HEM over te maken. Op 18 juli 2022 antwoordde [eiser] dat hij het rekeningnummer waarvan geïncasseerd moet worden al heeft doorgegeven.
3.6.
Op 19 juli 2022 deelde HEM mee dat op dit moment van het zakelijke rekeningnummer van [eiser] wordt geïncasseerd en dat er niks meer openstaat bij [eiser] .
3.7.
Op 9 augustus 2022 is HEM gestopt met de levering van elektriciteit en gas heeft netbeheerder Liander bij de vestigingen van [eiser] de energielevering afgesloten. [eiser] heeft voor beide vestigingen nieuwe energiecontracten bij Vattenfall afgesloten die per 17 augustus en 12 september 2022 zijn ingegaan. In de periode tussen 9 augustus en 17 augustus / 12 september 2022 heeft Liander de kosten voor de gebruikte elektriciteit en gas in rekening gebracht.
3.8.
Op 29 september 2022 stuurde HEM een e-mail aan [eiser] met de samenvatting van een telefoongesprek. Hierin wordt door HEM bevestigd dat [eiser] met terugwerkende kracht tegen de oorspronkelijk afgesproken tarieven weer in levering wordt genomen. Verder wordt bevestigd dat HEM de termijnfacturen voor juli, september en oktober 2022 stuurt zodat [eiser] deze kan betalen. Volgens HEM moet [eiser] deze e-mails met de openstaande facturen afwachten.
3.9.
Op 14 oktober 2022 stuurde [eiser] aan HEM dat hij de termijnfacturen nog niet heeft ontvangen. Op diezelfde dag en op 29 oktober 2022 stuurde HEM eindafrekeningen voor de leveringsovereenkomsten en brengt daarbij € 4.137,34 en € 2.750,04 aan opzegvergoedingen in rekening. [eiser] heeft de eindafrekeningen voldaan. Op 18 oktober 2022 stuurde HEM een betaalverzoek voor het openstaande bedrag van € 2.910 over juli 2022. [eiser] heeft dit bedrag vervolgens aan HEM betaald.
3.10.
Op 22 mei 2023 heeft [eiser] een sommatie aan HEM gestuurd waarin wordt gevorderd dat [eiser] opnieuw wordt aangesloten en dat HEM de schade van [eiser] vergoedt. Op 15 juni 2023 stuurde HEM een e-mail aan [eiser] met een samenvatting van een tweede telefoongesprek. In deze e-mail wordt bevestigd dat HEM per 1 juli 2023 weer energie aan [eiser] zal leveren. Op 4 augustus 2023 stuurde HEM een e-mail aan [eiser] dat HEM per 1 augustus 2023 weer begint met de levering van energie aan [eiser] en dat HEM de contracten met Vattenfall per 31 juli 2023 heeft opgezegd.

4.Het geschil

4.1.
In deze procedure vordert [eiser] veroordeling van HEM tot betaling van een schadevergoeding van € 53.779,28, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023, € 1.310,17 aan buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van deze procedure. [eiser] legt hier aan ten grondslag dat HEM toerekenbaar tekort is geschoten door zonder enig recht en in strijd met de algemene voorwaarden de energieleveranties aan [eiser] te beëindigen. Hierdoor heeft [eiser] onder meer elders tegen hogere tarieven elektriciteit en gas moeten afnemen. Bovendien moet HEM de compensatie voor de opzegvergoeding die door de vorige energieleverancier (TotalEnergies) in rekening is gebracht nog aan [eiser] betalen.
4.2.
HEM betwist dat de leveringsovereenkomsten onterecht zijn beëindigd omdat [eiser] zelf heeft verzocht van een ander bankrekeningnummer te incasseren en de incasso’s vervolgens heeft gestorneerd. Verder vindt HEM dat zij de opzegvergoedingen niet aan [eiser] hoeft te betalen omdat niet aan de voorwaarden hiervoor is voldaan. Bovendien had [eiser] de plicht zijn schade te beperken en heeft hij dat niet gedaan door een flexibel en dus te duur contract bij Vattenfall af te sluiten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Als HEM de leveringsovereenkomsten onrechtmatig heeft opgezegd, moet zij de schade vergoeden die [eiser] daardoor heeft geleden. De rechtbank beoordeelt daarom eerst of HEM in de gegeven omstandigheden de leveringsovereenkomsten mocht opzeggen.
De beëindiging van de leveringsovereenkomsten
5.2.
Vast staat dat er een betalingsachterstand was op het moment dat HEM de leveringsovereenkomsten op 16 juli 2022 opzegde, omdat op dat moment de termijnfactuur voor juli 2022 nog niet was voldaan. In beginsel zou een betalingsachterstand reden kunnen zijn om de leveringsovereenkomsten te beëindigen. Dit is echter in ieder geval niet zo als die achterstand is ontstaan door omstandigheden die voor rekening van HEM komen. Partijen verschillen van mening over de oorzaak van de betalingsachterstand. Volgens HEM heeft [eiser] de betalingsachterstand veroorzaakt doordat [eiser] zelf heeft verzocht de termijnfactuur van juli 2022 van een ander bankrekeningnummer (het privé nummer van [naam 1] ) te incasseren en heeft [eiser] deze incasso gestorneerd. De rechtbank volgt HEM niet. Daarbij is het volgende van belang.
5.3.
HEM heeft niets in het geding gebracht waar uit zou blijken dat [eiser] zelf heeft verzocht de termijnfactuur van juli 2022 van een ander bankrekeningnummer te incasseren. Ook heeft HEM niet kunnen aangeven wanneer en op welke wijze dit verzoek dan door [eiser] zou zijn gedaan. Dit blijkt ook niet uit het debiteurenoverzicht van HEM, omdat hier niet op te zien is van welke bankrekeningen de termijnfacturen worden geïncasseerd en gestorneerd.
5.4.
HEM heeft aangevoerd dat dit verzoek wel door [eiser] moet zijn gedaan, omdat HEM niet op andere wijze op de hoogte van het andere rekeningnummer kon zijn. Dat is onjuist, omdat [naam 1] voor de incasso van de privé aansluiting voor zijn huisadres een automatische incasso voor dit andere rekeningnummer aan HEM had verstrekt.
5.5.
Ook is niet gebleken dat [eiser] de automatische incasso voor de zakelijke rekening van [eiser] zou hebben ingetrokken, waardoor het voor HEM niet meer mogelijk zou zijn geweest om de factuur van juli 2022 later alsnog van deze rekening te incasseren.
5.6.
Verder heeft de rechtbank het verweer van HEM zo begrepen alsof de zakelijke rekening op naam van [eiser] en de privé rekening op naam van [naam 1] inwisselbaar zijn. Dit omdat [naam 1] direct, en als vennoot van [eiser] , de beschikking over beide rekeningen heeft. Deze rekeningen zijn echter niet inwisselbaar en HEM mocht het termijnbedrag voor juli 2022 voor de aansluiting van [eiser] niet zomaar van de privé rekening van [naam 1] incasseren. Als [naam 1] of zijn bank daardoor deze incasso heeft gestorneerd levert dit voor HEM geen grond op om de leveringsovereenkomsten te beëindigen.
5.7.
Bovendien strookt het verweer van HEM niet met de toelichting die zij zelf op 28 september 2022 per e-mail aan [eiser] heeft gestuurd. HEM schreef toen namelijk dat de e-mail van 19 juli 2022 van HEM waarin staat dat er geen bedragen meer openstaan is gestuurd vóórdat [eiser] het termijnbedrag van juli 2022 heeft gestorneerd. Als de termijnbedragen voor juli 2022 pas ná 19 juli 2022 zijn gestorneerd is het niet te begrijpen waarom HEM de leveringsovereenkomsten van [eiser] al op 16 juli 2022 heeft opgezegd.
5.8.
HEM voert verder aan dat [eiser] ondanks de mislukte automatische incasso alsnog simpelweg zelf de termijnfactuur van juli 2022 aan HEM had kunnen betalen. Dit argument gaat niet op omdat uit de correspondentie blijkt dat [eiser] steeds direct en consequent contact met HEM opnam om de termijnfactuur van juli 2022 betaald te krijgen en HEM hier steeds geen adequate opvolging aan heeft gegeven. In plaats daarvan stuurde HEM aan [eiser] dat de energielevering onherroepelijk werd stopgezet en dat [eiser] op zoek moest naar een nieuwe energieleverancier. Toen [eiser] uiteindelijk de afspraak met HEM wist te maken dat HEM een betaalverzoek voor de termijnfactuur van juli 2022 zou sturen heeft HEM dit niet gedaan. In plaats daarvan ontving [eiser] eindafrekeningen voor de leveringsovereenkomsten waarbij opzegvergoedingen van € 4.137,34 en € 2.750,04 in rekening werden gebracht.
5.9.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de handelswijze van HEM ook in strijd is met artikel 12.6 van de ‘Algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan zakelijke kleinverbruikers (MKB) 2021’ van HEM die op de leveringsovereenkomsten van toepassing zijn. Hierin staat namelijk:
“…Betaalt u te laat? Dan informeren wij u eerst schriftelijk of digitaal dat u in verzuim bent. U krijgt dan nog veertien kalenderdagen de tijd om te betalen zonder dat wij hiervoor extra kosten in rekening brengen.”
Hier is niet aan voldaan omdat HEM op 16 juli 2022 zonder enige vooraankondiging aan [eiser] stuurde dat de energielevering werd stopgezet en dat dit niet meer kon worden teruggedraaid. Niet is gebleken dat HEM voorafgaand aan deze beëindiging van de leveringsovereenkomst heeft aangemaand of er op heeft gewezen dat [eiser] in verzuim was.
De hoogte van de schade als gevolg van de beëindiging van de leveringsovereenkomsten
5.10.
Nu vast staat dat HEM de leveringsovereenkomsten met [eiser] onterecht heeft beëindigd moet in de tweede plaats de hoogte van de schade van [eiser] als gevolg hiervan worden vastgesteld. Aangezien [eiser] de haar in rekening gebracht btw kan verrekenen, worden alle hierna genoemde schadeposten exclusief btw behandeld en vastgesteld.
5.11.
Om zijn schade te berekenen heeft [eiser] een onafhankelijke energieadviseur ingeschakeld. Deze heeft een vergelijking gemaakt tussen de variabele tarieven die Vattenfall in rekening heeft gebracht in de periode dat [eiser] geen elektriciteit en gas van HEM kon afnemen en de bedragen die [eiser] in deze periode anders aan HEM had betaald. Dit verschil komt uit op € 29.658,88. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de vergoedingen voor het prijsplafond van € 1.891,11 die op de eindfacturen van Vattenfall staan vermeld hier nog van afgetrokken moeten worden. Verder is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat Vattenfall lagere vaste leveringskosten in rekening heeft gebracht dan HEM zou hebben gedaan. Vattenfall heeft in totaal € 254,91 vaste leveringskosten in rekening gebracht terwijl HEM voor die periode € 331,16 zou hebben berekend. Het verschil van € 76,25 moet dus ook worden afgetrokken. Na deze twee correcties komt het verschil uit op € 27.512,86. Dit bedrag wordt als schadevergoeding toegewezen.
Beroep op de schadebeperkingsplicht gaat niet op
5.12.
Het beroep van HEM op de schadebeperkingsplicht van [eiser] gaat niet op, aangezien HEM op geen enkele wijze heeft aangevoerd op welke wijze [eiser] haar schade dan had moeten beperken. Dit terwijl HEM zelf op ieder moment tussen 9 augustus 2022 en 31 juli 2023 had kunnen besluiten weer elektriciteit en gas aan [eiser] te leveren en daarmee de schade van [eiser] had kunnen beperken.
HEM moet de opzegvergoedingen terugbetalen
5.13.
Uit het voorgaande blijkt ook dat HEM de opzegvergoedingen van € 4.137,34 en € 2.750,04 onterecht aan [eiser] in rekening heeft gebracht. HEM heeft deze bedragen met de eindfacturen verrekend en moet deze bedragen dus aan [eiser] terugbetalen.
HEM moet de compensatie voor de opzegvergoedingen van TotalEnergies betalen
5.14.
Verder vordert [eiser] € 400 en € 490 (€ 890 in totaal) als compensatie voor de opzegvergoedingen die de vorige energieleverancier TotalEnergies in rekening heeft gebracht. Beide leveringsovereenkomsten bepalen namelijk dat [eiser] per contract recht heeft op een compensatie van maximaal € 600 voor de opzegvergoeding die hij aan een voorgaande energieleverancier heeft betaald. Uit de twee eindafrekeningen van TotalEnergies van 8 oktober 2021 blijkt dat TotalEnergies in totaal € 890 als ‘
vergoeding vroegtijdige beëindiging contract’ aan [eiser] in rekening heeft gebracht. [eiser] heeft dit bedrag van HEM gevorderd maar dit is nog niet door HEM betaald. HEM betwist dat zij deze compensatie verschuldigd is omdat niet aan de voorwaarden hiervoor zou zijn voldaan. HEM heeft daarbij echter niet aangegeven aan welke voorwaarden dan niet zou zijn voldaan en waar deze voorwaarden zijn te vinden. HEM moet deze kosten daarom aan [eiser] betalen.
HEM moet de advocaatkosten van [eiser] voor de heraansluiting betalen
5.15.
Daarnaast heeft [eiser] een advocaat moeten inschakelen voor de correspondentie met HEM over de heraansluiting voor beide leveringsovereenkomsten. Deze advocaat heeft € 3.262,70 voor deze werkzaamheden in rekening gebracht en HEM moet deze kosten aan [eiser] vergoeden. Aangezien HEM deze kosten niet inhoudelijk heeft betwist worden deze als redelijke kosten ter beperking van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a BW toegewezen.
HEM moet de kosten van de onafhankelijke energieadviseur aan [eiser] betalen
5.16.
Verder heeft de onafhankelijke energieadviseur € 4.827,04 voor zijn werkzaamheden aan [eiser] in rekening gebracht. Dit is opgebouwd uit 67 uur werk tegen een uurtarief van € 60 en een kilometervergoeding van € 807,04. HEM betwist deze kostenpost en voert aan dat hier in totaal maximaal € 200 voor toegekend zou moeten worden.
5.17.
De energieadviseur heeft verklaard dat hij acht uur bezig is geweest met het vergelijken van de tarieven van HEM en Vattenfall. Dit is exclusief de voorbereidingstijd voor het inlezen en bijhouden van het dossier. De rechtbank acht het redelijk om hier acht uur voorbereidingstijd voor toe te kennen. Dat betekent dat van deze factuur € 960 als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW wordt toegewezen.
5.18.
De energieadviseur heeft verklaard dat hij de overige 51 uur heeft besteed aan het helpen van [eiser] om weer elektriciteit en gas van HEM af te kunnen nemen. Van dit aantal uren en de totale kilometervergoeding wordt de helft, dus € 2.337,04, als redelijke kosten ter beperking van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a BW toegewezen. Enerzijds is de correspondentie tussen [eiser] en HEM beperkt geweest en heeft [eiser] ook een advocaat ingeschakeld die hier kosten voor heeft gemaakt. Anderzijds heeft [eiser] meer dan een jaar met HEM moeten corresponderen voordat zijn leveringsovereenkomsten weer in ere werden hersteld en heeft HEM steeds onduidelijk en ontwijkend op zijn verzoeken gereageerd. Onder die omstandigheden is het niet onredelijk dat [eiser] professionele hulp heeft ingeschakeld om hem hier bij te helpen.
HEM moet de buitengerechtelijke incassokosten van [eiser] betalen
5.19.
[eiser] vordert € 1.310,17 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit gevorderde bedrag is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Deze procedure heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De rechtbank toetst de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom aan de oriëntatiepunten uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de tarieven uit het Besluit die geacht worden redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het tarief uit het Besluit van € 1.193,50.
HEM moet de proceskosten van [eiser] betalen
5.20.
HEM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.610,22
Conclusie
5.21.
In totaal dient HEM de volgende bedragen, exclusief eventueel verschuldigde wettelijke rente, aan [eiser] te betalen:
- Schadevergoedingen voor:
o hogere tarieven Vattenfall: € 27.512,86
o Onterecht gefactureerde opzegvergoedingen: € 6.887,38
o Opzegvergoedingen TotalEnergies: € 890,00
o Advocaatkosten voor heraansluiting: € 3.262,70
o Kosten van energieadviseur € 3.297,04
  • Buitengerechtelijke incassokosten: € 1.193,50
  • Proceskosten
TOTAAL: € 48.653,70

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt HEM tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 41.849,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 30 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt HEM tot betaling aan [eiser] van € 1.193,50 voor buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt HEM in de proceskosten van € 5.610,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als HEM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.