ECLI:NL:RBAMS:2024:6698

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
13/193917-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging tijdens vreedzame pro-Palestina demonstratie in Amsterdam

Op 18 oktober 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging tijdens een pro-Palestina demonstratie op 13 juni 2024 in Amsterdam. De demonstratie vond plaats op de Roetersstraat en werd gekarakteriseerd als vreedzaam, wat bescherming geniet onder artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, die betrokken was bij een confrontatie met een fietser, niet als geweldshandeling konden worden gekwalificeerd. De politierechter nam daarbij in overweging dat de demonstratie een verstorend effect op het verkeer had, maar dat dit tot op zekere hoogte getolereerd moest worden. De verdachte had gereageerd op een situatie waarin de fietser met zijn fiets de doorgang door de demonstratie probeerde af te dwingen. De rechter concludeerde dat de gedragingen van de verdachte en de andere demonstranten niet konden worden aangemerkt als openlijke geweldpleging, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op demonstratie in een democratische rechtsstaat en de noodzaak om geweld in de context van demonstraties restrictief te interpreteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Strafrecht
Parketnummer: 13/193917-24
Datum uitspraak: 18 oktober 2024
Vonnis van de politierechter van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2024.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. de Haas, en van wat zij en de raadsvrouw van verdachte, mr. Y. Karga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juni 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, Roetersstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een persoon, te weten [persoon], (met kracht) te duwen en/of
- een goed, te weten een fiets, vast te pakken en/of te duwen en/of op te tillen en/of
met die fiets te gooien;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht).

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 13 juni 2024 vond op de Roetersstraat in Amsterdam een pro-Palestina demonstratie plaats. Verdachte heeft zich daarbij aangesloten. De demonstratie was een zogenaamde ‘sit-in’ waarbij de demonstranten zittend de weg versperden en het verkeer de doorgang belemmerden. De doorgang over de naastgelegen stoep werd niet versperd. Op enig moment komt er een auto aangereden die probeert zijn weg door de demonstratie heen te vervolgen. Daarna – de demonstranten staan dan inmiddels – zijn er ook fietsers die dat proberen. Dat leidt tot confrontaties tussen de demonstranten, de automobilist en de fietsers. Verdachte wordt vervolgd voor de confrontatie met een fietser. Daar zijn ook camerabeelden van.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De pro-Palestina demonstratie op 13 juni 2024 was geen vredige demonstratie. Een demonstrant heeft tegen de auto aangeschopt. Kort daarna komt er een fietser, de latere aangever, aan. Demonstranten springen voor zijn fiets en houden hem tegen. Meerdere personen trekken en duwen aan zijn fiets. Verdachte loopt dan ook richting de aangever en duwt hem een aantal keer naar achteren. Vervolgens pakt de aangever zijn fiets op en tilt deze boven zijn hoofd en probeert dan zo te passeren. Verdachte pakt de fiets vast en gooit deze op de daar geparkeerde fietsen. Demonstreren mag, maar dit was geen demonstreren meer, maar intimideren en openlijke geweldpleging. Het geweld is wel relatief beperkt gebleven, de aangever heeft geen letsel opgelopen.
De richtlijnen van het Openbaar Ministerie schrijven voor openlijke geweldpleging tegen personen en goederen een forse taakstraf voor. De officier van justitie vordert echter een gevangenisstraf van twee weken, omdat een taakstraf vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet uitvoerbaar is.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt verdachte vrij te spreken of te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De demonstranten maakten gebruik van het grondrecht op demonstratie. De mensen zaten op de grond toen er een auto op hen in kwam rijden. De automobilist heeft zelf verklaard dat hij pas op het laatste moment hard heeft geremd om niet tegen hen aan te rijden. De menigte was daarvan heel erg geschrokken. Vervolgens probeert ook de aangever door de sit-in heen te gaan. Dat was niet nodig, want hij kon over de stoep. Er ontstaat een discussie tussen de aangever en de demonstranten. Verdachte gaat daarnaartoe en probeert de situatie te sussen. Dan maakt de aangever een duwende beweging met zijn fiets in de richting van verdachte. In reactie daarop geeft verdachte hem een duw. De aangever blijft daarna de confrontatie opzoeken. Hij wil koste wat kost door de demonstratie heen en tilt de fiets boven zijn hoofd en wil zo doorlopen. Dat vond verdachte bedreigend, hij dacht dat de aangever hen met zijn fiets wilde aanvallen. Daarbij speelde mee dat de demonstranten daarvoor erg waren geschrokken van de op hen inrijdende auto. Verdachte heeft de fiets niet afgepakt en weggegooid, maar alleen richting het fietsenrek geduwd.
In de eerste plaats stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de gedragingen van verdachte geen geweldshandelingen zijn en dat dus vrijspraak moet volgen. Als zijn handelen toch als geweld wordt gezien, geldt dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. In dat geval doet de raadsvrouw een beroep op noodweer en moet ontslag van alle rechtsvervolging volgen.
3.4.
Het oordeel van de politierechter
De pro-Palestina demonstratie op 13 juni 2024 moet worden aangemerkt als een vreedzame demonstratie, die daarom bescherming geniet op grond van artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De schop tegen de auto – door een andere demonstrant dan verdachte – maakt niet dat dat de demonstratie niet vreedzaam was. Die schop was geen disproportionele reactie nadat de auto op de demonstranten afreed en hard moest remmen om hen niet aan te rijden. Bovendien heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens herhaaldelijk geoordeeld dat als er sporadisch geweld of ander strafbaar gedrag plaatsvindt of als enkele demonstranten gewelddadige intenties hebben, dit niet betekent dat de andere demonstranten geen verdragsrechtelijke bescherming meer toekomt (zie onder meer EHRM (Grote Kamer) 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, appl.nr. 37553/05 (Kudrevičius e.a./ Litouwen), par. 94).
Het recht om te demonstreren is een belangrijk grondrecht in een democratische rechtsstaat. Bij deze demonstratie werd de weg door de demonstranten versperd, waardoor de doorgang van het verkeer werd belemmerd. Als een demonstratie een verstorend effect heeft op het verkeer moet dat tot op zekere hoogte worden getolereerd, zo volgt ook uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1987/88, 19 427, nr. 8, p. 7.). In dit geval was het verstorende effect op het verkeer beperkt, omdat de stoep was vrijgelaten en voetgangers en fietsers de demonstratie over de stoep konden passeren. Dat wordt de fietsers ook door de demonstranten duidelijk gemaakt zo is op de camerabeelden te zien en te horen.
In deze zaak wilde aangever toch met zijn fiets over de weg, tussen de demonstranten die daar stonden door. Hij duwde zijn fiets in de richting van de demonstranten om zo de doorgang af te dwingen. De demonstranten hielden de aangever tegen door voor hem te blijven en te gaan staan en hem en zijn fiets terug te duwen. Op dat moment kwam ook verdachte erbij staan en mengde zich in de confrontatie. Hij duwde de aangever tegen zijn schouder naar achteren. Het gaat hier naar het oordeel van de rechter niet om geweldshandelingen van verdachte en de andere demonstranten. Het op deze wijze tegenhouden van een fietser die de doorgang door een demonstratie heen probeert af te dwingen, valt onder de demonstratievrijheid.
In deze commotie beweegt de aangever vervolgens zijn fiets met kracht in de richting van verdachte, die daarop de fietser een krachtige duw tegen de borst geeft. Ook deze duw van verdachte is naar het oordeel van de rechter geen geweldshandeling. Daarbij neemt de politierechter in aanmerking dat in de ‘Guidelines on Freedom of Peaceful Assembly’ van de Organization for Security and Co-operation in Europe, Office for Democratic Institutions and Human Rights (OSCE/ODIHR) en de Venetië Commissie van de Raad van Europa staat vermeld dat het spectrum van gedrag van demonstranten dat onder 'geweld’ valt, restrictief moet worden uitgelegd (OSCE/ODIHR & Venetië Commissie 2019, p. 17, par. 51). In dit geval was de duw van verdachte een reactie op de beweging van de aangever met zijn fiets. De aangever heeft deze duw in zijn aangifte niet benoemd en er was geen sprake van pijn of letsel bij de aangever. In deze context vindt de rechter dat de duw van verdachte geen geweldshandeling is in de zin van artikel 141 Strafrecht.
Nadat het de aangever niet was gelukt met de fiets aan zijn hand door de demonstratie heen te lopen, tilde hij zijn fiets boven zijn hoofd om op die manier de demonstranten te passeren. De aangever kwam tussen de demonstranten in te staan met zijn fiets boven zijn hoofd naast een rek met fietsen. Verdachte heeft toen de fiets horizontaal bovenop de fietsen in het fietsenrek geduwd. De rechter vindt dat het boven je hoofd tillen van een fiets in een menigte mensen niet zonder gevaar is. Dat verdachte in reactie daarop de fiets bovenop andere fietsen in het rek heeft geduwd, is gelet op de aard en de context van de handeling naar het oordeel van de rechter evenmin een geweldshandeling in de zin van artikel 141 Strafrecht.
De conclusie is dat de gedragingen van verdachte en de andere demonstranten – tijdens een vreedzame demonstratie in reactie op de aangever die met zijn fiets een doorgang wilde forceren over de door de demonstranten versperde weg, terwijl hij ook over de stoep kon – niet kunnen worden aangemerkt als geweldshandelingen. Dat betekent dat de openlijke geweldpleging niet kan worden bewezen en dat verdachte wordt vrijgesproken.

4.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte [verdachte] daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, politierechter,
in tegenwoordigheid van S.L. van Tellingen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 oktober 2024.