ECLI:NL:RBAMS:2024:6673

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/13/757782 / KG ZA 24-841
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheid van meningsuiting versus privacybescherming in een kort geding tussen de Gemeente Amsterdam en een ondernemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Amsterdam en een ondernemer, aangeduid als [naam 1]. De Gemeente vorderde een verbod op het publiceren van de namen van ambtenaren en een advocaat in verband met een geschil over het gebruik van het ADM-terrein. De ondernemer had deze namen openbaar gemaakt in een brief en op LinkedIn, wat de Gemeente als een inbreuk op de privacy beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de Gemeente niet toewijsbaar waren, omdat het recht op vrijheid van meningsuiting van [naam 1] zwaarder woog dan de privacybelangen van de betrokken ambtenaren en de advocaat. De rechter benadrukte dat de betrokkenen geen anonieme medewerkers waren, maar publieke figuren die zich in een zichtbare rol bevonden. De kritiek van [naam 1] op hun functioneren was relevant voor het publieke debat over de toekomst van het ADM-terrein. De rechter concludeerde dat het noemen van de namen in de gegeven context niet onrechtmatig was en wees de vorderingen van de Gemeente af, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/757782 / KG ZA 24-841 EAM/MB
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 11 oktober 2024,
advocaat mr. D.S. de Boer te Arnhem,
tegen

1.[naam 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam B.V.],
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.

1.De procedure

Ter zitting van 17 oktober 2024 heeft eiseres, hierna de Gemeente, de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden, hierna gezamenlijk [naam 1] en afzonderlijk ook [naam 1] en [naam B.V.] hebben verweer gevoerd aan de hand van een vooraf ingezonden conclusie van antwoord. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend. Vonnis is bepaald op heden.
Ter zitting waren aanwezig:
- aan de kant van de Gemeente: [naam 2] , adjunct directeur Grond en Ontwikkeling,
[naam 3] , directie juridische zaken, mr. De Boer en haar kantoorgenoot mr. M. Jansen;
- [naam 1] met mr. Van Kaam en zijn kantoorgenoot mr. J.G.J. van Groenendaal.

2.De feiten

2.1.
[naam B.V.] is sinds augustus 2021 eigenaar van het voormalige ADM-terrein (hierna ook: het ADM-terrein), een terrein in het havengebied van Amsterdam. [naam 1] is (enig) aandeelhouder en bestuurder van [naam B.V.] .
2.2.
[naam 1] en de Gemeente hebben meerdere geschillen over het gebruik en de exploitatie van het terrein en van de aangrenzende gronden respectievelijk het aangrenzende waterperceel. Tussen partijen zijn vele procedures aanhangig. In deze procedures wordt de Gemeente vertegenwoordigd door één van haar interne huisadvocaten (hierna: de Advocaat).
2.3.
De Gemeente heeft met [naam 1] onderhandeld over de aankoop van het terrein.
Daartoe hebben partijen op 12 april 2024 een koopovereenkomst gesloten, onder voorbehoud van goedkeuring van B&W en de gemeenteraad. Die goedkeuring is er niet gekomen. [naam 1] verwijt de Gemeente onredelijk (bestuurlijk) handelen in dit verband.
2.4.
Op 13 september 2024 heeft [naam 1] namens [naam B.V.] een brief van 18 kantjes naar de Gemeente gestuurd. Een alinea uit deze brief (hierna ook: de Brief) luidt als volgt:

Wethouder [naam 4] heeft en laat ook zeker de bereidheid zien om tot een minnelijke oplossing te komen waarbij respect wordt getoond voor elkaars belangen en wensen. Het is echter tenenkrommend hoe zij door haar eigen ambtelijke organisatie, Afdeling Grond&Ontwikkeling (de heren (…)[hierna ambtenaar I en ambtenaar II, vzr.]
en Juridische Zaken (huisadvocaat de heer (…)[de Advocaat, vzr.]
onjuist wordt geïnformeerd en wordt tegengewerkt. Ziet u als concreet voorbeeld daarvan de raadsvergadering van 30 maart 2023, waarin zij fysiek wordt bijgestaan door haar ambtenaren en de opvolgende raadsbrief van 5 september 2023 (bijlage 2) n.a.v. raadsvragen m.b.t. de aanwezigheid van kegelschepen binnen de ADM- [naam 5] en het fietspad welke is aangelegd op grond in eigendom van LP.[ [naam B.V.] , vzr.]”
In de Brief worden in de hiervoor geciteerde alinea de achternamen van Ambtenaar I, Ambtenaar II en de Advocaat vermeld. [naam 1] heeft deze brief op de website [naam website] gepubliceerd.
2.5.
Bij brief van 24 september 2024 heeft de Gemeente aan [naam 1] kenbaar gemaakt dat het college uitdrukkelijk afstand neemt van de door [naam 1] geuite beschuldigingen en het zeer kwalijk vindt dat hij zijn ongenoegen op individuele ambtenaren richt. De Gemeente heeft erop gewezen dat ambtenaren het college en de Gemeente dienen.
2.6.
Op 25 september 2024 heeft [naam 1] c.s. in reactie daarop aan de Gemeente geschreven:
"
Noemen van ambtenaren bij naam
Tot slot gaat u nog in op het noemen van drie ambtenaren met naam en toenaam. (…)
In mijn visie dienen ambtenaren zich (…) te houden aan wet- en regelgeving. Voor zover zij dat niet doen, handelen zij onrechtmatig en daarop zal ik hen aanspreken. Zij kunnen zich op hun beurt dan verdedigen."
2.7.
Op 2 oktober 2024 heeft [naam 1] het volgende Whatsapp bericht naar de Advocaat gestuurd:
"
Dag[Advocaat],
hierbij aflevering 1 van 10 die morgen live gaat. De aflevering over jou
komt volgende week live. Helaas kunnen we niet anders dan alles eerlijk in het ligt brengen met alle beelden en bewijzen erbij. Ik hoop echt dat jij en jullie als ambtenaren eerlijk gaan werken en de raad en wethouders eerlijk gaan informeren. Fijne avond gr. [naam 1]"
2.8.
Eveneens op 2 oktober 2024 heeft [naam 1] het volgende bericht aan de Wethouder [naam 5] ( [naam 4] ) gestuurd:

Hallo [naam 5] vanaf morgen gaan we 10 weken lang week voor week een onrecht live brengen gedaan door de ambtenaren helaas kan ik niet anders dan de leugens en bedrog bloot leggen. Gr. [naam 1].”
2.9.
Bij brief van 3 oktober 2024 heeft (de advocaat van) de Gemeente [naam 1] verzocht om zijn kritiek over de kwestie van de aankoop van het terrein tot het college te richten en niet tot de met naam en toenaam genoemde ambtenaren en hem gesommeerd om in voorgenomen publicaties geen namen van medewerkers van de Gemeente te vermelden.
In de brief staat ook dat kritiek op het beleid van de Gemeente uiteraard mogelijk is, maar dat het belang van [naam 1] bij vrijheid van meningsuiting minder zwaar weegt dan het belang van de medewerkers bij privacybescherming, omdat het noemen van hun namen niet noodzakelijk is.
2.10.
Op 3 oktober 2024 heeft [naam 1] het volgende bericht op LinkedIn geplaatst:
In dit bericht zijn de voornaam en de eerste letter van de achternaam van de Advocaat vermeld. [naam 1] heeft rond de 2700 connecties op LinkedIn.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert
primair:
1. [naam 1] te bevelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in de brief van 13 september 2024 zoals gepubliceerd op de website [naam website] (hierna ook: de Brief), de achternamen onleesbaar te maken en te houden van de drie medewerkers van de Gemeente die op pagina 3 van de brief worden vermeld;
2. [naam 1] te bevelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in het bericht dat hij op 3 oktober 2024 op LinkedIn heeft geplaatst de voor- en achternaam van de medewerker van de Gemeente [de Advocaat, vzr.] onleesbaar te maken en te houden;
3. [naam 1] te verbieden om op de website [naam website] , op een andere website of op social media, waaronder LinkedIn, publicaties te (laten) plaatsen waarin de voor- en/of achternamen van medewerkers van de Gemeente al dan niet in combinatie met andere identificerende gegevens zoals contactgegevens, waaronder een e­mailadres van de medewerkers, te vermelden;
subsidiair: het onder 3 gevorderde verbod toe te wijzen voor zover het betreft medewerkers van de Gemeente die betrokken zijn bij het geschil over het ADM-terrein;
meer subsidiair: om in het kader van de aangekondigde serie van 10 afleveringen het onder 3 gevorderde verbod toe te wijzen voor zover het gaat om medewerkers van de Gemeente die betrokken zijn bij het geschil over het ADM-terrein;
uiterst subsidiair: het onder 3 gevorderde verbod toe te wijzen ten aanzien van de medewerkers die reeds in het LinkedIn bericht en de Brief worden vermeld.
Dit alles onder verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van [naam 1] c.s. in de proceskosten.
3.2.
[naam 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Toewijzing van de vorderingen zou betekenen dat het grondrecht van [naam 1] op vrijheid van meningsuiting, vastgelegd in artikel 10 lid 1 van het EVRM, wordt beperkt. Zoals lid 2 van artikel 10 EVRM bepaalt brengt de vrijheid van meningsuiting bepaalde plichten en verantwoordelijkheden mee, en kan deze worden beperkt als dat bij wet is voorzien, bijvoorbeeld om de goede naam en de rechten van anderen te beschermen. Zo’n beperking die bij wet is voorzien doet zich voor als een publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW.
4.2.
In dit kort geding gaat het niet om de publicaties op zichzelf, maar uitsluitend om de vraag of [naam 1] onrechtmatig handelt jegens de Gemeente, door op de website [naam website] de namen te noemen van Ambtenaar I, Ambtenaar II en de Advocaat.
4.3.
Volgens de Gemeente is dat zonder meer het geval, omdat de kritiek van [naam 1] zich richt op de Gemeente en [naam 1] door het noemen van de namen van medewerkers hun persoonlijke levenssfeer aantast, wat schadelijk is voor hun reputatie, terwijl die naamsvermelding onnodig is. [naam 1] gedraagt zich in feite als een journalist en volgens de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek mag de privacy van personen niet verder worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is, aldus de Gemeente. De Gemeente wijst erop dat de betrokken personen slechts hun werkzaamheden uitvoeren in dienst en ten behoeve van de Gemeente, dat zij – in haar ogen – geen publieke figuren zijn en dat zij zich, mede vanwege hun ambtsgeheim, niet kunnen verdedigen. De context waarin de namen worden genoemd is volgens de Gemeente niet relevant.
4.4.
Op dat laatste punt wordt de Gemeente niet gevolgd. Ook een gebod tot het weghalen van de namen van de Advocaat en de Ambtenaren en/of een verbod om deze namen, of die van andere medewerkers van de Gemeente, ooit nog te noemen, zijn beperkingen van de uitingsvrijheid van [naam 1] . Voor de vraag of dat gerechtvaardigd is moeten de wederzijdse belangen van partijen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van [naam 1] is dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over kwesties die de samenleving raken. Het belang van de Gemeente ligt in dit geval in de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van haar medewerkers. Bij een belangenafweging als deze moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken, dus ook de context waarin het noemen van de namen plaatsvindt. De richtlijnen in de Leidraad kunnen worden meegewogen, maar zijn niet doorslaggevend.
4.5.
[naam 1] heeft aangevoerd dat de door hem openbaar gemaakte berichten zien op de zich al jarenlang voortslepende kwestie over de toekomst van het ADM-terrein; de betrokken Ambtenaren en de Advocaat spelen daarin volgens hem een cruciale rol, zodat het hem vrij moet staan zich ook over hen in het openbaar kritisch te uiten.
4.6.
Wat er met het terrein gaat gebeuren – [naam 1] wil er kort gezegd een werf voor luxe jachten gaan exploiteren – is onderwerp van openbare debatten in de gemeenteraad. [naam 1] ’s kritiek richt zich op het functioneren van de Gemeente binnen dit dossier, maar meer specifiek ook op het handelen van de betrokken Ambtenaren en de Advocaat. Volgens [naam 1] heeft de Advocaat de wethouder onjuist voorgelicht over de aanwezigheid van zogenoemde ‘kegelschepen’ (schepen met een gevaarlijke lading) in het aan [naam 1] c.s. toebehorende waterperceel en over een fietspad dat (deels) zonder zijn toestemming op zijn terrein is aangelegd. De Ambtenaren I en II zouden de koopprijs voor het terrein, nadat daarover al afspraken waren gemaakt, hebben willen verminderen met een bedrag van 35 miljoen euro voor een uit te voeren bodemsanering, waarvan zij wisten dat die volgens Rijkswaterstaat niet noodzakelijk was. De Gemeente heeft de achtergrond van deze kwestie aanvankelijk als ‘niet relevant’ voor dit kort geding bestempeld en vervolgens in algemene zin de feitelijke onderbouwing van de door [naam 1] geuite beschuldigingen betwist. Tegenover hetgeen [naam 1] naar voren heeft gebracht is deze algemene betwisting echter onvoldoende om aan te nemen dat de door [naam 1] aangedragen kwestie en de kritiek op de betrokken Advocaat en Ambtenaren I en II een feitelijke onderbouwing mist. Het kritische geluid van [naam 1] met betrekking tot deze kwestie – zoals de berichten op ‘ [naam website] ’ – kan worden aangemerkt als een bijdrage aan een (publiek) debat van algemeen belang, zoals [naam 1] terecht stelt.
4.7.
[naam 1] heeft er verder op gewezen dat de betrokken personen geen ‘gewone’ (anonieme) medewerkers van de Gemeente zijn, maar twee hoge ambtenaren en een advocaat, die ook zelf de media opzoeken en/of al eerder in de publieke belangstelling hebben gestaan. Zo is de Advocaat al jarenlang met dit dossier bezig, is hij online te zien in (live) uitzendingen van de vergaderingen van de Gemeenteraad en schakelt de wethouder hem daarbij in om namens de Gemeente vragen te beantwoorden over het terrein, vanwege zijn dossierkennis. Ambtenaar I is Senior Projectleider Grond en Ontwikkeling en lid van het onderhandelingsteam en het mediationteam van het ADM-terrein. Daarnaast profileert hij zich als actief in de vastgoedmarketing van de Metropoolregio Amsterdam. Ambtenaar II is Strategisch Adviseur Grond en Ontwikkeling, is actief in het bouwrijp maken van gemeente grond, in erfpachtuitgiftes, beheer van onroerende zaken en sturing en begeleiding van ruimtelijke projecten. Beiden zijn betrokken bij meerdere grote projecten zoals het Marineterrein, de Bijlmermeer en het ADM-terrein. Beiden komen van tijd tot tijd in de openbaarheid, door mee te werken aan interviews, publicaties en artikelen en door deelname aan openbare bijeenkomsten over hun vakgebieden. [naam 1] heeft tegen de achtergrond van de genoemde voorbeelden terecht aangevoerd dat de Ambtenaren er dus voor hebben gekozen een meer politieke en zichtbare rol te vervullen, en daarom meer kritiek moeten kunnen verdragen dan andere overheidsmedewerkers of willekeurige burgers. Dat geldt ook voor de Advocaat, wiens rol bovendien een andere is dan een gewone ambtenaar, ook al is hij in dienst van de Gemeente. Ook hij zal zich daarom meer moeten laten welgevallen dan een willekeurige medewerker en kan tot op zekere hoogte als een ‘public figure’ worden aangemerkt.
4.8.
Het voorgaande betekent niet dat de genoemde personen geen recht hebben op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. In dit concrete geval gaat het echter om het zeer beperkt noemen van hun namen: in de Brief worden de namen van de Advocaat, Ambtenaar I en Ambtenaar II in één alinea van een verder vrij lijvige brief genoemd. De naam van de Advocaat wordt daarnaast nog genoemd in het LinkedInbericht, maar is daarin beperkt tot zijn voornaam, het tussenvoegsel en de eerste letter van zijn achternaam. Gelet op de inhoud van het LinkedIn bericht mag worden aangenomen dat de naam van de Advocaat ook in de aangekondigde ‘Serie’ alleen op die manier zal worden aangeduid.
4.9.
De berichten waarin de namen zijn genoemd zijn kritisch, maar kunnen voorshands niet als onnodig diffamerend worden bestempeld. Het woord ‘leugenachtig’ is weliswaar een diskwalificatie, maar betreft een waardeoordeel en is binnen de context van kritiek op de overheid en de betrokken personen niet buitensporig. De vrees voor reputatieschade voor de betrokkenen is dan ook geen grond om [naam 1] te verplichten de naamsvermelding ongedaan te maken. Ook de oproep tot actie (zie bij 2.10), die volgens de Gemeente door de betrokkenen als dreigend wordt ervaren, gaat de grenzen van de zorgvuldigheid niet te buiten. Het is begrijpelijk dat de betrokken Ambtenaren en de Advocaat de uitlatingen van [naam 1] als onprettig ervaren, maar binnen de genoemde context moeten zij tegen een stootje kunnen. Van belang is dat het hier gaat om hun professionele functioneren en niet om zaken die hun privéleven betreffen. Ook weegt mee dat [naam 1] de namen van de betrokkenen in een alinea van de door hem gepubliceerde brief slechts eenmaal heeft genoemd en die van de advocaat daarnaast in het LinkedInbericht niet volledig. Verder zijn behalve die namen geen andere gegevens zoals bijvoorbeeld
(e-mail)adressen vermeld.
4.10.
Alle hiervoor geschetste feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, wordt het vermelden van de namen van de Ambtenaren en de Advocaat niet als onrechtmatig handelen door [naam 1] jegens de Gemeente aangemerkt. Een beperking van zijn uitingsvrijheid zoals gevorderd is dan ook niet toewijsbaar. De vraag of [naam 1] moet worden gelijk gesteld aan een journalist, zoals de Gemeente stelt en [naam 1] betwist, behoeft daarbij geen beantwoording.
4.11.
Ook het bepaalde in de AVG en de UAVG (de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Uitvoeringswet) – los van de vraag of de Gemeente daarop een rechtstreeks beroep toekomt – kan de Gemeente niet baten. Ook een recht op het wissen van gegevens moet in voorkomende gevallen immers worden afgewogen tegen het recht op vrijheid van meningsuiting. In dit concrete geval weegt bij de huidige stand van zaken de uitingsvrijheid zwaarder dan de privacybescherming van de Ambtenaren en de Advocaat.
4.12.
Uiteraard is dit oordeel geen vrijbrief voor [naam 1] om zonder verdere terughoudendheid de aanval te openen op de betrokken personen, met vermelding van naam, toenaam en/of andere persoonlijke gegevens, maar er bestaat voorshands onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat hij dat zal doen.
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van de Gemeente zullen worden afgewezen, met veroordeling van de Gemeente, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.
4.14.
Bij deze uitkomst behoeven de overige weren geen bespreking.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt de Gemeente in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [naam 1] begroot op:
– € 688,00 € 688,00 aan griffierecht,
– € 688,00 € 1.107,00 aan salaris advocaat
– € 688,00
€ 178,00 aan nakosten
– € 688,00 € 1.973,00 totaal,
te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MB