Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Beide partijen zijn bijgestaan door een tolk Nederlands/Engels: PCM door
A.J.B. Burrough en AAIBV door K. van den Berg en J. Barnett.
Na verder debat is vonnis bepaald op 30 oktober 2024.
2.De feiten
General Partnervan en ten behoeve van Padma Fund LP (hierna Padma). PCM is opgericht op 31 mei 2024 en sinds 22 augustus 2024 is zij
General Partnervan Padma.
joint venturevan Padma en San Miguel Holdings Corp (SMHC). De
joint ventureis opgericht voor de ontwikkeling van tolwegen op de Filipijnen. Padma had aanvankelijk (vanaf 18 oktober 2011) 53,47% van de aandelen in AAIBV. De overige aandelen waren in handen van SMHC. Vanaf 5 maart 2015 heeft Padma 5% van de aandelen in AAIBV en SMHC 95%.
advances) heeft verstrekt aan AAIBV die op verzoek van Padma onverwijld moeten worden terugbetaald (
payable on demand). Bijlage A bij de dagvaarding bevat een overzicht van 67 transacties die zijn verricht tussen Padma en AAIBV in de periode van 27 januari 2011 tot 1 april 2015, waarvan de door Padma verstrekte voorschotten onderdeel uitmaken. Uit die bijlage volgt volgens Padma dat AAIBV het saldo van USD 22.502.824,62 aan haar verschuldigd is.
3.Het geschil
joint ventureaangegaan in de vorm van AAIBV ten behoeve van het aanleggen van tolwegen op de Filipijnen. Padma bracht haar technische kennis in, alsmede de concessies voor de tolwegen. Daarnaast heeft Padma voor de dagelijkse bedrijfsvoering van AAIBV regelmatig
advancesverstrekt, dit onder de voorwaarde dat die op eerste verzoek zouden worden terugbetaald (
payable on demand). In 2015 is SMHC in plaats van Padma meerderheidsaandeelhouder geworden in AAIBV. SMHC wist op dat moment de aandelen van Padma die een waarde vertegenwoordigden van meer dan 1 miljard USD in handen te krijgen voor een bedrag van ongeveer 200 miljoen USD. Als gevolg daarvan zag Padma haar belang in AAIBV in rook opgaan. Daarover wordt in verschillende (arbitrage)procedures en in verschillende landen al jarenlang geprocedeerd. Omdat ook de financiële middelen die Padma (PCM) hiervoor nodig heeft in rook zijn opgegaan, heeft zij een spoedeisend belang bij toewijzing van de in dit kort geding ingestelde geldvordering.
.AAIBV heeft altijd kunnen beschikken over de volledige administratie waaruit de onderbouwing van de vordering blijkt. De vordering is in elf achtereenvolgende jaren (van 2010 tot en met 2020) consequent opgenomen in de jaarrekeningen van AAIBV als een op verzoek direct terug te betalen verplichting. Ook is de vordering erkend in meerdere brieven die AAIBV aan Padma heeft verzonden in het kader van de controle van de jaarrekeningen van AAIBV. De brieven zijn verzonden op 8 november 2012, 7 februari 2013, 7 februari 2014 en 22 januari 2015 en hebben dwingende bewijskracht. Ondanks herhaalde verzoeken weigert AAIBV de vordering te voldoen; zij is in verzuim sinds 18 december 2021. Er is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan toewijzing van een geldvordering in kort geding. Padma heeft dringend financiering nodig, niet in de laatste plaats om haar belangen te kunnen blijven behartigen in andere lopende procedures tegen AAIBV en SMHC. AAIBV staat nu onder zeggenschap van SMHC en komt haar betalingsverplichting niet na om te frustreren dat Padma nog langer voor haar rechten jegens SMHC en AAIBV kan opkomen.
General Partnervan) Padma te frustreren (een één-tweetje). De vordering waarvoor door SMHC derdenbeslag is gelegd onder AAIBV ziet op een in een arbitrage ten laste van Padma uitgesproken kostenveroordeling. Hierover is op dit moment een exequaturprocedure aanhanging bij het gerechtshof Amsterdam waarin in december 2024 uitspraak zal worden gedaan. Indien het gerechtshof het betoog van Padma volgt, zal het exequaturverzoek worden afgewezen en zal het beslag komen te vervallen. Indien het gerechtshof het verlof tot tenuitvoerlegging wèl verleent, zal Padma de vordering die zij uit hoofde van de proceskostenveroordeling zal moeten voldoen, kunnen verrekenen met een eigen vordering van USD 36,5 miljoen op SMHC. Voor deze laatstgenoemde vordering verwijst PCM naar de uitspraak in de eerste arbitrageprocedure, waaruit – kort gezegd – volgt dat een deel van de koopsom voor de aandelen in AAIBV die SMHC van Padma heeft overgenomen nog niet is voldaan. Na verrekening vervalt ook dan het beslag. Dit betekent dat het derdenbeslag hoe dan ook eindig is. PCM zal de vordering van USD 22.502.824,62 zo snel als mogelijk na verval van het beslag moeten kunnen innen, zonder dat zij daar nog een nieuwe procedure voor moet starten.
General Partnervan Padma te worden afgewezen, aldus AAIBV. PCM omzeilt het overeengekomen arbitraal beding, hetgeen wel blijkt uit het feit dat zij meer dan de helft van haar dagvaarding besteedt aan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bovendien kan in dit incassokortgeding geen gedegen feitenonderzoek plaatsvinden. De beweerde vordering is ontstaan onder het bewind van Padma. Zij was in de periode tussen januari 2011 en april 2015 meerderheidsaandeelhouder van AAIBV en een vertegenwoordiger van Padma was in die periode enig bestuurder van AAIBV. Toen SMHC op 5 maart 2015 meerderheidsaandeelhouder werd van AAIBV, heeft Padma nagelaten de volledige administratie van AAIBV over te dragen. Padma heeft ook jarenlang geen aanspraak gemaakt op betaling van de beweerde vordering. Toen zij dat uiteindelijk op 8 december 2021 deed, kwam dat voor AAIBV uit het niets. Padma beriep zich weliswaar op jaarrekeningen en brieven van AAIBV waarin de vordering zou zijn erkend, maar aangezien AAIBV niet over de volledige administratie beschikte, heeft zij herhaaldelijk om nadere informatie en een nadere onderbouwing gevraagd (zie de onder 2.5 genoemde brieven van AAIBV). In dit kort geding is de (financiële) onderbouwing van de vordering nog steeds gebrekkig. Ook heeft PCM in haar dagvaarding de context van het grotere geschil tussen partijen niet geschetst, hetgeen strijdig is met artikel 21 Rv. Evenmin heeft zij in haar dagvaarding melding gemaakt van het door SMHC ten laste van Padma gelegde derdenbeslag onder AAIBV. De blokkerende werking van dit beslag staat in de weg aan betaling door AAIBV.
4.De beoordeling
(1) er is sprake van betalingen die niet door Padma zijn gedaan, maar door andere partijen (de transacties met de nummers 8, 9, 11, 39, 42, 47 en 55);
(2) er is sprake van een betaling waarvan niet duidelijk is wie die heeft gedaan (transactie 56);
(3) er is sprake van een betaling die niet aan AAIBV is gedaan (transactie 57);
(4) er is sprake van betalingen waarvan geen bewijs is overgelegd (transacties 66
en 67); en
Weliswaar heeft PCM hier tegenin gebracht dat het materieel steeds transacties betrof tussen Padma en AAIBV maar of dit juist is kan zonder nader feitenonderzoek niet worden vastgesteld.
(1) Er is discussie over de vraag wie gerechtigd is de vordering te incasseren en aan wie AAIBV (dus) bevrijdend kan betalen. Padma stelt een vordering te hebben maar is naar eigen zeggen geen drager van rechten en verplichtingen. Om die reden treedt PCM als
General Partnerop als eiseres in dit kort geding, aldus Padma. In de relevante periode was echter sprake van een andere
General Partner, die mogelijk alsnog een claim zou kunnen indienen
.(2) Dat PCM een spoedeisend belang zou hebben bij toewijzing van de vordering is onvoldoende uit de verf gekomen. Er is twee jaar en tien maanden verstreken sinds de sommatiebrief van 8 december 2021. Onvoldoende is komen vast te staan waar de financieringsbehoefte van PCM (Padma) uit bestaat. Zij heeft niet weerlegd dat de exequaturprocedure bij het gerechtshof nagenoeg is afgerond, net als de tweede arbitrageprocedure en de exequaturprocedure die is gevoerd op de Filipijnen. Bovendien is zij (kennelijk) in de gelegenheid zich in de verschillende procedures te laten bijstaan door een team van advocaten.
(3) Er is sprake van een restitutierisico. Padma geeft zelf toe in een penibele financiële situatie te verkeren. De kostenveroordeling in de eerste arbitrageprocedure is tot op heden niet door haar voldaan. Padma heeft al een aantal keren haar
General Partnervervangen. PCM is recent opgericht en (voor AAIBV) een onbekende partij die niet beschikt over kenbare vermogensbestanddelen.
1.661,00
5.De beslissing
31 oktober 2024. [2]