ECLI:NL:RBAMS:2024:6631

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 23/6930
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing omgevingsvergunning voor kap van bomen in Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van Larendael Participaties B.V. tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. De rechtbank heeft op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond werd verklaard. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam toegewezen, maar een derde partij, [belanghebbende], maakte bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor de kap van 42 bomen op [locatie 2] niet kon worden verleend, omdat [belanghebbende] geen toestemming gaf voor de kap. De rechtbank stelde vast dat Larendael Participaties B.V. geen belanghebbende was bij de aanvraag, omdat de voorgenomen activiteit niet kon worden verwezenlijkt zonder toestemming van de rechthebbende. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de kap van deze bomen betrof en herroept het primaire besluit. Voor de kap van 92 bomen op [locatie 1] blijft de vergunning in stand, met de toevoeging dat als alternatief voor herplanting een financiële bijdrage kan worden gestort in het gemeentelijk fonds. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6930

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 oktober 2024 in de zaak tussen

Larendael Participaties B.V., uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Termaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp),
Hierna samen aangeduid als: partijen.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [belanghebbende] , uit Amsterdam
(gemachtigden: mr. D.C.M. Vleeskens en mr. M.J.W. Timmer).
Hierna aangeduid als: [belanghebbende] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 4 april 2023 toegewezen en een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van bomen [1] (het primaire besluit). [belanghebbende] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 26 oktober 2023 heeft verweerder besloten de vergunning deels in stand te laten en deels te weigeren (het bestreden besluit). Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer [naam 1] (operationeel directeur van eiseres), de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigden van [belanghebbende] .

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning voor het kappen van 92 bomen op [locatie 1] [2] en de weigering van de omgevingsvergunning voor het kappen van 42 bomen op [locatie 2] [3] . Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
6. Per 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de omgevingsvergunning voor die datum is aangevraagd, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [4]
[locatie 1]
7. In het bestreden besluit is voor het kappen van de 92 bomen op [locatie 1] een herplantplicht opgenomen. Volgens eiseres blijkt uit het bestreden besluit ten onrechte niet of, en zo ja tot welke hoogte, zij een financiële bijdrage in het gemeentelijk fonds kan storten, als alternatief voor het herplanten van bomen. Dit alternatief was wel opgenomen in het primaire besluit en de adviescommissie in bezwaar heeft geadviseerd dit voorschrift ook in het bestreden besluit op te nemen. Door een dergelijk voorschrift niet op te nemen, is het bestreden besluit volgens eiseres onzorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd.
8. Deze beroepsgrond slaagt. Zoals verweerder tijdens de zitting heeft aangegeven, had dit voorschrift inderdaad in het bestreden besluit opgenomen moeten worden. Verweerder heeft op 6 februari 2024 per e-mail aan eiseres laten weten dat zij als alternatief voor het herplanten van bomen een bedrag van € 8.439,94 in het algemeen herplantfonds kan storten. Ook de berekening van dit bedrag is door verweerder aan eiseres toegezonden. Door dit voorschrift niet in het bestreden besluit op te nemen, heeft verweerder het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal daarom bepalen dat het voorschrift onderdeel wordt van de verleende omgevingsvergunning.
[locatie 2]
9. Volgens eiseres is het bestreden besluit ook in strijd met het recht en/of onzorgvuldig en/of ondeugdelijk gemotiveerd, voor zover de gevraagde omgevingsvergunning is geweigerd voor de kap van 42 bomen op [locatie 2] . Volgens eiseres kan geen sprake zijn geweest van een deugdelijke en onpartijdige afweging van belangen en is het bestreden besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel en onredelijk. Volgens eiseres is zij terecht ontvankelijk verklaard, omdat zij vanwege een erfdienstbaarheid zakelijk gerechtigde is van de bomen. Een afweging van belangen had moeten leiden tot verlening van de omgevingsvergunning voor de kap van de bomen op [locatie 2] .
10. Hoewel verweerder de omgevingsvergunning voor de kap van de 42 bomen op [locatie 2] in het primaire besluit heeft verleend, heeft zij de omgevingsvergunning voor dit gedeelte in bezwaar herroepen en alsnog geweigerd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit artikel 4 van de Bomenverordening 2014 volgt dat een vergunning voor het kappen van bomen moet worden aangevraagd door, namens of met toestemming van de zakelijk gerechtigde tot een houtopstand. [belanghebbende] heeft een recht van erfpacht ten aanzien van [locatie 2] en verleent geen toestemming voor het kappen van de bomen.
11. [belanghebbende] heeft ter zitting nog eens bevestigd dat zij geen toestemming verleent voor het kappen van de bomen op [locatie 2] . Volgens [belanghebbende] was eiseres geen belanghebbende bij haar verzoek om een omgevingsvergunning, vanwege het ontbreken van die toestemming. Verweerder heeft dit standpunt niet gevolgd, omdat eiseres een recht van erfdienstbaarheid heeft ten aanzien van een gedeelte van [locatie 2] en daarmee volgens verweerder wel belanghebbende is bij de aanvraag.
12. De rechtbank is het niet met verweerder eens dat eiseres belanghebbende is bij de aanvraag en geeft daarvoor de volgende redenering.
13. Degene die een verzoek om een vergunning indient, wordt in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op dat verzoek. Dit kan anders zijn als het verzoek om het verlenen van een vergunning betrekking heeft op gronden die bij een ander in eigendom zijn of waarop een ander zakelijke rechten heeft. Als aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden verwezenlijkt, omdat de rechthebbende hiervoor geen toestemming wil geven en er geen mogelijkheid bestaat om de activiteit te verwezenlijken tegen de wens van de rechthebbende in (bijvoorbeeld via onteigening of het opleggen van een gedoogplicht), dan is de verzoeker geen belanghebbende. In dat geval is het verzoek om een vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [5]
14. Eiseres is geen eigenaar van [locatie 2] en heeft ten aanzien van de bomen die hier op staan ook geen zakelijk recht. De erfdienstbaarheden uit de door eiseres ingebrachte notariële akte uit 1970 zien immers op het (onder voorwaarden) ‘gedeeltelijk tot water te vergraven’ van [locatie 2] (artikel 3 van de akte) en op ‘gedeelten van de terreinen II en III te doen benutten door schepen, welke naar of van zijn dokken, hellingen of kaden wensen te varen en voor het te water laten van schepen’ (artikel 5 van de akte).
15. [belanghebbende] heeft wel een zakelijk recht ten aanzien van de bomen op [locatie 2] [6] en heeft expliciet aangegeven geen toestemming te verlenen voor het kappen van de bomen. Het is daarom aannemelijk dat de voorgenomen activiteit niet door eiseres kan worden verwezenlijkt. Het verzoek om een omgevingsvergunning voor de kap van deze bomen is daarom geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Verweerder had de aanvraag van eiseres daarom buiten behandeling moeten laten. [7] In het bestreden besluit, dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van [belanghebbende] heeft genomen, had verweerder dit kunnen herstellen door het primaire besluit te herroepen en de aanvraag alsnog buiten behandeling te laten. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en doen wat verweerder had horen te doen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond.
17. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover de omgevingsvergunning is geweigerd voor het kappen van de 42 bomen op [locatie 2] . De rechtbank neemt nu zelf een beslissing [8] en bepaalt dat deze in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit. Die beslissing houdt in dat het primaire besluit wordt herroepen voor zover in het primaire besluit een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen op [locatie 2] is verleend. In plaats daarvan bepaalt de rechtbank dat het verzoek van eiseres om een omgevingsvergunning voor die bomen buiten behandeling wordt gelaten.
18. Het bestreden besluit blijft voor het overige in stand. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning voor de kap van 92 bomen op [locatie 1] wordt gehandhaafd. Daaraan wordt toegevoegd het voorschrift dat eiseres als alternatief voor het herplanten van bomen een bedrag in het algemeen herplantfonds kan storten, zoals omschreven in de e-mail van verweerder van 6 februari 2024.
19. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. [9] Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 26 oktober 2023, voor zover daarin is beslist dat een
omgevingsvergunning wordt geweigerd voor het kappen van bomen op [locatie 2] ;
- herroept het primaire besluit van 4 april 2023, voor zover daarin is beslist dat een
omgevingsvergunning wordt verleend voor het kappen van bomen op [locatie 2] ;
- bepaalt dat het verzoek van eiseres om een omgevingsvergunning voor het kappen van
bomen op [locatie 2] buiten behandeling wordt gesteld en bepaalt dat deze uitspraak in de
plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- laat het bestreden besluit voor wat betreft [locatie 1] in stand, met toevoeging van het
voorschrift omtrent de mogelijkheid tot storting in het algemeen herplantfonds, zoals
door verweerder omschreven in de e-mail van 6 februari 2024;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, voorzitter, en mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. C.M. Delstra, leden, in aanwezigheid van
mr. S.A. Adriaanse, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ook wel: het vellen van een houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g van de Wabo.
2.Een terrein in de ADM-haven van Amsterdam, kadastraal bekend gemeente [naam 2] (Noord-Holland), sectie K, nrs. 2981, 2982, 4492, 4493, 4499 en 4500. Hier van belang is met name het perceel met nr. 4499, dat in eigendom is van eiseres.
3.Een ander terrein in de ADM-haven van Amsterdam, kadastraal bekend gemeente [naam 2] , sectie K, nummers 3901, 3902 (ged.), 4078 (ged.) en 4093 (ged.). Hier van belang zijn met name de percelen met nrs. 4078 en 3902, die in eigendom zijn van de gemeente Amsterdam en in erfpacht zijn uitgegeven aan [belanghebbende] .
4.Dit volgt uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2173.
6.Deze vallen onder het recht van erfpacht, zie artikel 85 en verder van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.
7.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2028:3048.
8.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
9.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.