ECLI:NL:RBAMS:2024:6624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/5570
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in omgevingsrechtelijke zaak met betrekking tot bouwactiviteit en bezwaar van verzoekster

Op 28 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar had gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan vergunninghouder voor het veranderen van de indeling van de derde en vierde verdieping van een woning in Amsterdam. Verzoekster was het niet eens met de wijziging van de toegang tot de derde verdieping en vorderde een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunninghouder op korte termijn moest beginnen met de bouw en dat er geen reden was om aan te nemen dat de omgevingsvergunning in strijd met de wet was verleend. De voorzieningenrechter benadrukte dat er geen ruimte was voor een extra belangenafweging met betrekking tot de plaatsing van de deur, aangezien de relevante wetgeving dit niet toestond. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/5570

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ramcharan).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] . vergunninghouder.

Inleiding

1.1.
Verweerder heeft op 5 september 2024 aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de indeling van de derde en de vierde verdieping en het bouwkundig samenvoegen daarvan, het uitbreiden van de daklaag en het maken van een dakterras op de vierde verdieping met behoud van bestemming als één woning op het adres [adres] [huisnummer] in Amsterdam.
1.2.
Verzoekster woont op het adres [adres] [huisnummer] . Zij is het niet eens met het verplaatsen van de toegang tot de derde etage van bovenaan de trap van de derde etage naar de overloop van de tweede etage. Verzoekster heeft daarom op 29 september 2024 bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster vergezeld door haar vader, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] en [naam 2] namens de vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat zij op korte termijn zal moeten starten met de bouw en na vier tot zes weken met de interne werkzaamheden te zullen beginnen. Verweerder heeft aangegeven dat er voor die tijd nog geen beslissing op het bezwaarschrift zal zijn genomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee sprake van een spoedeisend belang.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure het nieuwe recht (waaronder de Ow) van toepassing is, omdat de aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is ingediend na 1 januari 2024.
Omgevingsvergunning
5. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Als algemeen uitgangspunt geldt dat er in beginsel geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het bestreden besluit naar haar voorlopig oordeel rechtmatig acht.
6.1.
Vergunninghouder heeft een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het veranderen van de indeling van de derde en de vierde verdieping en het bouwkundig samenvoegen daarvan, het uitbreiden van de daklaag en het maken van een dakterras op de vierde verdieping met behoud van bestemming als één woning op het adres [adres] [huisnummer] in Amsterdam.
6.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning ziet op de activiteiten ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’ en ‘technische bouwactiviteit’ [1] . De omgevingsvergunning is verleend voor een ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’ omdat het bouwplan voldoet aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden van de in het tijdelijk deel van het Omgevingsplan opgenomen bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’. Het kapprofiel wordt namelijk gewijzigd en ook wordt de maximale goothoogte overschreden. Ten aanzien van de bouwactiviteit is de omgevingsvergunning verleend omdat het plan volgens verweerder voldoet aan de relevante bepalingen en voorschriften van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) samen met de voorschriften die bij de omgevingsvergunning horen.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bezwaar van verzoekster zich alleen richt tegen de vergunde bouwactiviteit. Verzoekster heeft toegelicht dat zij bang is voor (geluids)overlast door het verplaatsen van de toegangsdeur van de derde verdieping naar de overloop van de tweede verdieping. Niet alleen zal het openen en sluiten van de deur en het komen en gaan van mensen voor overlast zorgen, ook is een toegangsdeur een plek waar mensen blijven staan en blijven praten. Haar woon- en slaapkamer grenzen precies aan dat stukje overloopruimte. Haar woonrust en vooral woongenot wordt op deze manier ernstig verstoord.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat volgens vaste jurisprudentie verweerder een aanvraag moet beoordelen zoals deze is ingediend, aan de hand van het beoordelingskader zoals dat blijkt uit de wet. Voor de activiteit bouwen volgt dit beoordelingskader uit de Ow, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Bbl. Uit artikel 5.18 in samenhang met artikel 5.20 Ow blijkt dat in het Bkl beoordelingsregels zijn opgenomen op grond waarvan wordt bepaald of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt verleend of geweigerd. Deze beoordelingsregels worden gesteld met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en duurzaamheid en bruikbaarheid. In afdeling 8.3 van het Bkl staan de beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit. De technische bouwactiviteit moet, voor zover hier van belang, voldoen aan de regels over bouw- en sloopwerkzaamheden in afdeling 7.1 van het Bbl en de regels over verbouw, verplaatsing en wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk in hoofdstuk 5 van het Bbl. In het besluit van 5 september 2024 staat dat het bouwplan voldoet aan de relevante voorschriften uit het Bbl met inachtneming van de voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning. Verzoekster heeft dat ook niet gemotiveerd bestreden. De voorzieningenrechter overweegt dat in hoofdstuk 5 en afdeling 7.1. van het Bbl geen regels staan over waar een deur wel of niet mag worden geplaatst. Verweerder heeft zich volgens de voorzieningenrechter dus terecht op het standpunt gesteld dat geen ruimte bestaat voor een extra belangenafweging wat betreft deze deur.
9. Dit neemt niet weg dat verzoekster mogelijk enige overlast van het feitelijk gebruik van de deur kan ondervinden, dit kan echter niet tot het oordeel leiden dat de omgevingsvergunning in strijd met de regels is verleend. Het Bbl kent namelijk geen juridische grondslag voor een extra toetsing van de gevolgen van een bouwplan.
10. De voorzieningenrechter vindt daarom dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften uit het Bbl.
11. Het is aan verzoekster en verhuurder en/of de toekomstige bewoners van de derde/vierde verdieping om met elkaar in gesprek te blijven over het dagelijks gebruik van de toegangsdeur. Op de zitting heeft vergunninghouder wel naar voren gebracht dat bij de bouw extra aandacht is voor isolatie om eventuele overlast zo veel mogelijk te voorkomen.
12. De conclusie van het voorgaande is dat tegen deze achtergrond de bezwaargronden van verzoekster geen redelijke kans van slagen hebben. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster geen gelijk krijgt en de omgevingsvergunning niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
De voorzieningenrechter is buitenstaat deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a respectievelijk artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet.