ECLI:NL:RBAMS:2024:6623

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
10982658
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van advertentie- en reclamecampagnes door DPG Media aan China Center Hotel

In deze zaak vordert DPG Media B.V. van China Center Hotel B.V. een bedrag van € 11.704,17, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, wegens onbetaalde facturen voor advertentie- en reclamecampagnes. DPG Media heeft in opdracht van CCH advertentiediensten geleverd en heeft hiervoor facturen gestuurd, waarvan een deel niet is betaald. CCH heeft in het verleden betalingsregelingen voorgesteld, maar is deze niet nagekomen. DPG Media heeft uiteindelijk een faillissementsaanvraag ingediend, maar deze ingetrokken na een nieuwe betalingsregeling. CCH heeft ook deze regeling niet nageleefd, wat leidde tot de huidige rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat CCH de vordering van DPG Media onvoldoende heeft betwist. CCH erkent dat DPG Media de diensten heeft geleverd, maar betwist de hoogte van de vordering. De rechter oordeelt dat de door DPG Media gevorderde bedragen niet onjuist zijn en dat CCH de openstaande bedragen nooit eerder heeft weersproken. De kantonrechter heeft CCH veroordeeld tot betaling van € 10.482,35 aan DPG Media, inclusief wettelijke handelsrente en proceskosten. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10982658 \ CV EXPL 24-2649
Vonnis van 1 november 2024
in de zaak van
DPG MEDIA B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: DPG Media,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst,
tegen
CHINA CENTER HOTEL B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: CCH,
gemachtigde: mr. B.F. van Noort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 februari 2024 met producties 1 tot en met 5,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek met producties 6 en 7,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DPG Media geeft onder andere diverse kranten en tijdschriften uit en exploiteert verschillende websites. Voor deze kranten, tijdschriften en websites verkoopt DPG Media advertentieruimte en reclamecampagnes. CCH exploiteerde een hotel in Amsterdam.
2.2.
DPG Media heeft in opdracht van CCH advertentie- en reclamecampagnes voor het hotel in Amsterdam geleverd. DPG Media heeft daarvoor vanaf 19 oktober 2021 facturen aan CCH gestuurd. CCH heeft deze facturen gedeeltelijk niet betaald.
2.3.
CCH en DPG Media zijn in april 2022 een betalingsregeling overeengekomen. CCH is deze betalingsregeling niet volledig nagekomen. DPG Media heeft vervolgens op 25 augustus 2022 een faillissementsaanvraag van CCH bij de rechtbank Amsterdam ingediend. Op 30 augustus 2022 heeft CCH een nieuwe betalingsregeling aan DPG Media voorgesteld. DPG Media heeft dit voorstel op 31 augustus 2022 geaccepteerd en de faillissementsaanvraag vervolgens ingetrokken.
2.4.
CCH is ook deze tweede betalingsregeling niet volledig nagekomen en heeft, nadat DPG Media haar weer op betaling van haar verder opgelopen schuld had aangesproken, in december 2023 tevergeefs een voorstel voor een derde betalingsregeling aan DPG Media gedaan. DPG Media heeft tot en met 31 december 2022 voor € 13.198,31 facturen aan CCH gestuurd. In totaal heeft CCH € 5.539,80 aan DPG Media betaald. DPG Media heeft CCH in februari 2024 gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
DPG Media vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad CCH te veroordelen € 11.704,17 aan DPG Media te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW over het restant van de hoofdsom vanaf 19 januari 2023 en met veroordeling van CCH in de proceskosten.
3.2.
DPG Media legt daaraan ten grondslag dat zij in opdracht van CCH advertentie- en reclamecampagnes voor CCH heeft uitgevoerd en dat CCH de kosten hiervoor nog niet volledig heeft voldaan. Volgens DPG Media is CCH in totaal het volgende bedrag aan DPG Media verschuldigd:
  • hoofdsom € 13.198,31
  • wettelijke handelsrente tot 19 januari 2023 - 880,71
  • wettelijke handelsrente vanaf 19 januari 2023 - p.m.
  • incassokosten - 1.979,75
  • kosten faillissementsaanvraag
totaal € 17.243,97
voldaan
- 5.539,80
totaal verschuldigd € 11.704,17
3.3.
CCH voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling staat of CCH nog een bedrag aan DPG Media verschuldigd is voor de advertentie- en reclamecampagnes. CCH erkent namelijk dat DPG Media deze diensten in opdracht van CCH heeft geleverd. CCH betwist echter dat zij nog iets aan DPG Media verschuldigd is en stelt zich op het standpunt dat de hierboven in paragraaf 3.2 geciteerde specificatie van de vordering van DPG Media vooral vragen oproept. De door DPG Media gestelde vordering blijkt volgens haar in ieder geval niet uit de door DPG Media overgelegde stukken. Uit het overzicht van DPG Media volgt namelijk dat voor de periode van 19 oktober 2021 tot en met 31 juli 2022 in totaal € 7.985,31 aan facturen openstaat. In de faillissementsaanvraag van 25 augustus 2022 wordt echter maar € 5.050,72 aan openstaande facturen (inclusief rente en kosten) genoemd. Inclusief de kosten van de faillissementsaanvraag wordt op dat moment € 6.235,92 gevorderd. Volgens het overzicht van DPG Media komt daar in de periode van 31 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 € 5.213 aan facturen bij. Het totaal van deze twee bedragen is € 11.448,92 en correspondeert dus niet met het totaalbedrag van € 13.198,31 dat DPG Media in haar overzicht vermeldt. Ten slotte ontkent en betwist CCH dat zij voor de periode na de tweede betalingsregeling van eind augustus 2022 opdracht heeft gegeven tot voortdurende advertentie- en reclamecampagnes.
4.2.
De kantonrechter gaat aan deze betwistingen van CCH voorbij. In de eerste plaats blijkt uit het enkele feit dat de in de dagvaarding genoemde bedragen niet precies zijn terug te voeren op de faillissementsaanvraag van 25 augustus 2022 niet dat de vordering van DPG Media onjuist zou zijn. Dat er voor de periode van 19 oktober 2021 tot en met 31 juli 2022 € 7.985,31 is gefactureerd en in de faillissementsaanvraag € 5.050,72 wordt gevorderd kan verklaard worden doordat op dat moment een deel van de facturen al was betaald. Dat het totaalbedrag van de facturen tot en met 31 december 2022 minus het bedrag dat CCH betaald heeft niet overeenkomt met wat in de dagvaarding gevorderd wordt kan verklaard worden door de oplopende wettelijke handelsrente en incassokosten. Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW mag DPG Media betalingen van CCH namelijk eerst in mindering brengen op de openstaande incassokosten, vervolgens op de tot dat moment verschuldigde wettelijke handelsrente en daarna op de hoofdsom.
4.3.
In de tweede plaats heeft CCH de door DPG Media in rekening gebrachte bedragen nooit eerder weersproken. In tegendeel, CCH heeft in april 2022, in augustus 2022 en in december 2023 betalingsregelingen aan DPG Media voorgesteld, zonder daarbij tegen de op dat moment openstaande bedragen te protesteren. Uit het voorstel van CCH van 30 augustus 2022 blijkt niet dat zij dit voorstel puur en alleen ter afwending van de faillissementsaanvraag heeft gedaan. Bovendien zijn de voorstellen van CCH ook in de periode vóórdat DPG Media het verzoek tot faillietverklaring had ingediend gedaan en in de periode nadat DPG Media dit verzoek had ingetrokken. De kosten van de faillissementsaanvraag à € 1.185,20 zijn in CCH’s betalingsvoorstel van augustus 2022 meegenomen, waardoor de kantonrechter ervan uitgaat dat partijen toen zijn overeengekomen dat ook dit bedrag door CCH zou worden betaald.
4.4.
CCH heeft verder onvoldoende weersproken dat zij een doorlopende opdracht voor advertentiecampagnes aan DPG Media heeft verstrekt. DPG Media heeft de offerte die zij voor deze dienstverlening aan CCH heeft uitgebracht overgelegd en uit de facturen blijkt dat zij overeenkomstig deze offerte heeft gefactureerd. CCH heeft nooit, ook niet in december 2023, tegen de doorlopende dienstverlening door DPG Media geprotesteerd. In haar e-mailbericht van december 2023 gaf CCH slechts een verklaring voor het uitblijven van eerdere betalingen, zonder bezwaar te maken tegen de doorlopende opdracht tot uitvoering van advertentie- en reclamecampagnes:
“Allereerst betreur ik dat China Center Hotel B.V. het zover heeft moeten laten komen. De voornaamste reden van het uitblijven van de betalingen is wegens de renovatie van New Century Hotel. Hierdoor is de nodige cashflow uitgebleven om de vaste lasten te voorzien. Gelukkig heeft New Century nu een nieuwe exploitant eigenaar die het hotel heropend, waardoor wij nu wel garantie kunnen bieden dat een nieuwe betalingsregeling wordt nageleefd.”
4.5.
De kantonrechter oordeelt op grond van het bovenstaande dat CCH de vordering van DPG Media onvoldoende heeft betwist. CCH moet € 9.724,42 aan DPG Media betalen voor het restant van de gevorderde hoofdsom, de wettelijke handelsrente tot 19 januari 2023 en de kosten voor de faillissementsaanvraag. De wettelijke handelsrente vanaf 19 januari 2023 over de resterende hoofdsom is eveneens toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
DPG Media vordert € 1.979,75 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. DPG Media heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. DPG Media berekent de buitengerechtelijke incassokosten over het totale bedrag van de vordering, dus inclusief het bedrag van € 5.539,80 die CCH reeds heeft betaald. Dit zou in beginsel kunnen als CCH het bedrag van € 5.539,80 pas heeft betaald nadat DPG Media voldoende buitengerechtelijke incassohandelingen heeft verricht. De kantonrechter kan echter niet vaststellen of dit het geval is, aangezien uit het overzicht van DPG Media niet blijkt wanneer het bedrag van € 5.539,80 is betaald en op welke facturen dit totaalbedrag ziet. De kantonrechter berekent bij gebrek aan verdere aanknopingspunten de buitengerechtelijke incassokosten dus alleen over het toegewezen restant van de hoofdsom. Op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wijst de kantonrechter € 757,93 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toe.
Proceskosten
4.7.
CCH is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van DPG Media betalen. De proceskosten van DPG Media worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.452,22

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt CCH € 10.482,35 aan DPG Media te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 19 januari 2023 over € 7.658,51, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt CCH in de proceskosten van € 1.452,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als CCH niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door N. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2024.