In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn parkeervergunning beoordeeld. De intrekking was gebaseerd op het argument dat eiser niet langer aan de voorwaarden voor de vergunning voldeed, omdat er parkeerplaatsen beschikbaar zouden zijn bij zijn wooncomplex. Eiser betwistte dit en stelde dat hij niet over eigen parkeergelegenheid beschikte. De rechtbank constateert dat de informatie die verweerder had over de beschikbaarheid van parkeerplaatsen onvoldoende was om de intrekking te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft aangetoond dat eiser over een stallingsplaats kon beschikken ten tijde van de besluitvorming. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder moet binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiser, rekening houdend met de uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.