ECLI:NL:RBAMS:2024:6595

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
13/234499-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1965, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zitting op 15 oktober 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen antwoorden waren ontvangen van de uitvaardigende justitiële autoriteit op vragen die eerder waren gesteld. Hierdoor kon de rechtbank de beoordeling van de weigering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet meer uitvoeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet de dupe mag worden van het uitblijven van antwoorden en heeft daarom besloten de overlevering te weigeren. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/234499-24
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 23 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 mei 2024 door
the Circuit Court in Świdnica, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 18 september 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 september 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak op 2 oktober 2024
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 2 oktober 2024 het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, omdat de rechtbank nadere informatie nodig had met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW.
Zitting op 15 oktober 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 15 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 2 oktober 2024

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 2 oktober 2024 in rubriek 3 de grondslag en inhoud van het EAB vastgesteld. Die overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Op de zitting van 15 oktober 2024 heeft de officier van justitie toegelicht dat de in de tussenspraak gestelde vragen op 3 oktober 2024 zijn gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en dat vanwege het uitblijven van de antwoorden op 11 oktober 2024 een herinnering is gestuurd. De officier van justitie heeft op de zitting van 15 oktober 2024 geconstateerd dat er nog steeds geen antwoorden waren ontvangen. Gelet op het ontbreken van de antwoorden en het verlopen van de beslistermijn heeft de officier van justitie niet om aanhouding verzocht en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de zaak niet aan te houden om de antwoorden af te wachten en een eindbeslissing te nemen in deze zaak.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank heeft op de zitting van 15 oktober 2024 geconstateerd dat de (verlengde) beslistermijn op 18 oktober 2024 verloopt. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting op 15 oktober 2024 gesloten en bepaald dat op 17 oktober 2024 uitspraak wordt gedaan. Voor aanhouding om de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit af te wachten, bood de beslistermijn geen ruimte. Hierbij was van belang dat gelet op de mededelingen van de officier van justitie op de zitting van 15 oktober 2024 niet de verwachting bestond dat de antwoorden op (zeer) korte termijn te verwachten waren.
De in de tussenuitspraak bedoelde vragen zijn gesteld in het kader van de beoordeling of de rechtbank zou afzien van weigering op grond van artikel 12 OLW. Door het ontbreken van antwoorden op de door de rechtbank gestelde vragen en door het verstrijken van de beslistermijn, kan de rechtbank die beoordeling niet meer uitvoeren. Omdat de opgeëiste persoon van een en ander niet de dupe mag worden, zal de rechtbank de overlevering weigeren.

5.Slotsom

De rechtbank zal de overlevering weigeren.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Świdnica, Polen.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Een afschrift van de tussenuitspraak is aan deze uitspraak gehecht.