ECLI:NL:RBAMS:2024:6594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
13/266654-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van onvoldoende verzetgarantie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 6 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1981, was gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 15 oktober 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, en een tolk in de Roemeense taal.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd en heeft de gevangenhouding bevolen. Op 17 oktober 2024 heeft de rechtbank de overleveringsdetentie opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis in Roemenië, en dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden aanwezig zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon onvoldoende verzetgaranties heeft, aangezien de Roemeense wetgeving niet garandeert dat hij in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak.

De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en dat er geen aanleiding is om van deze weigeringsgrond af te zien. De overlevering wordt geweigerd, omdat het toestaan van de overlevering een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J.G. Vegter als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 29 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/266654-24
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 28 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 januari 2022 door
the Bucharest Court-First Criminal Division, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Roemenië op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 15 oktober 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Opheffing overleveringsdetentie op 17 oktober 2024
De rechtbank heeft bij beslissing van 17 oktober 2024, naar aanleiding van het beraad in raadkamer, de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon opgeheven.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van 3 december 2021 van
the Bucharest Court-First Criminal Division(case no. 6678/3/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedure die ten grondslag ligt aan het EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich een van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden voordoet.
De raadsvrouw en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld – kort samengevat – dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW kan worden toegepast en dat er geen redenen zijn om af te zien van toepassing van deze weigeringsgrond.
De rechtbank oordeelt in overeenstemming met de standpunten van de raadsvrouw en officier van justitie en licht dit als volgt toe.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Verder is in het EAB aangeduid dat de opgeëiste persoon verzet of hoger beroep zou kunnen aantekenen tegen het vonnis, zoals bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW.
Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 1 oktober 2024 blijkt dat een veroordeelde persoon in Roemenië verzet kan aantekenen en dat daarbij de artikelen 466 en 467 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering van toepassing zijn.
Aangezien de rechtbank in eerdere Roemeense overleveringszaken had geoordeeld dat verzetgaranties op grond van deze bepalingen uit het Roemeense Wetboek van Strafvordering niet onvoorwaardelijk zijn, heeft de officier van justitie daar navraag naar gedaan. Bij brief van 8 oktober 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit daarop nadere informatie verstrekt. Hieruit volgt dat – hoewel in het EAB is meegedeeld dat de opgeëiste persoon een verzoek kan indienen voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak – het niet vaststaat dat hij ook daadwerkelijk in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling. Mocht de rechtbank in Roemenië namelijk van oordeel zijn dat de opgeëiste persoon niet bij verstek is veroordeeld in de zin van het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering (in absentia), dan kan het verzoek niet worden toegewezen. In het tweede lid is te lezen dat van een veroordeling bij verstek slechts sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht. Uit de verstrekte informatie volgt dat de opgeëiste persoon wel op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht. Dit maakt dat een hernieuwde behandeling van de strafzaak niet is gegarandeerd.
Gelet op het voorgaande is evenmin een (voldoende) garantie als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet gebleken is dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Bucharest Court-First Criminal Division, Roemenië.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.