Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De zaak en de beslissing in het kort
2.De procedure
3.De feiten
Grondspeculatie in [plaats] : akkerland na paar weken als ‘toekomstige bouwkavels’ vijf keer zo duur verkocht”. In dit artikel wordt kort gezegd beschreven dat het eerste deel van het door [eiser] aan GrondInkoop verkochte perceel in stukjes is verkocht aan derden die daar vijf keer zoveel voor zouden hebben betaald per vierkante meter dan wat [eiser] daarvoor van GrondInkoop ontving. In het artikel staat verder het volgende:
deze week, dus uiterlijk 12 augustus 2023 plaatsvinden. Gebeurt dat niet, dan ben ik vrij om of te ontbinden of een boete per dag op te eisen.”
4.Het geschil
5.De beoordeling
uitsluitendis verhinderd door een aan de zijde van [eiser] opgekomen beletsel. Daarbij komt dat de mededelingen van [eiser] niet specifiek betrekking hadden op de levering door hem aan GrondInkoop, maar op de levering die daarna zou plaatsvinden tussen Royaal Vastgoed en derde-investeerders, zodat ook om die reden niet valt in te zien waarom de levering aan GrondInkoop niet heeft kunnen plaatsvinden vanwege een aan de zijde van [eiser] ontstane en aan hem toe te rekenen verhindering.
Verkoper staat er voor in”) dat [eiser] aan de op hem rustende mededelingsplicht heeft voldaan met betrekking tot de periode tot aan het sluiten van de koopovereenkomst (“
al die inlichtingen heeft verschaft”). GrondInkoop heeft onvoldoende onderbouwd, in het licht van de betwisting van [eiser] , dat [eiser] al ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst op de hoogte was van hetgeen hij in augustus 2023 aan de notaris heeft meegedeeld. Uit de door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden blijkt juist dat het ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst onduidelijk was of het perceel een woonbestemming zou krijgen en dat die onzekerheid onder meer in artikel 16 van de koopovereenkomst is verdisconteerd. Verder heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken toegelicht dat de overeengekomen koopprijs weliswaar hoger was dan de gemiddelde landbouwprijs, maar dat dat valt te verklaren door de gunstige ligging van het perceel ten opzichte van het dorp. GrondInkoop heeft zich bovendien in dit geding op het standpunt gesteld dat de mededelingen van [eiser] aan de notaris onjuist zijn. Niet valt in te zien dat, als wordt aangenomen dat [eiser] al ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst wist dat het perceel binnen afzienbare tijd geen woonbestemming zou krijgen, op [eiser] een verplichting rustte tot het meedelen van, in de ogen van de koper, onjuiste informatie. Voor zover GrondInkoop ook nog heeft willen aanvoeren dat [eiser] op een later moment, bijvoorbeeld voorafgaand aan de eerste levering in mei, had moeten melden wat hij zou hebben geweten omtrent de woonbestemming, dan stuit dat betoog reeds af op de bewoordingen van artikel 9.1.
in de breedste zin des woords”. GrondInkoop heeft onweersproken gesteld dat deze bepaling tot doel heeft iedere vorm van media-aandacht voor haar handel te voorkomen. [eiser] heeft niet betwist dat hij met een journalist heeft gesproken over grondprijzen in het algemeen en de verkoop van het (gesplitste) perceel door Royaal Vastgoed aan derde-investeerders. Verder zijn in de artikelen van 14 juli 2023 de volgende specifieke uitlatingen aan [eiser] toegeschreven:
niets raars[heeft]
gedaan” en “
dit is wat bouwbedrijven en ontwikkelaars doorgaans betalen” of uitlatingen van vergelijkbare strekking, in het geval dat [eiser] niet volledig juist is geciteerd, hebben kennelijk betrekking op de verkoop van het perceel door [eiser] aan GrondInkoop. Ook de overige uitlatingen houden verband met de koopovereenkomst “
in de breedste zin des woords”, nu [eiser] ervan op de hoogte was, in ieder geval sinds de eerste levering in mei 2023, dat GrondInkoop het resterende (gesplitste) deel van het perceel onmiddellijk zou doorverkopen aan Royaal Vastgoed, die het op haar beurt weer zou doorverkopen aan derde-investeerders. Artikel 15.1 van de koopovereenkomst laat geen andere uitleg toe dan dat [eiser] zich had moeten onthouden van mededelingen over de koopovereenkomst zelf en de transacties die daarmee verband hielden. De omstandigheid dat de journalist zelf informatie had verkregen over de gehanteerde grondprijzen en de transactie tussen Royaal Vastgoed en derde-investeerders, kan aan de duidelijke bewoordingen en de strekking van het geheimhoudingsbeding niet afdoen. Ook wordt daarin niet de beperking gesteld dat geheimhouding alleen geldt ten aanzien van uitlatingen die ten nadele van GrondInkoop zijn.