ECLI:NL:RBAMS:2024:6579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
13/123395-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en oplichting

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Venezolaanse vrouw op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Spaanse autoriteiten. Het EAB, dat op 18 maart 2024 is uitgevaardigd, betreft beschuldigingen van deelneming aan een criminele organisatie en oplichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 oktober 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing van de tenuitvoerlegging tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon sinds 8 maart 2019 duurzaam verblijft in Nederland en dat er geen verwachting is dat zij haar verblijfsrecht verliest na een eventuele veroordeling in Spanje. De rechtbank heeft de garantie van de Spaanse autoriteiten als voldoende beoordeeld, waardoor de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank staat de overlevering toe en beveelt de afgifte van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een telefoon, aan de Spaanse autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/123395-24
Datum uitspraak: 28 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 7 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 maart 2024 door
Juzgado central de instrucción 6te Madrid, Spanje (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Venezuela) op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, advocaat in Arnhem en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van de tenuitvoerlegging van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Venezolaanse en Colombiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
court order ordering the arrest and imprisonmentvan 13 maart 2024.
In het A-formulier staat vermeld dat dit bevel is uitgevaardigd door
Juzgado central de instrucción 6in Madrid.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Spaans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon, te weten een zwarte Samsung Sm-A715f telefoon.
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoon. De telefoon moet in het bezit van de opgeëiste persoon zijn geweest bij de aanhouding voor een rechtmatige inbeslagneming en overdracht aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, en kan niet in beslag worden genomen naar aanleiding van een doorzoeking. In de KVI staat niet aangegeven waar de telefoon is aangetroffen. Nu hierover te weinig informatie is, dient de telefoon te worden teruggegeven aan de opgeëiste persoon.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de inbeslagneming van de telefoon rechtmatig is geweest. De telefoon is tijdens de aanhouding van de opgeëiste persoon in haar bezit aangetroffen en op grond van artikel 49 OLW in beslag genomen. Zelf heeft zij verklaard dat haar telefoon toen op tafel lag. Er is dus geen sprake van een doorzoeking geweest waarbij de telefoon in beslag is genomen. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 20, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
20) oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Gelijkstelling
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De eerste voorwaarde
Uit een brief van 17 september 2024 van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 8 maart 2019 is geregistreerd als duurzaam verblijvend EU-burger. Het oorspronkelijk verblijfsrecht gaat terug tot 28 april 2014. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat voldaan is aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
De tweede voorwaarde
Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank aan de hand van informatie van de IND. Uit de brief van de IND van
17 september 2024 volgt dat het niet de verwachting is dat de opgeëiste persoon haar verblijfsrecht verliest als gevolg van een na overlevering (eventueel) opgelegde vrijheidsstraf vanwege de feiten in het EAB.
De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. Zij beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
judge form the Central Court of Investigation no. 006 National High Court Madridheeft op 17 september 2024 de volgende garantie gegeven:
Case pondered; in view of the communication received from authorities in the Netherlands in relation to the suspect [opgeëiste persoon] (Incident 15), requesting, prior to the decision on surrendering her, information regarding whether in the event that [opgeëiste persoon] were to be sentenced to prison in these preliminary proceedings, she would be permitted to serve her sentence in the Netherlands in
accordance with the provisions of Framework Decision 2008/909/JHA of the Council of 27 November 2008; inform the authorities in the Netherlands that this court has no objection
to [opgeëiste persoon] serving the possible sentence which may be imposed in these preliminary proceedings in the Netherlands, since she has permanent residence in this country.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Juzgado central de instrucción6 te Madrid voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten een zwarte Samsung Sm-A715f telefoon..
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.