ECLI:NL:RBAMS:2024:6566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
05-325367-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht en feitelijke aanranding in zorgcontext

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een patiënt en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam voort uit een incident dat zich voordeed tussen 1 januari 2022 en 24 maart 2022, waarbij de verdachte, werkzaam in de gezondheidszorg, zou hebben gehandeld in strijd met de wet. De officier van justitie, mr. H.F. van Kregten, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J.R. Roethof, vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij, [slachtoffer], en getuigen kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er mogelijk sprake was van ontuchtige handelingen, niet kon worden bewezen dat de verdachte deze handelingen opzettelijk heeft verricht. Dit leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partij haar schade bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 05/325367-22
Datum uitspraak: 9 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.F. van Kregten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] en van hetgeen mr. M.W.G.J. IJsseldijk namens haar naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 maart 2022 te Wolfheze, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijk zorg, schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd.
Subsidiair is dit feit tenlastegelegd als feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
de bijlageen geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit, wegens het ontbreken van bewijs. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) bij de politie en de rechter-commissaris loopt op belangrijke punten uiteen ten opzichte van haar eerste meldingen bij haar advocate, getuige [getuige 1] , en een leerling verpleegkundige, getuige [getuige 2] . Dit maakt haar verklaring niet betrouwbaar, waardoor deze verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde geldt verder dat niet kan worden bewezen dat verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. Verdachte is tuinman en heeft geen werkzaamheden verricht die ertoe strekken de gezondheid van [slachtoffer] te bevorderen of te bewaken. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde aanranding heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht. Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht. [slachtoffer] heeft de handelingen uitgevoerd en zich aan verdachte opgedrongen. Voor de overige tenlastegelegde feitelijkheden waaruit de dwang zou hebben bestaan, is onvoldoende steunbewijs.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken en overweegt hiertoe als volgt. Het begrip ‘ontucht plegen’ impliceert een opzetvereiste, dat moet zijn gericht op het plegen van seksueel getinte handelingen die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft erkend dat hij bij [slachtoffer] handelingen heeft verricht die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, zoals het aanraken van de borsten en van de vagina. In zoverre is de vraag of de verklaring van [slachtoffer] wel of niet als betrouwbaar kan worden aangemerkt irrelevant. De rechtbank is echter van oordeel dat, voor zover er al sprake is van ontuchtige handelingen, op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat verdachte deze handelingen opzettelijk heeft verricht. Gelet daarop is bespreking van de overige door de verdediging gevoerde verweren niet nodig.

5.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar schade bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2024.
[...]