Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een patiënt en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam voort uit een incident dat zich voordeed tussen 1 januari 2022 en 24 maart 2022, waarbij de verdachte, werkzaam in de gezondheidszorg, zou hebben gehandeld in strijd met de wet. De officier van justitie, mr. H.F. van Kregten, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J.R. Roethof, vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij, [slachtoffer], en getuigen kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er mogelijk sprake was van ontuchtige handelingen, niet kon worden bewezen dat de verdachte deze handelingen opzettelijk heeft verricht. Dit leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partij haar schade bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.