ECLI:NL:RBAMS:2024:6562

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
756238 en 756241
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing inzake beleggersclaim tegen ING en (voormalig) management; rolvoeging, regie, subjectieve cumulatie aan de zijde van eisers, afwijkende procesorde

Op 23 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een rolbeslissing genomen in twee zaken, aangeduid als zaak A (C/13/756238 / HA ZA 24-987) en zaak B (C/13/756241 / HA ZA 24-988). In deze zaken vorderen de Beleggers, vertegenwoordigd door Allianz Invest Kapitalanlagegesellschaft mbH en Protektor Lebensversicherungs-AG, een verklaring voor recht dat ING en de Functionarissen onrechtmatig hebben gehandeld door bepaalde informatie niet tijdig openbaar te maken en misleidende verslaglegging te publiceren. De Beleggers eisen ook schadevergoeding, die in totaal EUR 538.117.090,90 bedraagt, afhankelijk van de periode dat de betreffende Functionaris in functie was en de aandelen die de Belegger bezat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaken zich lenen voor een meervoudige behandeling en heeft de samenstelling van de rechters bekendgemaakt. De rechtbank heeft het gezamenlijke verzoek tot rolvoeging toegewezen en partijen verzocht om in toekomstige processtukken duidelijk aan te geven welke stellingen voor beide zaken gelden en welke specifiek voor één zaak. De rechtbank heeft ook een gezamenlijk procesordevoorstel van partijen in overweging genomen, gezien de omvang van de procedures en het aantal betrokken partijen.

De rechtbank heeft besloten dat de procedures naar de rol worden verwezen voor conclusies aan de zijde van ING en de Functionarissen, met een termijn van 12 weken voor het indienen van deze conclusies. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het plannen van een regiezitting, maar heeft wel aangegeven dat de Beleggers op de rol van 6 november 2024 een bestand moeten aanleveren waarin de overeenkomsten en verschillen tussen de dagvaardingen in zaak A en B worden uiteengezet. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Rolbeslissing van 23 oktober 2024
in
zaak A(zaaknummer: C/13/756238 / HA ZA 24-987) van
ALLIANZ INVEST KAPITALANLAGEGESELLSCHAFT MBH,
te Oostenrijk (Wenen),
eisende partij, plus 114 andere eisers,
advocaat: mr. K. Rutten,
tegen

1.ING GROEP N.V.,

te Amsterdam,
advocaat: mr. D.A.M.H.W. Strik,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 2] ( [woonplaats 2] ),
4.
[gedaagde 4],
te [woonplaats 3] ,
5.
[gedaagde 5],
te [woonplaats 4] (Zwitserland),
6.
[gedaagde 6],
te [woonplaats 5] ,
7.
[gedaagde 7],
te [woonplaats 6] ,
8.
[gedaagde 8],
te [woonplaats 7] ,
9.
[gedaagde 9],
te [woonplaats 6] ,
10.
[gedaagde 10],
te [woonplaats 8] (Verenigd Koninkrijk),
gedaagden 2 tot en met 10: advocaat: mr. D.F. Lunsingh Scheurleer,
gedaagde partijen,
en
zaak B(zaaknummer: /13/756241 / HA ZA 24-988) van
PROTEKTOR LEBENSVERSICHERUNGS-AG,
te Wenen (Oostenrijk),
eisende partij, plus 15 andere eisers,
advocaat: mr. K. Rutten,
tegen

1.ING GROEP N.V.,

te Amsterdam,
advocaat: mr. D.A.M.H.W. Strik,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 2] ( [woonplaats 2] ),
4.
[gedaagde 4],
te [woonplaats 3] ,
5.
[gedaagde 5],
te [woonplaats 4] (Zwitserland),
6.
[gedaagde 6],
te [woonplaats 5] ,
7.
[gedaagde 7],
te [woonplaats 6] ,
8.
[gedaagde 8],
te [woonplaats 7] ,
9.
[gedaagde 9],
te [woonplaats 6] ,
10.
[gedaagde 10],
te [woonplaats 8] (Verenigd Koninkrijk),
gedaagden 2 tot en met 10: advocaat: mr. D.F. Lunsingh Scheurleer,
gedaagde partijen,
eisers in beide zaken te noemen: de Beleggers,
gedaagde 1 in beide zaken te noemen: ING,
gedaagden 2 tot en met 10 in beide zaken te noemen: de Functionarissen.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 7 februari 2024 (uitgebracht namens 130 eisers) in zaak A en de dagvaardingen van 20 maart 2024 in zaak B (uitgebracht namens 19 eisers), waarmee ING en de Functionarissen zijn gedagvaard om op 4 september 2024 te verschijnen op de rolzitting bij deze rechtbank;
  • een brief van de advocaat van de Beleggers van 3 september 2024 met daarbij (i) in zowel zaak A als B een akte (aanvullende) producties en eiswijziging, (ii) het bericht dat zaak A namens 115 en zaak B namens 16 partijen wordt aangebracht en (iii) een verzoek om (rol)voeging;
  • een brief van de advocaat van de Beleggers van 10 september 2024 (met bijlage) met een eenstemmig verzoek om een afwijkende procesorde te bepalen;
  • een brief van de advocaat van ING van 10 september 2024 (met dezelfde bijlage) met gelijkluidend verzoek;
  • een b-formulier van de advocaat van de Functionarissen van 11 september 2024 waarmee zij instemmen met het gezamenlijke procesordevoorstel en de overige verzoeken van de Beleggers en ING.

2.Het geschil

2.1.
De Beleggers vorderen in beide zaken, kort samengevat, een verklaring voor recht dat (i) ING en alle Functionarissen onrechtmatig hebben gehandeld door bepaalde informatie niet of niet tijdig openbaar te maken en misleidende periodieke verslaglegging te publiceren en (ii) ING en alle Functionarissen voor de gevolgen daarvan hoofdelijk aansprakelijk zijn. Daarnaast vorderen de Beleggers dat ING en ieder van de Functionarissen worden veroordeeld om bij wijze van schadevergoeding specifieke bedragen te betalen aan individuele Beleggers, wat de Functionarissen betreft afhankelijk van de periode dat de betreffende Functionaris in functie was, en afhankelijk van de aandelen die de betreffende Belegger in de relevante periode bezat. Volgens de Beleggers gaat het in totaal om EUR 538.117.090,90.
2.2.
Het onderliggende geschil ziet op de periode van 4 januari 2010 tot 21 september 2020 en houdt kort gezegd verband met het strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie bij ING inzake
compliance issuesen de als gevolg daarvan bereikte transactie/schikking tussen ING en het Openbaar Ministerie.
2.3.
ING en de Functionarissen hebben nog niet van antwoord gediend. Gegeven de omvang van de procedures hebben partijen ervoor gekozen eerst een gezamenlijk procesordevoorstel aan de rechtbank voor te leggen. Daarover zal de rechtbank eerst beslissen.

3.De beoordeling

meervoudige kamer
3.1.
De zaken lenen zich voor een meervoudige behandeling en zullen vooralsnog door mr. M.L.S. Kalff, mr. S.P. Pompe en mr. J.W. Bockwinkel worden behandeld. Deze samenstelling is niet definitief en kan nog worden gewijzigd.
rolvoeging
3.2.
De rechtbank wijst het gezamenlijke verzoek tot rolvoeging toe. Partijen worden verzocht in de nog te nemen processtukken duidelijk aan te geven welke stellingen gelden voor zowel zaak A als zaak B en welke stellingen uitsluitend gelden voor zaak A of zaak B. De advocaat van de Beleggers wordt verzocht op de komende roldatum een bestand aan te leveren waaruit blijkt op welke onderdelen de dagvaardingen in zaak A en zaak B gelijk zijn en op welke onderdelen zij verschillen.
afwijkende procesorde
3.3.
Partijen hebben voorafgaand aan de eerste rolzitting met elkaar overlegd en zijn tot een uitgewerkt gezamenlijk procesordevoorstel gekomen. De rechtbank constateert dat de dagvaardingen en de tot dusverre door de Beleggers overgelegde stukken uitzonderlijk veel pagina’s en digitale bestanden beslaan. Daarnaast voorziet het voorstel op meerdere onderdelen in een groot aantal proceshandelingen en de uitwisseling van vele en omvangrijke stukken. Met als uitgangspunt een zo effectief en efficiënt mogelijke procedure, voor zowel partijen als de rechtbank, komt de rechtbank tot het hierna uiteen te zetten en toe te lichten ‘spoorboekje’. Daarin zijn elementen uit het procesordevoorstel van partijen verwerkt.
3.4.
De omvang van de procedures wordt mede veroorzaakt door de keuze van de Beleggers om in eenzelfde procedure zowel (i) onrechtmatig handelen te laten vaststellen voor tien gedaagde partijen met verklaringen voor recht als (ii) namens (uiteindelijk) 115 respectievelijk 16 individuele eisers schadevergoeding te vorderen die qua hoogte verschilt per eiser en per gedaagde. Meer dan 50 pagina’s van het petitum zien op dit laatste onderdeel. De rechtbank geeft de Beleggers in overweging de procedure te splitsen en de lopende procedures te beperken tot de verklaringen voor recht (vorderingen I t/m XII uit de dagvaardingen). Bij (gedeeltelijke) toewijzing zou dan alsnog per Belegger een individueel bedrag gevorderd kunnen worden van een of meer gedaagden in nieuwe procedures. De procedures zullen met dit doel naar de rol over twee weken worden verwezen zodat de Beleggers zich hierover kunnen uitlaten en desgewenst hun eis aldus kunnen verminderen. Mochten de Beleggers hiertoe niet besluiten, dan kan het zijn dat de rechtbank de procedures op een later moment ambtshalve opsplitst zoals bedoeld in ECLI:NL:HR:1978:AC6384. Dat is aan de orde als tussen de verschillende vorderingen van de individuele Beleggers, bijvoorbeeld als het om de vaststelling van een hen toekomende schadevergoeding gaat, geen zodanige samenhang bestaat ‘dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling wettigen’.
3.5.
De rechtbank volgt het voorstel van partijen om in eerste instantie het debat te voeren over de thema’s (i) rechtsmacht, ontvankelijkheid en verjaring, (ii) onrechtmatigheid, (iii) toerekenbaarheid en (iv) aansprakelijkheid. Daartoe zullen de procedures, na de rolstand als hiervoor bedoeld, naar de rol worden verwezen voor gelijktijdige conclusies aan de zijde van ING en de Functionarissen op deze onderdelen. Het debat in deze fase ziet daarmee op de vorderingen I tot en met XII uit de dagvaardingen. ING en de Functionarissen krijgen een termijn van 12 weken (2x6) voor deze conclusies.
3.6.
Na deze conclusies aan de zijde van ING en de Functionarissen zal in beginsel een mondelinge behandeling worden bepaald.
3.7.
Over de omvang van conclusies en akten merkt de rechtbank op dat het uitsluitend om relevante stellingen en toelichtingen moet gaan die voor de te nemen beslissingen van belang zijn. Als een processtuk onnodig lang is bestaat de mogelijkheid dat de rechtbank het stuk weigert en een bevel geeft een vervangend processtuk te maken met een maximum aantal pagina’s.
3.8.
Over de termijn die geldt voor het indienen van stukken voorafgaand aan een mondelinge behandeling wordt op dit moment, anders dan door partijen verzocht, nog niet beslist. Partijen gaan er kennelijk op voorhand van uit dat er nog dusdanig omvangrijke stukken voorafgaand aan een mondelinge behandeling worden uitgewisseld dat er twee maanden nodig zijn om die stukken te bekijken en een reactie daarop voor te bereiden. Dit staat op gespannen voet met de beoogde effectieve en efficiënte procesgang. De mondelinge behandeling heeft tot doel een mondelinge toelichting op de kern van het geschil te geven. Het gaat dan om de essentiële vragen die bij de beslissing zullen moeten worden beantwoord in het licht van hetgeen daarover door partijen al is ingebracht bij de conclusies tot dat moment. Een nieuw debat over omvangrijke producties die eerst voorafgaand aan een mondelinge behandeling zijn ingebracht is niet aan de orde.
regiezitting
3.9.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank nu geen aanleiding ziet voor het plannen van een regiezitting.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beslist dat zaak A en zaak B op de rol gevoegd worden behandeld,
4.2.
verwijst de procedure naar de rol van
6 november 2024waarop de Beleggers zich kunnen uitlaten over hetgeen in 3.4 is overwogen en desgewenst hun eis kunnen verminderen,
4.3.
beslist dat de Beleggers op deze roldatum een bestand dienen aan te leveren zoals overwogen in 3.2,
4.4.
verwijst de procedures naar de rol van 12 weken later voor conclusies aan de zijde van ING en de Functionarissen zoals overwogen in 3.5.
Deze rolbeslissing is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, mr. S.P. Pompe en mr. J.W. Bockwinkel en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.