ECLI:NL:RBAMS:2024:6549

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/13/756542 / KG ZA 24-779
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering kledingproducent om agent/franchisehouder te verbieden samen te werken met andere opdrachtgever vanwege strijd met non-concurrentie en geheimhoudingsbedingen in contracten afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Tommy Hilfiger Europe B.V. (THE) en verschillende gedaagden, waaronder Pepe Jeans S.L. en AWWG Investments B.V. THE vorderde een verbod op de samenwerking van gedaagden met G-III Apparel Group Ltd. en andere concurrenten, op basis van non-concurrentie- en geheimhoudingsbedingen in hun contracten. De rechtbank oordeelde dat nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk was, wat niet mogelijk was in het kader van een kort geding. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagden in strijd met de contractuele verplichtingen handelden. De vorderingen van THE werden afgewezen, en THE werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke schriftelijke toestemming in contractuele relaties en de complexiteit van concurrentiebedingen in internationale contexten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/756542 / KG ZA 24-779 VVV
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOMMY HILFIGER EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 18 september 2024,
advocaten mr. Y.A. Wehrmeijer en mr. J.J. Bakker te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PEPE JEANS S.L.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PEPE RETAIL-COMÉRCIO DE TÊXTEIS, UNIPESSOAL, LTDA,
gevestigd te Lissabon, Portugal,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AWWG INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. C.F. Kroes te Amsterdam.
en
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
G-III APPAREL GROUP LTD,
gevestigd te New York, Verenigde Staten van Amerka,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KARL LAGERFELD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
DKNY STORES (SPAIN) S.L,
gevestigd te Madrid, Spanje,
voegende partijen aan de zijde van gedaagden,
advocaat mr. B.M. Katan te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Ter zitting van 2 oktober 2024 heeft eiseres, hierna THE, de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden hebben verweer gevoerd. De rechtspersonen G-III Apparel Group Ltd., Karl Lagerfeld International B.V. en DKNY Stores (Spain) S.L (hierna gezamenlijk G-III c.s. en afzonderlijk
G-III, KL en DK), hebben een incidentele conclusie tot voeging aan de kant van gedaagden ingediend. THE heeft daartegen bezwaar gemaakt, met name vanwege het mogelijk ter sprake komen van bedrijfsvertrouwelijke informatie tijdens de zitting. Dit bezwaar is verworpen en de voeging is toegestaan, aangezien G-III c.s. een belang hebben bij de uitkomst van dit kort geding en de zitting openbaar is, zodat het door THE opgeworpen risico door de voeging niet is vergroot.
Alle partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Er worden geen producties buiten beschouwing gelaten, ook niet de producties die op de valreep de avond voor de zitting zijn ingediend. Partijen zijn door de indiening daarvan niet in hun processuele belangen geschaad.
1.2. Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
- aan de kant van THE: [naam 1] , [naam 2] , bestuurder en [naam 3] , managing director Zuidwest Europa, met mr. Bakker en mr. Wehrmeijer; online via een videoverbinding waren daarnaast aanwezig: [naam 4] en [naam 5] , bestuurder;
- aan de kant van gedaagden: [naam 6] (CEO), [naam 7] (CFO),
[naam 8] (legal director),
mr. Kroes en zijn kantoorgenoten mr. J.W.H. Oudelaar en (niet in toga) mr. M.H.J. Mulder, mr. R.E. van Soelen (kantoorgenoten Amsterdam) en J.A. Menor Pérez en A. Munoz Navarro (kantoorgenoten Barcelona).
- aan de kant van G-III c.s.: mr. Katan, en online [naam 11] .
Als tolken waren aanwezig:
- J.M. Wesenbeek en T. Gevaert ten behoeve van THE;
- M. de la Concepción Delgado del Castillo en J. Jacobs ten behoeve van gedaagden;
- M. Greveraars Volkova en (online) J. van Drimmelen ten behoeve van G-III c.s.
1.3. Vonnis was bepaald op 18 oktober 2024, maar is op verzoek van partijen aangehouden, omdat zij nog aan het overleggen waren over een minnelijke regeling. Op 24 oktober 2024 heeft (de advocaat van) THE aan de voorzieningenrechter (met cc aan gedaagden) bericht gestuurd dat dit overleg geen resultaat heeft gehad en alsnog vonnis gevraagd, dat heden is afgegeven.

2.De feiten

2.1.
PVH Corp. (tezamen met haar groepsvennootschappen hierna "PVH") is het bedrijf dat wereldwijd rechthebbende is op de merken Tommy Hilfiger en Calvin Klein (CK), voor (onder meer) kleding en schoeisel. PVH heeft haar hoofdkantoor in New York.
2.2.
THE is de Nederlandse entiteit waardoor het merk Tommy Hilfiger in Europa wordt vermarkt, met haar hoofdkantoor in Amsterdam. Spanje en Portugal – de twee territoria waar het in deze procedure om gaat – gelden binnen Europa voor PVH als de op drie na grootste in omzet en de op twee na grootste in winst.
2.3.
AWWG staat voor All We Wear Group. Aan het hoofd van de AWWG groep staat gedaagde sub 3, hierna AWWG, gevestigd te Amsterdam. Het fysieke hoofdkantoor van de groep is gevestigd in Madrid, Spanje. Tot 2020 –
toen het bedrijf zijn naam wijzigde – stond AWWG bekend als de Pepe Jeans
Group. De huidige CEO van de AWWG groep is [naam 6] . Eén van haar bestuurders is [naam 9] . Gedaagden sub 1 en 2, hierna afzonderlijk ook Pepe Jeans en Pepe Retail en gezamenlijk Pepe, zijn indirecte dochtervennootschappen van AWWG.
2.4.
THE en AWWG werken samen sinds 1998. In het meest recente voor het publiek beschikbare jaarverslag (over het fiscale jaar 2022/2023) heeft AWWG op een tijdlijn bij het jaar 1998 aangegeven “
We became the official distributor of Tommy Hilfiger in Spain and Portugal.”
2.5.
Tussen THE enerzijds en Pepe anderzijds bestaan vier overeenkomsten, waarbij THE optreedt als principaal/franchisegever en Pepe als agent/franchisenemer:
1. een ‘
Exclusive Franchise Agreement between Tommy Hilfiger B.V. and Pepe Jeans(…)’ van 1 januari 2008;
2. een zelfde soort overeenkomst met Pepe Retail, van 1 januari 2007;
3. de ‘
Tommy Hilfiger Agency Agreement for Spain’ tussen THE en Pepe Jeans
van 1 april 2000;
4. een soortgelijke agentuurovereenkomst tussen THE en Pepe Retail van 12 juni 2007.
Op basis van deze overeenkomsten (hierna gezamenlijk ook: de Overeenkomsten) treden Pepe Jeans en Pepe Retail op als handelsagent voor PVH in respectievelijk Spanje en Portugal.
AWWG vermarkt ook Calvin Klein (CK) merken ten behoeve van PVH in Spanje en Portugal.
2.6.
De Overeenkomsten bevatten non-concurrentie- en geheimhoudings-bedingen. De Agentuurovereenkomsten luiden in dit verband als volgt:

5.4 During the term of this Agreement the Agent shall not, without the prior written approval of Hilfiger, trade or manufacture products competitive with the Products within the Territory, with the exception of the Competitive Products.
5.5
The Agent shall not act for, be employed by or render services to any principal other than in connection with the Competitive Products, without the prior written approval of Hilfiger.
(…)”
Met ‘Competitive Products’ wordt gedoeld op producten van de eigen (kleding)merken van Pepe, zoals PepeJeans en Hackett.
Artikel 9.1 (c) van de Agentuurovereenkomsten bevat de verplichting voor de handelsagent om “Important changes” te melden aan THE. Als belangrijke omstandigheden worden onder meer "any change in the persons or legal entities controlling the Agent" genoemd.
Artikel 12 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
12.1
All information provided to the Agent in connection with this Agreement shall only be used by the Agent within the framework of this Agreement.
12.2
The Agent shall observe strict secrecy towards third parties as to the Know-How and any other knowledge acquired through the cooperation as set out in this Agreement, including but not limited to the business affairs of Hilfiger in the widest sense, both during the term of this Agreement and after termination thereof
2.7.
Ook de Franchiseovereenkomsten bevatten een non-concurrentiebepaling:
"
15.1 Limitation to the Territory. Franchisee shall confine its Stores within the Territory and shall not:
(a) solicit orders for Merchandise directly or indirectly from any person resident or carrying on business outside the Territory;
(b) maintain any distribution depot, or operate any other facilities for the sale of the Merchandise outside the Territory;
(c) employ or pay commission to any person resident or carrying on business outside the Territory for the Sale of the Merchandise;
(d) manufacture, distribute. sell or promote any products from competitor designers within the Territory during the term of this Agreement. "
In de Overeenkomsten (artikel 16 van de Agentuurovereenkomst en artikel 15.10 van de Franchiseovereenkomsten) is op daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende geschillen Nederlands recht van toepassing verklaard en de rechtbank in Amsterdam aangewezen als de bevoegde rechtbank.
2.8.
In de loop der jaren, sinds medio 2013, hebben gesprekken plaatsgevonden tussen THE en AWWG c.s. over een mogelijke beëindiging van de samenwerking en het terugkopen van CK activiteiten in Spanje en Portugal, waarna ook de THE wholesale-agentuur naar PVH zou terugverhuizen. In dat kader heeft THE toen een put/call optie geïntroduceerd.
2.9.
Ook in 2018 en 2022 is op initiatief van PVH gesproken over een ‘
all-in-buy-back’ en beëindiging van de samenwerking, maar THE en AWWG c.s. hebben toen geen overeenstemming bereikt.
2.10.
Een agenda voor een bespreking op 3 april 2024 tussen onder anderen [naam 6] en [naam 10] , destijds CEO van THE, vermeldt: “
one to one Meeting in Madrid [naam 6] and [naam 10] => [naam 6] explica a [naam 10] la agencia de KL” De bespreking heeft plaatsgevonden. Daarbij waren aanvankelijk aanwezig [naam 7] en [naam 6] van AWWG en [naam 10] en [naam 2] van PVH. De laatste nam deel via een videoverbinding. Daarna hebben [naam 6] en [naam 10] één-op-één met elkaar gesproken.
2.11.
Een email van 29 april 2024 van [naam 6] aan onder meer [naam 10] en [naam 2] vermeldt:

Also, as i mentioned during our catch up in Madrid, we are almost ready to sign the agency agreement for KL in Iberia and we are exploring as well the possible agency for DKNY/DK too. As you can see, this is very much aligned to our strategy and we reconfirm to continue growing our agencies business in Iberia.”
2.12.
In een e-mail van 6 juni 2024 van [naam 6] aan [naam 10] staat het volgende:

Thanks for taking the call… i realized you were at lunch… sorry… but I wanted to share the news about giii investment and partnership (but with the NDA I couldn’t do it earlier)We didn’t had time to talk about you…but hope we meet soon!! And anything I can do let me know
2.13.
[naam 10] heeft in juni 2024 THE als CEO verlaten.
2.14.
Bij brief van 5 augustus 2024 heeft PVH aan AWWG c.s. geschreven te hebben vernomen dat G-III een 19% belang heeft genomen in AWWG en dat AWWG als agent zal gaan optreden voor G-III in Spanje en Portugal, wat volgens PVH op gespannen voet staat met de overeenkomsten. In de brief wordt aan AWWG onder meer gevraagd of er vertrouwelijke informatie van PVH is gedeeld met G-III, hoe AWWG denkt te waarborgen dat dit (verder) niet zal gebeuren, hoe zij haar verplichtingen jegens G-III denkt te kunnen nakomen zonder contractbreuk te plegen jegens PVH en of AWWG al daadwerkelijk activiteiten heeft ontplooid ten behoeve van de merken van G-III in Spanje en Portugal.
2.15.
Bij brieven van 16 augustus 2024 hebben (de advocaten van) gedaagden namens [naam 6] en AWWG aan (de advocaat van) THE geschreven ‘deeply upset’ en verbaasd te zijn over de brief van 5 augustus 2024 en meegedeeld dat gedaagden zich aan alle contractuele verplichtingen houden. In de brief namens AWWG staat onder meer:

We are extremely concerned that your Letter is a result of a planned strategy to unduly terminate our commercial relationship, thereby attempting to avoid the agreed legal consequences for such termination.”
2.16.
Op 30 september 2024 heeft de advocaat van THE aan [naam 10] de volgende vraag gesteld in het kader van de samenwerking tussen PVH en AWWG en zijn herinneringen daaraan:
Heb jij op enig moment richting AWWG ingestemd met het aangaan van agentuurrelaties voor Karl Lagerfeld, DKNY en/of Donna Karan? Een simpel 'ja' of 'nee' volstaat voor ons.
Daarop heeft [naam 10] op 1 oktober 2024 het volgende geantwoord:

Nee niet zo specifiek en expliciet.
AWWG heeft wel in gesprekken aangegeven dat zij wilden doorgaan met het agentuur model, ook indien PVH de agentuur voor Tommy Hilfiger en Calvin Klein zou beindigen. Het is nooit richting ons specifiek gemaakt welke brands AWWG zou willen toevoegen aan hun portefeuille, noch hebben wij ooit specifiek toestemming gegeven voor een van de genoemde brands. In een laatste gesprek met AWWG waar dit ter sprake kwam was ook PVH Europe CFO [naam 2] aanwezig.”

3.Het geschil

3.1.
THE vordert (onder verbeurte van dwangsommen) en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover:
A. gedaagden ieder te verbieden gedurende de looptijd van de Franchiseovereenkomsten producten van concurrerende designers, waaronder de producten van Karl Lagerfeld, Donna Karan en DKNY, te fabriceren, distribueren, verkopen of te promoten in Spanje en Portugal, met dien verstande dat indien de Franchiseovereenkomsten die gelden voor één van beide landen eerder zouden eindigen het verbod voor (alleen) dat land komt te vervallen;
B. gedaagden ieder te verbieden gedurende de looptijd van de Agentuur-overeenkomsten concurrerende producten (met uitzondering van de in de Agentuurovereenkomsten uitgezonderde producten) in Spanje en Portugal te verhandelen of te fabriceren, waaronder de concurrerende producten van Karl Lagerfeld, Donna Karan en DKNY met dien verstande dat indien de Agentuurovereenkomsten die gelden voor één van beide landen eerder zouden eindigen het verbod voor (alleen) dat land komt te vervallen;
C. gedaagden ieder te verbieden gedurende de looptijd van de Agentuur-overeenkomsten als Agent van G-III op te treden en met dien verstande dat indien de Agentuurovereenkomsten die gelden voor één van beide landen eerder zouden eindigen het verbod voor (alleen) dat land komt te vervallen;
D. te bevelen dat elk van de gedaagden zich gedurende de looptijd van de Overeenkomsten onthoudt van het promoten van de merken Karl Lagerfeld, Donna Karan en DKNY via showrooms of anderszins alsmede van het benaderen van potentiële klanten in relatie tot die merken;
E. gedaagden ieder te gebieden gedurende de looptijd van de Overeenkomsten de overeengekomen verplichting om THE op de hoogte te houden van alle aangelegenheden die de belangen van THE aangaan na te komen;
F. gedaagden ieder te gebieden de overeengekomen geheimhouding te eerbiedigen;
G. AWWG te verbieden gedurende de looptijd van de Overeenkomsten toe te staan c.q. te faciliteren dat één van haar direct dan wel indirect gehouden dochter-maatschappijen (al dan niet thans bestaand en wel of geen partij bij deze procedure) zich schuldig maakt aan overtreding van de vorderingen A tot en met F zoals hierboven geformuleerd.
3.2.
Ter toelichting op haar vorderingen heeft THE, kort samengevat, gesteld dat AWWG c.s. in strijd hebben gehandeld met de contactuele non-concurrentie- en geheimhoudingsbedingen en dat zij THE hebben overvallen met een persbericht van 6 juni 2024 waarin de samenwerking met G-III voor de concurrerende merken een voldongen feit was. Ook wordt personeel dat op vitale plekken voor THE werkzaam was inmiddels ingezet ten behoeve van G-III, zodat bedrijfsvertrouwelijke informatie van THE/PVH zonder twijfel in handen komt van de concurrent. Dit alles staat haaks op de tussen partijen over en weer afgesproken exclusiviteit voor de landen Spanje en Portugal. Ook heeft THE via het persbericht moeten vernemen dat G-III een belang van 12% heeft in AWWG, inmiddels opgehoogd tot 19%. AWWG c.s. hadden op basis van de Overeenkomsten de plicht dat aan THE te melden, maar dat hebben zij niet gedaan. AWWG c.s. moeten de verplichtingen uit de Overeenkomsten nakomen en onmiddellijk stoppen met hun concurrerende activiteiten.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
G-III c.s. concludeert evenals gedaagden tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van THE in de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu deze zaak internationale aspecten kent, wordt allereerst overwogen dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd is en Nederlands recht van toepassing is, op grond van het bepaalde in de hiervoor onder 2.7 tweede alinea aangehaalde artikelen in de Overeenkomsten.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Overeenkomsten geheimhoudings- en non-concurrentiebedingen bevatten, noch dat THE/PVH geen schriftelijke toestemming vooraf heeft verstrekt aan AWWG of Pepe om met G-III in zee te gaan. Ook is tussen partijen niet in geschil dat aan de Overeenkomsten in beginsel exclusiviteit ten grondslag ligt.
4.3.
Gedaagden hebben aangevoerd dat zij niet in strijd met de Overeenkomsten hebben gehandeld. Zij hebben daartoe onder meer aangevoerd dat KL en DK niet als ‘competitive designers’ van THE kunnen worden aangemerkt en de aangeboden producten niet als ‘competitive products’, omdat THE enerzijds en KL en DK anderzijds zich zouden richten op een andere doelgroep, hun producten aanbieden in een ander prijssegment en omdat de ‘look en feel’ van de producten in belangrijke mate van elkaar verschillen. Voorshands oordeelt de voorzieningenrechter anders. Vooralsnog is voldoende aannemelijk dat THE en KL/DK in beginsel als concurrenten kunnen worden beschouwd en (een deel van) hun producten als concurrerend. In beide gevallen gaat het om producenten in de kleding-, schoeisel- en accessoiresbranche, afkomstig van ontwerpers uit New York, is er overlap in de doelgroep (relatief jonge mensen) en zijn de prijsverschillen niet zodanig groot dat van concurrentie geen sprake zou kunnen zijn. THE heeft dat met haar producties 27 en 28 voldoende aannemelijk gemaakt. Verder worden de producten op dezelfde verkooppunten verkocht, bijvoorbeeld bij het warenhuis El Corte Ingles, zowel in winkelcentra als via webshops. Daarnaast bevinden de merken zich in een relatief hoog prijssegment, maar behoren zij niet tot luxe designermerken als Gucci en Louis Vuitton.
Bovendien heeft AWWG niet betwist dat zij de producten van KL en DK aanbiedt aan groothandelaars via showrooms in hetzelfde gebouw in Spanje en Portugal waarin zij (afgezien mogelijk van haar eigen merken) voorheen alleen producten van THE aanbood en is voldoende aannemelijk, zoals THE heeft betoogd, dat de inkopers nu hetzelfde budget verdelen over meer merken dan voorheen.
4.4.
Toch leidt dat niet tot toewijzing van de vorderingen van THE in dit kort geding. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Niet in geschil is dat tussen partijen in de afgelopen jaren meermaals is gesproken over beëindiging van de samenwerking, waarbij THE dan zelf de distributie van de PVH merken in Spanje en Portugal voor haar rekening zou gaan nemen. [naam 6] heeft verklaard dat mede met het oog daarop het agentschap voor G-III is binnengehaald en dat dat in alle openheid met [naam 10] is besproken. Hij was de toenmalige CEO van THE, dus niet de minste. Volgens [naam 6] heeft [naam 10] daartegen in het gesprek op 3 april 2024 geen enkel bezwaar geuit, integendeel, instemmend gereageerd. In haar optiek mocht zij op basis van deze uitlatingen van de bestuurder van THE erop vertrouwen dat THE met de aangekondigde samenwerking met de merken van G-III geen problemen had. Steun voor deze stellingen van gedaagden kan worden gevonden in de agenda voor de bijeenkomst van 3 april 2024 (zie hiervoor bij 2.10. Deze toont in ieder geval aan dat de activiteiten voor ‘KL’ (Karl Lagerfeld) onderwerp van bespreking zijn geweest tussen [naam 6] en [naam 10] . In haar e-mail van 29 april 2024 aan [naam 10] (zie 2.11) heeft [naam 6] bovendien aan hem laten weten: “we are almost ready to sign the agency agreement for KL in Iberia and we are exploring as well the possible agency for DKNY/DK too. As you can see, this is very much aligned to our strategy and we reconfirm to continue growing our agencies business in Iberia”. Ook daarop is geen afkeurende reactie gekomen van THE.
4.6.
Vervolgens heeft [naam 6] in de e-mail van 6 juni 2024 op tamelijk enthousiaste wijze het agentschap van AWWG voor G-III gedeeld met [naam 10] . Ook daar was niets heimelijks aan. Dat THE via een persbericht van 6 juni 2024 werd overvallen door deze voor haar ‘ingrijpende gebeurtenissen’ kan dus gezien het voorgaande worden gerelativeerd. Sterker nog, het maakt de stelling van gedaagden dat er weliswaar geen expliciete (schriftelijke) goedkeuring was van THE, maar dat wel met de samenwerking van AWWG c.s. met G-III werd ingestemd, niet onaannemelijk. Ook gezien de weergave van het gesprek op 3 april 2024 van [naam 10] zelf (geciteerd bij 2.16) is een dergelijke gang van zaken plausibel. AWWG c.s. hebben terecht aangevoerd dat [naam 10] een beetje om de hete brij heen draait door te verklaren dat “niet specifiek en expliciet” toestemming is verleend, terwijl hij bevestigt dat “AWWG in gesprekken [heeft] aangegeven dat zij wilden doorgaan met het agentuur model, ook indien PVH de agentuur voor Tommy Hilfiger en Calvin Klein zou beëindigen.” Daar komt bij dat THE onvoldoende heeft betwist dat zij in het verleden wel vaker op informele wijze heeft ingestemd met samenwerkingen met anderen, dus zonder dat daarvoor van tevoren schriftelijke toestemming was verleend, ook als het ging om het verwerven van aandelenbelangen.
4.7.
Pas in augustus 2024, twee maanden na het vertrek van [naam 10] bij THE,
heeft THE AWWG c.s. erop aangesproken dat zij zich vanwege de samenwerking met G-III mogelijk schuldig maakte aan contractbreuk. Ook dat kan in de richting wijzen dat THE niet zo’n punt maakte van het aangaan van een samenwerking van AWWG met betrekking tot de merken van G-III.
4.8.
Gelet op het voorgaande valt niet uit te sluiten dat THE aanvankelijk instemde met de samenwerking van AWWG met G-III, maar daarvan is teruggekomen, mogelijk met het oog op een beëindiging van de Overeenkomsten, zonder dat daarvoor afgesproken vergoedingen aan AWWG c.s. zouden behoeven te worden betaald: het door gedaagden geschetste scenario. Dat THE ter zitting heeft verklaard op dit moment een beëindiging van de samenwerking helemaal niet te overwegen maakt dat niet anders en is bovendien opmerkelijk, aangezien dat ook in 2023 nog aan de orde is geweest.
4.9.
Wat in april 2024 precies is besproken en in hoeverre AWWG c.s. heeft mogen afgaan op uitlatingen van [naam 10] , valt niet vast te stellen zonder nader onderzoek naar de feiten – bijvoorbeeld een getuigenverhoor – waarvoor het kort geding zich niet leent. Nu daarover geen duidelijkheid bestaat voert het, mede gelet op alle betrokken belangen, te ver om de gevraagde voorzieningen, die niet alleen voor gedaagden, maar ook voor G-III c.s. ingrijpend zullen zijn, in kort geding toe te wijzen.
4.10.
Daar komt bij dat evenmin duidelijk is om welke producten het precies gaat en in de toekomst zal gaan. Wellicht kunnen partijen daarover en/of over de afbakening van grenzen (met betrekking tot bijvoorbeeld vertrouwelijke bedrijfsgegevens) nog nadere afspraken maken. Daarbij is er goede nota van genomen dat gedaagden uitdrukkelijk hebben verklaard geen vertrouwelijke gegevens te hebben doorgespeeld aan G-III en dat in de toekomst ook niet te zullen doen. Overigens hebben zij en G-III in dat verband ook gewezen op eerdere samenwerkingen tussen PVH en G-III (licentieverleningen) in welk kader G-III al over de nodige informatie zou beschikken die THE nu als ‘vertrouwelijk’ bestempelt. Ook op dat punt is nader onderzoek vereist, wat de kaders van dit kort geding te buiten gaat.
4.11.
Niettegenstaande het voorgaande wordt nog opgemerkt dat een mogelijke informele instemming van THE met de samenwerking van AWWG met G-III geen vrijbrief is om ongelimiteerd rechtstreeks met THE te gaan concurreren op dezelfde markt in dezelfde prijsklasse. Op dit moment staat echter zoals gezegd ook ten aanzien van de producten onvoldoende vast waar het precies om gaat en dat dat aan de orde zou kunnen zijn. Ook om die reden gaat toewijzing van de vorderingen van THE te ver.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van THE zullen worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering om AWWG c.s. te veroordelen om haar verplichting om THE op de hoogte te houden van alle aangelegenheden die de belangen van THE aangaan na te komen. De omstandigheid dat THE niet (tijdig) op de hoogte is gesteld van het aandelenbelang van G-III in AWWG is onvoldoende om daarover anders te oordelen. Weliswaar zou het netjes zijn geweest als AWWG THE daarvan op de hoogte had gesteld, maar over de vraag of het hier gaat om een ‘important change’ kan worden getwist. In elk geval gaat het niet om een wijziging van de zeggenschap in de onderneming.
4.13.
Bij deze uitkomst hoeven de overige weren van gedaagden – bijvoorbeeld dat volgens hen alleen Pepe c.s. en niet ook AWWG gebonden is aan de Overeenkomsten, zodat AWWG alleen uit onrechtmatige daad zou kunnen worden aangesproken waarop dan Spaans recht van toepassing zou zijn, en dat Pepe c.s. geen contractbreuk kunnen plegen, aangezien de vennootschappen die met G III een samenwerking zijn aangegaan andere rechtspersonen zijn – geen verdere bespreking. Daarbij wordt wel opgemerkt dat een (mede)veroordeling van AWWG, als de entiteit die de zeggenschap over Pepe heeft, in de rede zou kunnen liggen als Pepe contractbreuk zou plegen, en dat AWWG niet onder haar aansprakelijkheid zou kunnen uitkomen doordat de Overeenkomsten door haar dochtervennootschappen zijn aangegaan en de samenwerking met G-III weer andere aan haar gelieerde vennootschappen betreft.
4.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal THE worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden en van de voegende partij.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt THE in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden en van G-III c.s. voor ieder van hen begroot op:
– € 688,00 € 688,00 aan griffierecht,
– € 688,00 € 1.107,00 aan salaris advocaat
– € 688,00 € 178,00 aan nakosten,
– € 688,00 € 1.973,00 totaal,
te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend,
5.3.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MB