Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
[opgeëiste persoon] ,
Procedure
Parket van de Procureur des Konings Limburg te België(hierna
het VTBS-verzoek). Aan het VTBS-verzoek is ten grondslag gelegd dat in de Belgische strafzaak waarvoor de overlevering is toegestaan op 6 december 2024 een inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig dient te zijn. Op dit moment wordt de feitelijke overlevering echter belet door een tweetal openstaande Nederlandse strafvervolgingen die op 28 oktober 2024 in hoger beroep worden behandeld. Het openbaar ministerie heeft in een e-mail van 17 oktober 2024 toegelicht dat het in deze Nederlandse strafvervolgingen geen beletsel ziet om de opgeëiste persoon voorafgaande aan de zitting van 6 december 2024 aan België feitelijk over te leveren, nu de inhoudelijke behandeling van deze zaken reeds op 28 oktober 2024 zal plaatsvinden. Daarnaast zit de opgeëiste persoon thans een door een Belgische rechter opgelegde gevangenisstraf van 5,5 jaar uit, die door Nederland op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
uitstel van de feitelijke overlevering).
Standpunten officier van justitie en raadsvrouw
Beoordeling
ofweleen beslissing tot uitstel van de feitelijke overlevering dient te nemen,
ofweleen beslissing tot voorlopige terbeschikkingstelling onder voorwaarden. Indien de beslissing tot voorlopige terbeschikkingstelling, bijvoorbeeld om praktische redenen, niet binnen 10 dagen na toestaan van de overlevering kan worden genomen, dan dient de rechtbank bij het bestaan van beletsels de feitelijke overlevering eerst binnen die termijn op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de opgeëiste persoon of diens raadsman uit te stellen.
“indien en zolang tegen de opgeëiste persoon een strafrechtelijke vervolging in Nederland gaande is, of eendoor een Nederlandse rechter tegen hem gewezen strafvonnisnog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar is”. Naar de letter van de wet is daar in het geval van de opgeëiste persoon dus geen sprake van.
2. In plaats van de overlevering uit te stellen kan de uitvoerende rechterlijke autoriteit de gezochte persoon tijdelijk aan de uitvaardigende staat overleveren onder de door de uitvoerende en de uitvaardigende rechterlijke autoriteit onderling overeengekomen voorwaarden. De overeenstemming wordt schriftelijk vastgelegd en de voorwaarden zijn bindend voor alle autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat.
contra legem. In dat verband acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
“of een door een Nederlandse rechter tegen hem gewezen strafvonnis nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar is”. De UW is in 1967 in werking getreden en artikel 39 UW is sindsdien niet tekstueel gewijzigd. In die tijd bestond er nog niet de mogelijkheid voor Nederland om de tenuitvoerlegging van in het buitenland gewezen strafvonnissen over te nemen. De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) is immers pas in 1988 in werking getreden en de WETS pas in 2012. Met die mogelijkheid kon bij de inwerkingtreding van de UW dus ook geen rekening worden gehouden. De wetsgeschiedenis bevat geen aanwijzingen dat de wetgever bij het ontwerp van de OLW rekening heeft gehouden met de (op dat moment inmiddels wel bestaande) mogelijkheid dat een opgeëiste persoon in Nederland een overgenomen buitenlandse straf uitzit, die een beletsel voor de feitelijke overlevering vormt. De wetgever heeft bij het ontwerp van de OLW die mogelijkheid ook niet expliciet uitgesloten, maar heeft klaarblijkelijk gemakshalve aangesloten bij de formulering van het vergelijkbare artikel in de UW. Ook gelet op het kennelijke doel van zowel artikel 24 Kaderbesluit als het daarop gebaseerde artikel 36 OLW, te weten (voor zover hier relevant) om een wettelijke regeling te creëren voor de situatie dat de feitelijke overlevering wordt verhinderd omdat de opgeëiste persoon in Nederland een gevangenisstraf uitzit, kan genoegzaam worden aangenomen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om de tenuitvoerlegging van een overgenomen buitenlandse straf niet onder het bereik van die wettelijke regeling te brengen.
Beslissing
[opgeëiste persoon]voorlopig ter beschikking van het
parket van de Procureur des Konings Limburg te België, onder de hiervoor vermelde voorwaarden.