ECLI:NL:RBAMS:2024:6517

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/6141 en AMS 24/6163
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening tegen woningsluiting op grond van de Opiumwet

Op 25 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AMS 24/6141 en AMS 24/6163. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben een voorlopige voorziening aangevraagd tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 16 oktober 2024 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid cannabis, een vuurwapen en contant geld tijdens een politieonderzoek op 12 augustus 2024. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen om schorsing van de sluiting.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 23 oktober 2024 behandeld en geconcludeerd dat het belang van verzoekers bij schorsing van de woningsluiting zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester bij onmiddellijke sluiting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk was, vooral omdat de verzwarende omstandigheden met betrekking tot de broer van verzoeker niet meer van toepassing waren, aangezien hij uit de woning was vertrokken. De voorzieningenrechter heeft de sluiting van de woning geschorst tot zes weken na de beslissing op de bezwaren en heeft de burgemeester veroordeeld tot betaling van griffierechten en proceskosten aan verzoekers.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen, zoals woningsluiting, en de verplichting van de overheid om adequaat te motiveren waarom dergelijke ingrijpende besluiten noodzakelijk zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummers: AMS 24/6141 en AMS 24/6163

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2024 in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.A. Bos),
en

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E.G.S. Roethof),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. F.A. Arents).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 16 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de woning aan de [adres] (hierna: de woning), met ingang van
17 oktober 2024 voor de duur van drie maanden gesloten.
1.2.
Verzoeker en verzoekster hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de sluiting van de woning per direct wordt opgeschort.
1.3.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder. Ook waren op de zitting aanwezig T. Oolman-Bakah, tolk in de taal Twi, de oudste zoon van verzoekster en de partner van verzoekster.

Totstandkoming van de besluiten

2. Op 12 augustus 2024 is naar aanleiding van een aanhouding door de politie een onderzoek ingesteld in de woning. Verzoekster woonde op dat moment samen met haar partner en haar twee meerderjarige zoons, [verzoeker] (hierna: verzoeker) en [naam] (hierna: een broer van verzoeker) in de woning. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 23 augustus 2024 volgt dat de politie 6,1 kilogram cannabis, een vuurwapen van het merk Glock, € 80.565,- aan briefgeld en twee telefoons heeft aangetroffen in de woning. Ook blijkt uit de rapportage dat er eerder op die dag een schietincident heeft plaatsgevonden waarbij het aannemelijk is dat twee van de bewoners van de woning, verzoeker en de broer van verzoeker, daarbij betrokken zijn geweest. Naar aanleiding van voornoemde constateringen heeft verweerder op 16 oktober 2024 op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet en de Beleidsregels [1] de woning per 17 oktober 2024 gesloten voor de duur van drie maanden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoekers dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het belang dat wordt gediend door de onmiddellijke uitvoering van het besluit.
5. De woningsluiting is erop gericht de openbare orde onmiddellijk en duurzaam te herstellen en ernstige ordeverstoringen te voorkomen. In dat kader voert verweerder beleid waaruit blijkt dat indien een woning feitelijk wordt bewoond op het moment van de constatering van de politie van een handelshoeveelheid drugs, een bestuurlijke waarschuwing wordt gegeven, tenzij er verzwarende omstandigheden zijn.
6. Uit de bestuurlijke rapportage en hetgeen op zitting is besproken blijkt dat de verzwarende omstandigheden, die verweerder aan de woningsluiting ten grondslag legt, allemaal te maken hebben met de broer van verzoeker. De handelshoeveelheid cannabis, het vuurwapen en de grote som contant geld zijn aangetroffen in zijn kamer. Niet aannemelijk is geworden dat verzoekers iets met de aangetroffen goederen te maken hebben. Ook is op zitting gebleken dat het Openbaar Ministerie geen stappen neemt tegen verzoeker na het incident dat op 12 augustus plaatsvond. De gemachtigde van verzoekster heeft op zitting toegelicht dat de broer van verzoeker, die 29 jaar oud is, in voorlopige hechtenis zit. Bovendien is op zitting gebleken dat de broer van verzoeker na het onderzoek in de woning op 12 augustus 2024 is uitgeschreven uit het adres van de woning. Volgens verzoekster zal hij ook niet meer terugkeren na zijn voorlopige hechtenis.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had verweerder deze omstandigheden kenbaar moeten meewegen in het bestreden besluit. Verweerder had moeten motiveren waarom de sluiting van de woning het passende middel is, nu de broer van verzoeker, op wie de verzwarende omstandigheden betrekking hebben, is uitgeschreven uit de woning. Verweerder had moeten motiveren waarom een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing, eventueel met de voorwaarde dat de broer van verzoeker niet meer naar de woning zal terugkeren, niet passend is. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is om de woning per direct te sluiten.
8. Hierbij neemt de voorzieningenrechter ook het volgende in aanmerking. Verweerder heeft niet aangevoerd dat de aangetroffen drugs feitelijk vanuit het pand werden verhandeld of dat sprake is van een “loop” naar de woning. Het belang van verweerder bij de onmiddellijke woningsluiting ligt alleen in het risico dat het open blijven van de woning ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde omdat de vrees bestaat dat criminele activiteiten gaan plaatsvinden. Na 12 augustus 2024 hebben zich echter geen incidenten meer voorgedaan.
9. Tegenover het belang van verweerder bij onmiddellijke woningsluiting, staan de belangen van verzoekers. Verweerder heeft op de zitting gesteld dat is meegewogen dat het bij woningsluiting aannemelijk is dat de verhuurder van de woning de huurovereenkomst zal ontbinden. De kans is dus groot dat onmiddellijke sluiting permanente gevolgen zal hebben voor verzoekers. Daarnaast zijn de gevolgen van de woningsluiting voor verzoekster ingrijpend vanwege haar medische situatie. Zij is vorig jaar geopereerd aan haar rug waardoor zij zich moeilijk kan voortbewegen. Door de woningsluiting is verzoekster noodgedwongen bij haar dochter in een studentenwoning ingetrokken terwijl dit niet is toegestaan. Zij heeft aangevoerd dat zij niet langer bij haar dochter kan blijven. Verzoeker overnacht sinds de sluiting in de auto van zijn zus. Het is niet gebleken dat verzoekers andere mogelijke verblijfplaatsen tot hun beschikking hebben.
10. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekers bij schorsing van de woningsluiting zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij de per directe sluiting van de woning.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op de bezwaren.
12. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat verweerder de griffierechten moet vergoeden en dat verzoeker en verzoekster ook een vergoeding krijgen van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigden hebben verzoekschriften ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,- aan verzoeker en € 1.750,- aan verzoekster.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na de beslissing op de bezwaarschriften.
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan verzoeker en € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker en tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Besluit van de burgemeester van de gemeente Amsterdam houdende beleidsregels over de sluitingsbevoegdheid op grond van de Opiumwet, de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam), geldend van 01-02-2023 t/m heden.