Op 25 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AMS 24/6141 en AMS 24/6163. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben een voorlopige voorziening aangevraagd tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 16 oktober 2024 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid cannabis, een vuurwapen en contant geld tijdens een politieonderzoek op 12 augustus 2024. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen om schorsing van de sluiting.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 23 oktober 2024 behandeld en geconcludeerd dat het belang van verzoekers bij schorsing van de woningsluiting zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester bij onmiddellijke sluiting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk was, vooral omdat de verzwarende omstandigheden met betrekking tot de broer van verzoeker niet meer van toepassing waren, aangezien hij uit de woning was vertrokken. De voorzieningenrechter heeft de sluiting van de woning geschorst tot zes weken na de beslissing op de bezwaren en heeft de burgemeester veroordeeld tot betaling van griffierechten en proceskosten aan verzoekers.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen, zoals woningsluiting, en de verplichting van de overheid om adequaat te motiveren waarom dergelijke ingrijpende besluiten noodzakelijk zijn.