Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Tsjechische autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1984, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft op 10 oktober 2024 de behandeling van het EAB gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Steller, en een tolk in de Engelse taal. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, zware mishandeling is, en dat dit feit ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vereisten voor dubbele strafbaarheid zijn voldaan, aangezien het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden met zich meebrengt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Tsjechië toe te staan, zoals verzocht in het EAB. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.