In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.F.J. Bollen, een vordering ingesteld tegen de NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., vertegenwoordigd door mr. W.A.M. Rupert, met betrekking tot schade aan zijn woning. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 4 oktober 2023, vastgesteld dat in beginsel 55% van de schade gedekt is onder de woonhuisverzekering. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een constructiefout, zoals gedefinieerd in de polisvoorwaarden van de verzekering. De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat schade ontstaan door fouten in de constructie van het gebouw uitgesloten is van dekking.
De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om deskundigen in te schakelen om de woning te inspecteren. De deskundige van de verzekeraar, Van Kuijk, en de deskundige van eiser, M. van Mierlo, hebben beiden hun bevindingen gepresenteerd. De verzekeraar stelde dat de dilatatie tussen de twee bouwdelen niet over de volledige hoogte van het gebouw was doorgezet, wat zou hebben geleid tot schade. Eiser betwistte dit en stelde dat de dakconstructie correct was uitgevoerd en dat er geen constructiefout was.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van een constructiefout. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van de gerechtelijke deskundige Steenvoorden, die heeft vastgesteld dat er een significant verschil in zetting was tussen de bouwdelen A en B. De rechtbank concludeerde dat de keuze van eiser om geen dilatatie in de dakconstructie door te voeren, een risico met zich meebracht dat niet voldoende was ondervangen. Hierdoor werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten van de verzekeraar, die op € 3.273 zijn begroot.