Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,wonende te [woonplaats 2] , Verenigd Koninkrijk,
3. [eiser 3] ,wonende te [woonplaats 2] , Verenigd Koninkrijk,
2. [gedaagde 2] ,wonende te [woonplaats 3] ,
3. de vennootschap naar Brits recht
gedaagden.
1.De procedure
2.De beoordeling
ex parte, dus zonder gedaagden te horen, om een account dat gedaagde sub 2 aanhoudt bij gedaagden sub 1 en 3 te bevriezen en te bepalen dat de verdere behandeling van deze voorziening wordt voortgezet op de mondelinge behandeling van dit kort geding, waar de hoofdvordering wordt behandeld. Uitgangspunt is dat hoor en wederhoor wordt toegepast voordat een beslissing wordt gegeven. Dat fundamentele recht kan alleen wijken indien dat nodig is voor een adequate rechtsbescherming in een specifieke zaak. Dat kan het geval zijn indien een ordemaatregel nodig is om te voorkomen dat wat in kort geding wordt gevorderd anders geheel of gedeeltelijk illusoir zou worden.
ex partemoet worden gegeven, omdat die anders te gemakkelijk kan worden ontlopen. Een parallel kan worden getrokken met het leggen van conservatoir beslag waarvoor de voorzieningenrechter het verlof in de regel ook
ex parteverleent, indien het bestaan van de vordering summierlijk deugdelijk wordt geacht. Dit alles maakt dat voldoende aanleiding bestaat de ordemaatregel te verlenen zoals verzocht.
3.De beslissing
3.3. beveelt gedaagden sub 1 en 3 om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de advocaat van eisers bekend te maken op welke dag en tijdstip de onder 3.1 bedoelde bevriezing c.q. schorsing van rechten is ingegaan en welke soort en kwantiteit activa met inbegrip van liquide tegoeden door de ordemaatregel zijn getroffen, met toezending van een schermafbeelding van het bevroren account,
€ 50.000,- voor iedere overtreding van de onder 3.1, 3.2 en 3.3 opgenomen veroordelingen, te vermeerderen met een dwangsom van € 50.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met maximum van € 1.000.000,-,