ECLI:NL:RBAMS:2024:6468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
13/195807-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Regionale Rechtbank van Wloclawek, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB, dat op 10 april 2024 is uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren in 1989. De behandeling van het EAB vond plaats op 20 augustus 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door haar raadsman, mr. W. Suttorp, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, onder onmiddellijke schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in het verleden is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar, waarvan nog 364 dagen resteren. De opgeëiste persoon heeft betwist dat zij ooit voor deze zaak is vastgezet, maar de rechtbank heeft op basis van het vertrouwensbeginsel de informatie van de Poolse autoriteiten als juist aangenomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn, te weten valsheid in geschrift en oplichting, beide meermalen gepleegd.

De raadsman heeft zich beroepen op de detentieomstandigheden in Polen, verwijzend naar een rapport van het CPT, maar de rechtbank oordeelde dat deze zorgen niet opwegen tegen de noodzaak van de overlevering, aangezien het gaat om de tenuitvoerlegging van een reeds opgelegde straf. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/195807-24
Datum uitspraak: 3 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 april 2024 door
The Regional Court of Wloclawek, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
verblijfadres: [verblijfsadres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. W. Suttorp, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding, onder onmiddellijke schorsing tot aan de uitspraak, bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
- II K 1584/10: Cumulative sentence of the District Court in Wloclawek of 6th October 2010,
covering the following sentences;
- a. II K 126/09 - the District Court in Wloclawek of 8ᵗʰ April 2009;
- b. II K 554/09 - the District Court in Wloclawek of 10ᵗʰ December 2009.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de hierboven genoemde beslissing II K 1584/10 (
hierna: het verzamelvonnis) heeft geleid. Uit de e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 1 juli 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon eveneens in persoon is verschenen bij de processen die tot de hierboven genoemde beslissingen II K 126/09 en II K 554/09 hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog 364 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zij nooit heeft vastgezeten voor deze zaak en dat deze gegevens dus niet kloppen.
De rechtbank gaat op grond van het vertrouwensbeginsel uit van de juistheid van de door de Poolse autoriteiten in het EAB verstrekte informatie dat de opgeëiste persoon reeds 364 dagen in deze zaak heeft vastgezeten. De niet onderbouwde stelling van de opgeëiste persoon dat dit anders is, doet hier niet aan af.
Dit verzamelvonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
oplichting, meermalen gepleegd.

5.Detentieomstandigheden in Polen

De raadsman heeft zich onder verwijzing naar het rapport van de
Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 22 februari 2024 op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd danwel aanvullende vragen moeten worden gesteld aan de Poolse autoriteiten over de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd en op welke wijze wordt gegarandeerd dat zij in de betreffende gevangenis niet wordt blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet slaagt, omdat de zorgen die in het CPT-rapport worden geuit met name betrekking hebben op de omstandigheden in de
remand prisonsen in dit geval sprake is van overlevering in verband met de tenuitvoerlegging van een reeds opgelegde vrijheidsstraf en de opgeëiste persoon dus niet in een detentie-instelling voor voorlopig gedetineerden zal worden geplaatst.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 225 en 326 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The Regional Court of Wloclawek(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.