ECLI:NL:RBAMS:2024:6461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
13-194839-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot identiteit en bewijsstukken

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Weiden in Duitsland. De officier van justitie had op 24 juni 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Syrië in 1989, die gedetineerd was in Nederland. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Korver, en een tolk. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met 30 dagen en beval de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

De raadsman betwistte de identiteit van de opgeëiste persoon en voerde aan dat de Duitse autoriteiten niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de opgeëiste persoon de juiste persoon was. De officier van justitie stelde echter dat de vingerafdrukken van de opgeëiste persoon overeenkwamen met die van de persoon waar Duitsland om verzocht. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon inderdaad de door Duitsland verzochte persoon was, gebaseerd op een dactyloscopisch rapport dat de overeenstemming van de vingerafdrukken bevestigde.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank stond de overlevering toe, waarbij werd opgemerkt dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook in Nederland strafbaar zijn. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en B.M. Vroom-Cramer, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-194839-24
Datum uitspraak: 3 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 juni 2024 door het
Amtsgericht Weiden(Duitsland), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1989
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 september 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Korver, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Arabische (Syrisch-Libanese) taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor de sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een op 14 juni 2024 door het
Amtsgericht Weidenuitgevaardigd arrestatiebevel met dossiernummer: 1 Gs 665/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Genoegzaamheid van de stukken

Standpunt van de raadsman
Uit de stukken van het dossier blijkt niet dat de door de Duitse autoriteiten verzochte persoon de opgeëiste persoon betreft. Duitsland verzoekt de overlevering van een persoon die de naam [naam] draagt: de opgeëiste persoon ontkent dat hij dat is. Er zijn door Duitsland vingerafdrukken verstrekt die overeenkomen met die van de opgeëiste persoon maar deze vingerafdrukken zijn echter afkomstig uit Servië. Hoe het Servische document tot stand is gekomen is niet duidelijk en bovendien verklaart de opgeëiste persoon dat hij nooit vingerafdrukken heeft laten afnemen in Servië.
Primair dient de overlevering op grond van het voorgaande te worden geweigerd. Subsidiair verzoekt de raadsman de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te kunnen vragen bij de Duitse autoriteiten over de identiteit van de verzochte persoon.
Standpunt van de officier van justitie
Op basis van de
matchvan de door de Duitse autoriteiten verstrekte vingerafdrukken met die van de in Nederland afgenomen vingerafdrukken van de opgeëiste persoon, kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon de door de Duitse autoriteiten verzochte persoon betreft. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ter zitting aanwezige opgeëiste persoon de door de Duitse autoriteiten verzochte persoon betreft.
Uit het Rapport Dactyloscopisch identiteitsonderzoek van 21 juni 2024 blijkt dat de vingerafdrukken, zoals verstrekt door de Duitse autoriteiten [4] van een persoon die zich [naam] noemt, zijn vergeleken met die van de in Nederland afgenomen vingerafdrukken van [opgeëiste persoon] , geb. [geboortedag] , SKN [nummer] , geregistreerd in HAVANK onder incidentnummer [nummer] en biometrienummer [nummer] . Uit de door de Duitse autoriteiten verstrekte documenten blijkt dat de door hen verstrekte vingerafdrukken zijn afgenomen in Servië.
Het resultaat van het dactyloscopisch onderzoek is dat voornoemde vingerafdrukken van één en dezelfde persoon afkomstig zijn.
Daar komt bij dat de opgeëiste persoon bij de Nederlandse officier van justitie heeft verklaard dat hij denkt dat op de door de Duitse autoriteiten bij het EAB verstrekte foto een persoon staat afgebeeld waarvan hij denkt dat hij dat betreft. Ten slotte heeft de opgeëiste persoon ter zitting verklaard dat in Nederland vingerafdrukken van hem zijn afgenomen.
De enkele ontkenning door de opgeëiste persoon dat zijn vingerafdrukken in Servië zijn afgenomen vormt voor de rechtbank geen aanleiding om niet op grond van het vertrouwensbeginsel van de juistheid van de door de Duitse autoriteiten verstrekte informatie uit te gaan. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van voornoemd dactyloscopisch rapport en verwerpt het verweer. De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemd lijstfeit, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 13, te weten:
hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd.
In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [5]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe aan dat:
- het onderzoek in Duitsland is aangevangen;
- het bewijs zich in Duitsland bevindt;
- de Duitse rechtsorde het meest is geschaad omdat de meeste feiten op Duits grondgebied

hebben plaatsgevonden;

-
- het Openbaar Ministerie niet voornemens is de opgeëiste persoon voor deze feiten te

vervolgen.

De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. De gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat, in het licht van de argumenten van de officier van justitie, het gegeven dat de feiten geheel of gedeeltelijk in Nederland zijn gepleegd onvoldoende aanleiding vormt om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]alias
[naam]aan het
Amtsgericht Weiden (Duitsland)voor de feiten zoals deze zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Bestandnaam: Fingerabdrücke_ [opgeëiste persoon] - (Optimized). pdf
5.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.