In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een huurrechtkwestie tussen Stichting de Alliantie en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, Stichting de Alliantie, heeft de gedaagde gedagvaard en verzocht om ontruiming van de huurwoning vanwege achterstallige huur. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eiseres heeft haar vordering beperkt tot vier maanden aanvangshuurprijs vermeerderd met servicekosten, in afwachting van een beslissing van de Hoge Raad over een mogelijk oneerlijk huurprijswijzigingsbeding in de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG inzake oneerlijke bedingen. De rechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de huurovereenkomst niet oneerlijk zijn en dat de vordering van de eiseres niet onrechtmatig of ongegrond is. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechter heeft de vordering tot zelf ontruimen door de eiseres afgewezen, omdat dit in strijd is met de wet.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van toetsing van huurcontracten aan consumentenrecht en de bescherming van huurders tegen oneerlijke bedingen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ongeacht een eventueel hoger beroep.