ECLI:NL:RBAMS:2024:6441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
13-218600-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Tsjechië

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Okresní soud v Bruntále in Tsjechië. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat is uitgevaardigd op 13 juli 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Tsjecho-Slowakije, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.D.M. van Oers, en een tolk in de Tsjechische taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 4 oktober 2021 in persoon is gedagvaard en op de hoogte is gesteld van de procedure die heeft geleid tot de beslissing van het Gerechtshof te Ostrava. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn, zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de rechtsgang en dat de informatie in het EAB ondubbelzinnig is.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de toepasselijke wetsbepalingen zijn genoemd, en heeft geconcludeerd dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-218600-24
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 juli 2022 door
Okresní soud v Bruntále, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft – na eerder aangehouden behandelingen op de zittingen van 11 en 17 september 2024 – plaatsgevonden op de zitting van 1 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.D.M. van Oers, advocaat in Roosendaal en door een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op de zitting van 11 september 2024 met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een uitspraak van de Rechtbank te Bruntál van 28 april 2021, č. J. 66 T 175/2020-429 in samenhang met de beslissing van
Krajský soud(het Gerechtshof) te Ostrava van 26 oktober 2021, nr. 3 To 275/20212-474.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog drie jaren, negen maanden, vijfentwintig dagen, vijf uren en vijftig minuten. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon betwist dat hij op de hoogte is geraakt van de procedure in hoger beroep, terwijl de informatie in het EAB en de aanvullende informatie hierover niet ondubbelzinnig is. Subsidiair moeten hierover nadere vragen aan de Tsjechische autoriteiten worden gesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. In de aanvullende informatie staat ondubbelzinnig vermeld dat de opgeëiste persoon op 4 oktober 2021 in persoon is gedagvaard en daarbij is geïnformeerd over de datum en plaats van het proces dat tot het arrest heeft geleid, en daarbij is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. De behandeling van de zaak hoeft niet te worden aangehouden aangezien (onderliggende) bewijsstukken van de betekening niet zijn vereist.
Het oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Uit de aanvullende informatie van 12 augustus 2024 volgt dat de beslissing in hoger beroep de definitieve beslissing is waartegen geen beroep meer mogelijk is, zodat de rechtbank de beslissing van 26 oktober 2021 van het Gerechtshof te Ostrava aan artikel 12 OLW zal toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van voornoemde aanvullende informatie stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon persoonlijk is gedagvaard op 4 oktober 2021 en hij daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt.
Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. Bovendien zijn geen objectieve stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie in het EAB onjuist is. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon is daartoe niet voldoende. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.
De rechtbank is gelet op voornoemde van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een deel van de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden;
en
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 311, 453 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Okresní soud v Bruntále, Tsjechië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en J.M. Esschendal, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (