Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Okresní soud v Bruntále in Tsjechië. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat is uitgevaardigd op 13 juli 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Tsjecho-Slowakije, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.D.M. van Oers, en een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 4 oktober 2021 in persoon is gedagvaard en op de hoogte is gesteld van de procedure die heeft geleid tot de beslissing van het Gerechtshof te Ostrava. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn, zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de rechtsgang en dat de informatie in het EAB ondubbelzinnig is.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de toepasselijke wetsbepalingen zijn genoemd, en heeft geconcludeerd dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.