ECLI:NL:RBAMS:2024:6434

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
13-177527-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering dat op 5 augustus 2024 door de Amerikaanse autoriteiten is ingediend, met als doel strafvervolging voor verschillende strafbare feiten, waaronder overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank heeft de opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en momenteel gedetineerd is, op 15 oktober 2024 gehoord, samen met zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, en de officier van justitie, mr. A. Keulers. Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Dominicaanse en Spaanse nationaliteit bezit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten voor uitlevering, zoals vastgelegd in de Uitleveringswet en het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten, is voldaan. De feiten waarvoor uitlevering wordt verzocht zijn ook strafbaar in Nederland en kunnen leiden tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de uitlevering toelaatbaar is en heeft dit verzoek goedgekeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de opgeëiste persoon heeft de mogelijkheid om binnen 14 dagen beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-177527-24
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Uitleveringswet van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 12 augustus 2024, onder meer strekkende tot het in behandeling nemen van het door tussenkomst van de Minister van Veiligheid en Justitie ontvangen verzoek van de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika van 5 augustus 2024 tot uitlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De rechtbank heeft op 15 oktober 2024 de opgeëiste persoon, zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, advocaat te Amsterdam en de officier van justitie, mr. A. Keulers, ter openbare zitting gehoord.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.De identiteit van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia als bovengenoemd juist zijn en dat hij niet de Nederlandse maar de Dominicaanse en Spaanse nationaliteit heeft.

3.Het verzoek tot uitlevering

Het verzoek tot uitlevering is gedaan bij
diplomatic notenr. 59/24 van 5 augustus 2024 van de ambassade van de Verenigde Staten van Amerika in Den Haag.
De uitlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht ter strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn aanhouding is gelast en zoals omschreven in het
Affidavit in support of request for extraditionvan de
United States District Court Southern District of Floridavan 15 juli 2024.
Op het verzoek is van toepassing het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: het Verdrag).
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten in artikel 9, tweede lid, onder a-d, derde lid, onder a en b en zesde lid van het Verdrag, gelet op het hiervoor genoemde
Affidavitmet bijlagen, waaronder een gewaarmerkt afschrift van het aanhoudingsbevel van de
United States District Court for the Southern District of Floridavan 20 september 2022.

4.Dubbele strafbaarheid

De feiten waarvoor de uitlevering wordt verzocht, zijn naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika strafbaar en daarvoor kan telkens een vrijheidsstraf van meer dan een jaar worden opgelegd, terwijl die feiten naar Nederlands recht als eenzelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar zijn en daarvoor telkens een vrijheidsstraf van meer dan een jaar kan worden opgelegd.
De feiten zijn naar Nederlands recht te kwalificeren als:
-
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
-
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
-
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
-
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.

5.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd, is bevonden dat aan alle daarvoor in de Uitleveringswet en het Verdrag gestelde eisen is voldaan, dient de gevraagde uitlevering toelaatbaar te worden verklaard.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 2 en 10 en 11b van de Opiumwet;
artikel 2 van de Uitleveringswet;
de artikelen 1, 2, 9 en 11 van het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, met bijlage, gesloten te 's-Gravenhage op 24 juni 1980 (Trb. 1980, 11, Trb. 1980, 133, Trb. 2004, 296);
het Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te ’s-Gravenhage op 24 juni 1980 (Trb. 2004, 299).

7.Beslissing

Verklaart
TOELAATBAARde door de Verenigde Staten van Amerika verzochte uitlevering van
[opgeëiste persoon]voornoemd ter strafvervolging terzake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals omschreven in de
Affidavit in support of request for extraditionvan de
United States District Court Southern District of Floridavan 15 juli 2024.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 oktober 2024.
Ingevolge artikel 31 van de UW kan de opgeëiste persoon tegen deze uitspraak binnen 14 dagen beroep in cassatie instellen.